Research

Security and Defence

Articles

Rondetafelgesprek over het EU Strategisch Kompas

18 Jan 2022 - 17:18
Bron: Clingendael
Vaste Tweede Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken, 18 januari 2022

Samenvatting

Het EU Strategisch Kompas geeft op heldere wijze richting aan de ontwikkeling van de EU op het gebied van veiligheid en defensie. Ambitie is gekoppeld aan realisme. Concrete maatregelen verbonden aan tijdslijnen bieden een goed toetsingskader voor de uitvoering.

Echter, het Strategisch Kompas richt zich alleen op de korte termijn, met een nadrukkelijk focus op de periode tot 2025. Een langetermijnperspectief ontbreekt. Hierdoor geeft het Kompas onvoldoende richting aan capaciteitenontwikkeling in de verdere toekomst.

Gelet op de veranderende verhoudingen tussen Europa en de Verenigde Staten, zou het Kompas ook beter moeten aangeven hoe de versterking van de veiligheid- en defensiesamenwerking in de EU bijdraagt aan een betere trans-Atlantische lastenverdeling in de NAVO.

Algemeen

De EU Hoge Vertegenwoordiger heeft in november 2021 de eerste versie van het EU Strategisch Kompas verspreid onder de lidstaten. Begin januari is een licht aangepaste tweede versie verschenen voor bespreking tijdens de informele vergaderingen van de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken in Brest (12-14/1). De lidstaten hebben op beide versies overwegend positief gereageerd. De ‘strategische dialoogfase’ (januari-september 2021) heeft zeker bijgedragen aan de buy in van de lidstaten, bood ruimte voor het leveren van input en voor het afbakenen van de common ground.

Desalniettemin zullen sommige lidstaten in het vervolgproces proberen de tekst verder in de hun gewenste richting bij te stellen. De definitieve versie van het Kompas wordt aangenomen op de Europese Raad van 24-25 maart, waarna de uitvoeringsfase aanvangt. Die stelt veel grotere uitdagingen, waarbij veel – zo niet alles – afhangt van de bereidheid van de lidstaten om de concrete actiepunten te verwezenlijken. Voortdurende politieke druk op het hoogste niveau en meer inzet van de lidstaten op verdieping van de defensiesamenwerking met andere EU-lidstaten op alle facetten (operationeel, capaciteitenontwikkeling, technologisch en industrieel) zijn sleutelfactoren voor succesvolle uitvoering.  

Drie specifieke punten

Doelstelling: het Kompas moet richting geven aan het  veiligheid- en defensiebeleid van de EU voor de komende 5-10 jaar. Het spitst dit vooral toe op het ‘hoe, wat en wanneer’ van te nemen maatregelen met concrete doeleinden voor te ondernemen actie. Een kompas geeft richting hoe bij het doel te geraken. Het EU Strategisch Kompas geeft inderdaad richting aan, maar het te bereiken doel is minder duidelijk. Het gaat om meer verantwoordelijkheid nemen voor de eigen veiligheid en daarmee de afhankelijkheid van de VS te verminderen. Op welke wijze de EU-inspanningen dienstbaar zijn aan een betere lastenverdeling in de NAVO blijft onduidelijk. Het Kompas geeft wel aan dat veiligheid en defensie meer omvat dan taken in het kader van het Gemeenschappelijke Veiligheid- en Defensiebeleid (GVDB) – en verstrekt voorbeelden wat betreft maritiem optreden en het ruimtedomein – maar strategische doelstellingen hiervoor ontbreken.  

Ambitieniveau: voor het GVDB geldt een nieuw militair ambitieniveau van een EU Rapid Deployment Capacity van max. 5.000 militairen. Positief is de nadrukkelijke vermelding van de modulaire samenstelling van land, lucht en maritieme elementen (tailor-made). Twijfelachtig is de haalbaarheid van het concrete actiepunt om alle enablers in 2025 ook beschikbaar te hebben, gezien de grote tekortkomingen van de EU-lidstaten, in het bijzonder wat betreft inlichtingen en strategische verkenningen. De vraag blijft ook waarop het aantal van max. 5.000 militairen is gebaseerd. Enerzijds wordt met de verwijzing naar een mogelijk inzetscenario voor rescue & evacuation de indruk gewekt dat het aantal is gebaseerd op de evacuatieoperaties vanaf de luchthaven in Kaboel in augustus 2021. Daarmee zou de EU dan voor de 3e keer de fout in gaan door de laatste crisis te hanteren als uitgangspunt voor het militair ambitieniveau.[1] Anderzijds roept de vermelding van ‘stabilisatie’ als scenario vooral vragen op over het voortzettingsvermogen. De Rapid Deployment Capacity is een initial entry force en stabilisatieoperaties zijn veelal van lange duur. Wie volgt de interventiemacht dan op?

 

Capaciteitenontwikkeling: het Kompas verschuift de behoeftestelling naar de korte termijn (namelijk de aansluiting bij de huidige operationele behoeften), waarmee de te versterken capaciteiten nadrukkelijker gekoppeld worden aan het ambitieniveau in het kader van het GVDB. Het voordeel hiervan is dat er veel meer druk komt op de lidstaten voor de realisatie van meer ambitieuze doelstellingen voor militaire capaciteiten (zoals de enablers). Het nadeel is dat het Kompas met deze accentuering geen of onvoldoende richting geeft aan capaciteitenontwikkeling op de lange termijn, aan multinationale materieelprogramma’s (veelal met looptijden van 10-20 jaar) en aan Europese defensie-industriële samenwerking.[2] Dat is een ernstige misser. Hierdoor wordt de samenhang tussen het politiek-diplomatieke spoor en de activiteiten van EU instellingen zoals het Europese Defensie Agentschap (EDA) en de Europese Commissie via het Europese Defensie Fonds (EDF) verzwakt. Deze organisaties ondernemen vooral activiteiten die zijn gericht op technologie onderzoek en ontwikkeling in het voortraject van productie (dus middellange tot lange termijn). Ten tweede strookt de prioriteit voor de kortetermijn-operationele behoeftes in het kader van het GVDB niet met de (terechte) bredere benadering van veiligheid in het Kompas. Dat stelt immers dat de EU wat betreft resilience niet alleen moet investeren in cyber en andere hybride capaciteiten, maar ook in de versterking van de veiligheid ter zee en in de ruimte – wat lastig of niet onder te brengen is bij de bestaande GVDB-taken.

Tenslotte

Het EU Strategisch Kompas wekt grote verwachtingen, maar de verwezenlijking is in hoge mate afhankelijk van de lidstaten. Het verleden van eerdere EU initiatieven (zoals ‘pooling & sharing’-2011; het Implementatie Plan voor Veiligheid en Defensie-2016) leert dat de praktijk van realisatie veel weerbarstiger is dan de vaststelling van beleid. Collectieve politieke wil is de eerste vereiste. De verdeeldheid onder de EU-lidstaten over de prioriteiten in het veiligheidsbeleid en over de inrichting van hun krijgsmachten blijft hiervoor een groot obstakel. Daarnaast is ‘Europeanisering’ van defensieplanning, materieelaanschaf en defensie-industrieel beleid een andere vereiste, waarvoor een omslag nodig is in de lidstaten van een ‘nationale’ naar een ‘Europese’ aanpak. 

Lees het Clingendael rapport The EU’s Strategic Compass for security and defence: Squaring ambition with reality.

 

[1] De Helsinki Headline Goal van 1999 was gebaseerd op de NATO Implementation Force (IFOR) na de totstandkoming van de Dayton Akkoorden over Bosnië: een legerkorps van ong. 60.000 militairen. De EU Battlegroups waren gebaseerd op de eerste autonome EU-geleide militaire operatie in oostelijk Congo (Bunia) in 2003 ter grootte van ong. 1500-2000 militairen.
[2] Voor nadere uitleg van dit aspect, zie: Luuk Molthof, Dick Zandee, Giulia Cretti, Unpacking open strategic automomy – From concept to practice (Part II  Open strategic autonomy in defence industrial policy), Clingendael Report, November 2021.