EU Forum

Zelfs 40% is niet zeker in nieuwe Europese klimaatplannen

03 Mar 2014 - 14:09

Op 20-21 maart vindt de Europese Voorjaarsraad plaats. Europese regeringsleiders bespreken dan de energie- en klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030. De belangen zijn groot. Clingendael organiseert een online debat over het belang van EU klimaatbeleid voor Nederland. Hieronder volgt gastblog #7, door Paul Luttikhuis, buitenlandredacteur van NRC Handelsblad.

 

Nog maar net hadden Connie Hedegaard en Günther Oettinger, de eurocommissarissen voor Klimaatactie en voor Energie, op 22 januari hun voorstel gepresenteerd voor wat zij een ambitieus klimaatpakket voor 2030 noemden, of Oettinger krabbelde openlijk terug. Wie mocht denken dat met een reductie van broeikasgassen met 40 procent in 2030 de wereld gered zou worden, was ‘arrogant of dom’, zei hij een week later op een bijeenkomst van de Europese werkgeversorganisatie BusinessEuropa.

In vergelijking met de uitstoot van andere landen – met name die van China en de VS – stelt die van Europa niet zoveel voor, zei Oettinger. Hij wees erop dat de EU verantwoordelijk is voor ruim 10 procent van de wereldwijde emissies van kooldioxide; 40 procent daarvan is dus niet meer dan zo’n 4,5 procent van alle broeikasgassen die wereldwijd de atmosfeer vervuilen. Een druppel op een gloeiende plaat.

Oettinger had uiteindelijk met de Brusselse plannen ingestemd omdat hij als lid van het team nou eenmaal constructief wilde zijn, gaf hij toe. Maar een week later, vond hij die constructieve houding kennelijk niet langer relevant. Want in plaats van het bedrijfsleven te motiveren om zijn schouders onder de plannen te zetten, begon hij persoonlijk aan het fundament te knagen. Oettinger zei tegen de Europese werkgevers dat hij uiterst ‘sceptisch’ was over de haalbaarheid van het voorstel waaraan hij eerst zo collegiaal zijn steun had gegeven.

Dat de 20 procent reductie in 2020 wel zal worden gehaald, was volgens de eurocommissaris te danken aan de economische crisis en de sluiting van de meest vervuilende energiecentrales in Oost-Europa. Maar dat soort ‘laaghangend fruit’, zoals Oettinger het noemde, is intussen wel geplukt. Europa kan zich een reductie van 40 procent domweg niet permitteren. In ieder geval niet als anderen niet een vergelijkbare reductie voor hun rekening zouden nemen.

Oettinger staat niet alleen met zijn visie. De Europese ministers van Industrie pleitten onlangs voor een betere balans tussen ‘industrie-, energie- en klimaatbeleid’. Dat is een andere manier om te zeggen dat de klimaatlobby best een toontje lager mag zingen. De situatie is heel anders dan voor het begin van de economische crisis in 2008, aldus de ministers. We moeten leren van de fouten uit het verleden, zei bijvoorbeeld de Griekse minister Kostis Hatzidakis. De Europese energieprijzen zijn veel te hoog en dat was volgens Hatzidakis te wijten aan de Europese klimaatambities.

Terwijl de Amerikanen zich enthousiast hadden gestort op de exploratie van schaliegas, bekommerde Europa zich om de prijs van kooldioxide en subsidies op duurzame (maar niet erg concurrerende) energie uit wind en zon. Het werd tijd voor een beetje meer realisme, vonden Hatzidakis en de andere ministers. De internationale concurrentiepositie, een Europese industriële renaissance en energiezekerheid zijn net zo belangrijk als het milieu. Een Europese klimaatdoelstelling is prima, zei ook eurocommissaris voor industrie Antonio Tajani, maar die moet voor het bedrijfsleven dan wel ‘haalbaar’ zijn. Europa kan niet altijd de eenzame koploper van het internationale klimaatbeleid zijn, zo luidde de boodschap.

Maar is Europa eigenlijk wel de koploper die het suggereert te zijn? Zeker, de Kyoto-doelstelling is gehaald en –met dank aan de economische crisis, zoals Oettinger terecht opmerkte – de vereiste emissiereductie in 2020 levert geen grote problemen op. Maar in werkelijkheid heeft Europa veel van zijn klimaatbeleid geoutsourcet. Enerzijds door via de mechanismen van ‘Kyoto’ (zoals het zogeheten Clean Development Mechanism) veel van de reducties af te kopen met buitenlandse klimaatmaatregelen (zo lag de Nederlandse uitstoot in 2010 volgens de OESO 20 procent hoger dan in het Kyoto-ijkjaar 1990, de Amerikaanse ‘slechts’ 10,3 procent). Anderzijds door de maakindustrie naar steeds-lagere-lonen-landen te verplaatsen, die daarmee ook de bijbehorende broeikasgassen op hun conto moeten schrijven. De lasten zijn voor Beijing en New Delhi, de lusten onverminderd voor Londen en Amsterdam.

Wat stelt een reductie van 40 procent in 2030 dan eigenlijk nog voor? Weet dat de Europese Commissie op andere terreinen, zoals het aandeel duurzame energie en energiebesparing, de teugels laat vieren. Trek het enorme overschot aan (te veel uitgedeelde) emissierechten dat al jaren boven de markt hangt van die 40 procent af. Besef dat er ook nog eens flink wat gratis emissierechten worden uitgedeeld ter compensatie aan zwaar vervuilende industrie, uit vrees voor de beruchte carbon leakage (bedrijven die op zoek gaan naar landen die het niet zo nauw nemen met het klimaat). En toch, zo lijkt het, zal die 40 procent niet ongeschonden door de Europese Raad komen.

 

Paul Luttikhuis is buitenlandredacteur van NRC Handelsblad.

 

----

Geïnteresseerd in Europees duurzaamheidsbeleid? Clingendael organiseert op 24 april met een aantal partners een heus Europees verkiezingsdebat. Duurzaamheid is één van de debatthema's. Houd deze website in de gaten voor meer informatie.