EU Forum

Begrijpelijke nostalgie naar Bundesbank is onterecht

05 Aug 2013 - 15:48
Source: Deutsche Post AG 2007

Zwaaide de Bundesbank maar nog steeds met de monetaire scepter in Europa. Van veel, en steeds meer, mensen hoor ik dit regelmatig. Zij zijn niet te spreken over het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB), de bank die een kloon van de Bundesbank had moeten zijn, maar dat niet is. De Buba, zoals de Bundesbank liefkozend wordt genoemd, geniet een legendarische, bijna mythische, status onder diegenen, waaronder ikzelf, die menen dat een centrale bank koste wat kost moet zorgen voor lage inflatie. De Bundesbank deed precies dat sinds de oprichting in 1948. Dat is de reden waarom de Duitse centrale bank in loop der tijd in alle talen een synoniem is geworden voor streng monetair beleid. Dat de bank zich al die tijd ook nog zeer onafhankelijk en bijna compromisloos opgesteld had tegenover Duitse politiek, completeert het beeld van hét anti-inflatie bastion.

De heimwee naar het tijdperk dat de Bundesbank de monetaire lakens uitdeelde in Europa snap ik dan ook heel goed, maar we moeten realistisch zijn. In mijn ogen zou de Buba in een euroloos Europa anno 2013 veel meer op de huidige ECB, en dus Franse of Italiaanse centrale bank, dan op de oude Buba lijken. Niet omdat de Buba veranderd is, maar omdat de wereld waarin zij opereert ingrijpend gewijzigd is vergeleken met 30 of 40 jaar geleden.

De historische haat tegen inflatie

Het imago van een diepgewortelde haat tegen inflatie heeft de Bundesbank vooral te danken aan de jaren zeventig. Terwijl het Westen bedolven werd onder een inflatietsunami – in de Verenigde Staten bedroeg geldontwaarding op een gegeven moment bijvoorbeeld 14 procent en het jaarlijks gemiddelde voor de jaren zeventig was ruim 7 procent –was er in Duitsland hooguit sprake van een inflatiegolfje. Gemiddeld bedroeg de jaarlijkse inflatie in Duitsland ca. 5 procent met een kortstondig hoogtepunt op ca. 7 procent. Het beleid van de Bundesbank was gericht op het beheersen van de geldgroei. Hoe afwijkend dat beleid was, blijkt uit het feit dat de koerswijziging van de Fed in 1979 richting geldgroeibeheersing te boek staat als een revolutie in het monetaire beleid. Die ‘verBundesbankiering’ van de Fed destijds is overigens dé reden waarom de Fed de torenhoge inflatie uiteindelijk kon bedwingen.

Duitse beheersing van de geldgroei

Beheersen van de geldgroei was in die tijd relatief makkelijk. Er was sprake van vaste wisselkoersen en kapitaalverkeer was niet vrij zoals tegenwoordig. Daardoor kon de Bundesbank het aantal D-marken in omloop redelijkerwijs aansturen. Begin jaren zeventig revalueerde de D-mark behoorlijk ten opzichte van de dollar en trok de Bundesbank extra belemmeringen op voor het kapitaalverkeer. In feite leidde dat ertoe dat het buitenland de Duitse geldhoeveelheid nauwelijks kon beïnvloeden. Revaluatie van de D-mark betekende bijvoorbeeld dat iemand die dollars had, minder marken ervoor kreeg dan vóór de revaluatie. Gevolg: aanbod van dollars in Duitsland daalde. Daardoor kwamen er minder marken in omloop.

Dat de D-mark door het beleid van de Bundesbank behoorlijk in waarde steeg, was bij lange na niet zo prijzig als tegenwoordig. De economische groei was namelijk veel meer dan nu van binnenlandse makelij. Bedroeg de bijdrage van de exportsector in het Duitse bruto binnenlands product (bbp) begin jaren negentig ongeveer 26 procent, inmiddels is die bijdrage 51 procent en stijgend. Een (fors) duurdere D-mark remde de economische groei niet heel veel af. Sterker nog, een sterke D-mark was eerder goed voor de groei, want daardoor werden de Duitse importen, zoals bijvoorbeeld olie, goedkoper. Dit drukte de Duitse inflatie omlaag en stuwde de koopkracht van de Duitsers op. Zij konden vervolgens nog meer besteden en de economie groeide daardoor nog harder.

Eigen beleid is goud waard

De Bundesbank kon dus in die omgeving tegen een zeer lage prijs een eigen beleid voeren. De onderlinge afhankelijkheid van elkaar is, zeker in economisch opzicht, veel groter dan enkele decennia geleden. Zou de Bundesbank tegenwoordig op soortgelijke manier een eigen koers varen, dan zou dat waarschijnlijk een veel hogere rente dan de Fed of de ECB inhouden. De echte oude Bundesbank zou nooit de rente naar de huidige 0,5 procent (ECB) of zelfs tussen de 0% en 0,25% (Fed) verlagen. Net als in de jaren zeventig zou dat tot gevolg hebben gehad dat de Duitse mark fors in waarde zou stijgen. Alleen zou de pijn daarvan nu waarschijnlijk onacceptabel hoog zijn voor Duitsland, tot voor kort wereldexporteur nummer een. Dat zien wij de laatste tijd heel duidelijk: Duitsland was aan het begin van de crisis behoorlijk op stoom, de economie beleefde zelfs een mini-Witschaftswunder. Inmiddels is de groei er nagenoeg eruit. Dit komt niet vanwege iets wat binnen de Duitse grenzen is gebeurd, maar vanwege dalende of zelfs negatieve groei in de rest van de eurozone en de wereld.

Bundesbank populairder dan God

Op één punt zou de Buba van nu hoogstwaarschijnlijk onveranderd zijn gebleven en dat is dat de Buba nog steeds onafhankelijk zou zijn van de Duitse politiek.  Ook nu zou de Duitse centrale bank zich vrijwel niets aantrekken van de Duitse politici. De ECB doet dat echter wel. Daarvoor zijn twee redenen aan te geven.

In de eerste plaats heeft de Bundesbank de onvoorwaardelijke steun van de Duitse bevolking, welke de ECB niet heeft. Die steun was zo sterk dat geen Duitse politicus het in zijn hoofd haalde de confrontatie met de Bundesbank aan te gaan. Verlies en permanente aftocht van het politieke toneel was een zeker gevolg. Die onvoorwaardelijke steun verwoordde Jacques Delors, voormalig president van de Europese Commissie, in 1992 met de uitspraak dat “niet alle Duitsers geloven in God, maar ze geloven allemaal wel in de Bundesbank.” De ECB kan bij lange na niet bogen op dergelijke steun van de Europese bevolking.

Duitse bestuursleden overstemd

Ten tweede bestaat er bij veel andere eurolanden geen traditie waarbij centrale bankiers zich onafhankelijke opstellen van politici. Vanwege het één man/vrouw, één stem-principe kunnen vaandeldragers van de Bundesbank-erfenis in het bestuur van de ECB makkelijk overstemd worden. De laatste jaren hebben we allemaal duidelijk mogen zien dat dat om de haverklap is gebeurd. Dat overstemmen is dé reden geweest voor niet één maar zelfs twee Duitse centrale bankiers, Jürgen Stark en Axel Weber, om op te stappen. Zij konden zich niet vinden in het ECB-beleid. En ook het feit dat de Bundesbank en de ECB tegenover elkaar staan voor het Duitse Constitutionele Hof in Karlsruhe, over het onbeperkt opkopen van staatsobligaties van de zwakke eurolanden, heeft met dat overstemmen te maken.  

De Fed is de standaard

Een van de gevolgen van globalisering is dat monetair beleid van de belangrijkste centrale bank, de Amerikaanse Fed, de standaard is. Elke andere centrale bank kan zich hooguit tijdelijk eraan onttrekken maar komt vroeg of laat voor de keuze te staan: óf het beleid van de Fed te volgen óf blijven afwijken daarvan met als prijs een zeer dure eigen munt en het stilvallen van de exportmotor, wat in de moderne economieën vrijwel garant staat voor een diepe recessie. Dit geldt zeker voor een exportweltmeister zoals Duitsland.

We mogen en moeten het beeld van de onverzettelijke, onafhankelijke en sterk anti-inflatie georiënteerde Bundesbank koesteren. Alles wat we doen om de ECB zoveel mogelijk daarop te laten lijken, is goed. Maar laten we tegelijkertijd niet naïef zijn en denken dat de ECB de oude Bundesbank kán zijn. Tijden veranderen en zelfs zonder de euro, zou de Bundesbank van nu, niet de Bundesbank van weleer zijn.