Research

Europe and the EU

Articles

Meerderheid kiezers bleef thuis

07 Apr 2016 - 09:56
Al snel nadat de stembussen gisteravond gesloten waren, werd duidelijk dat met een opkomstpercentage van 32,2 procent, een overtuigende meerderheid van 61,1 procent tegen het associatieverdrag met Oekraïne had gestemd. Deze winst voor het tegenkamp staat echter in de schaduw van de 67,8 procent van de Nederlandse stemgerechtigden die gisteren niet zijn gaan stemmen.

Premier Rutte heeft de lastige taak om te duiden wat een nee betekent bij zo'n lage opkomst, en waar de pijnpunten voor veel mensen liggen. Waar sommigen de link meteen leggen tussen een nee tegen het associatieverdrag en een nee tegen Europa, zal hij een gewogen politiek besluit moeten nemen over de consequenties en verdere stappen na het Nederlandse nee. 

Hierbij is het van belang om na te denken waarom mensen tegen het associatieakkoord hebben gestemd. Het antwoord op deze vraag loopt uiteen van wantrouwen ten aanzien van Oekraïne tot wantrouwen ten aanzien van de Nederlandse regering en van de EU (zie 'The consequences of our no').

Een andere belangrijke vraag is de vraag waarom een meerderheid van de Nederlandse stemgerechtigden niet is komen opdraven. Het antwoord gaat verder dan 'een gebrek aan politieke belangstelling' of 'desinteresse over het onderwerp'. 

Verwarrende opkomstdrempel

De lage opkomst kan allereerst worden uitgelegd aan de hand van de onduidelijkheden waartoe een stem zou kunnen leiden. De opkomstdrempel veroorzaakte met name verwarring in het ja-kamp, waar de prognoses voor een lage opkomst met een hoog aantal nee-stemmers hadden geleid tot ‘strategisch stemmen’ - waarbij het beter werd gevonden om thuis te blijven dan om te stemmen.

Onduidelijk regeringsstandpunt

Daarnaast wilde de Nederlandse regering vooraf geen duidelijkheid geven over de gevolgen van een voor- of tegenstem, om speculatie te voorkomen. Dit weerhield het voor- en tegenkamp echter niet om zonder veel tegenspraak de meest uiteenlopende scenario’s te schetsen, bijvoorbeeld rondom het EU-lidmaatschap.

Wie het debat niet op de voet volgde, bleef in verwarring achter. Niet alleen de complexiteit van het verdrag, maar ook de uiteenlopende berichtgeving hierover, zorgde ervoor dat mensen uiteindelijk het gevoel kregen geen goed oordeel te kunnen vellen om te gaan stemmen op 6 april.

Weerzin tegen referendum

Tot slot speelde de weerzin tegen het referendum een rol in de overwegingen om niet te gaan stemmen. Tegenstanders van referenda waarschuwden voor het gevaar van directe democratie. Jan Marinus Wiersma stelde bijvoorbeeld dat meer directe democratie geen oplossing biedt voor Europa. Tegelijk waren er voorstanders van referenda die stelden dat Europese zaken niet via een nationaal referendum, maar via een Europese raadpleging zouden moeten worden voorgelegd. Volgens Ivan Krastev, die bezorgs is over de referendumkoorts in Europa, kunnen referenda zowel nuttig zijn als leiden tot de collectieve zelfmoord van de EU.