Het doel van dit rapport is om op basis van ontwikkelingen en gebeurtenissen sinds het verschijnen van de Clingendael Monitor 2014 een schets te geven van de status van de wereld wat betreft stabiliteit en machtsverhoudingen, in het bijzonder met betrekking tot Nederland en de Europese Unie.[1] Het rapport bespreekt daartoe de relevantie van recente ontwikkelingen voor de komende 5 à 10 jaar aan de hand van het scenario-model dat ook in de voorgaande edities van de Clingendael Monitor werd gebruikt als referentiekader.[2]
Dit overzichtsrapport vormt samen met twee nog te verschijnen verdiepingsstudies de Clingendael Monitor 2015. De twee verdiepingsstudies behandelen de onderwerpen ‘afschrikking als veiligheidsconcept tegen niet-traditionele dreigingen’ en ‘economische kwetsbaarheid’. De Clingendael Monitor wordt jaarlijks gepubliceerd als onderdeel van de Strategische Monitor van de Nederlandse overheid.
Het proces van machtsverschuiving zet door, met afnemende dominantie van het Westen. Dit proces is echter met grotere onzekerheid omgeven, als gevolg van politieke, sociale en economische problemen in de opkomende landen.
In samenhang daarmee zien we oplopende spanning tussen de grote mogendheden op het wereldtoneel,[3] met name in de Chinees-Amerikaanse relatie en met betrekking tot de steeds nadrukkelijkere rol van Rusland als assertieve macht.
Het mondiale/multilaterale bestel van overleg en samenwerking functioneert nog moeizamer en is sterker afhankelijk geworden van overeenstemming tussen de grote mogendheden.
Er is groeiende onenigheid over de inrichting van het mondiale bestel, waarbij het gaat om de spelregels, waarden en beginselen die aan het statenverkeer ten grondslag liggen.
Er is een complexer en dynamischer ‘hybride’ conflictspectrum zichtbaar in de ‘gordel van instabiliteit’. Rond Rusland-Oekraïne en MENA-regio en daarmee in de directe omgeving van de EU is een breed en zeer divers palet aan statelijke, quasi-statelijke (ambigue) en niet-statelijke dreigingen zichtbaar geworden, met daarbij een vergroot risico van spill-over effecten. Dit benadrukt bovendien de grote verwevenheid tussen interne en externe veiligheid.
Het risico van (indirecte) confrontaties tussen de grote mogendheden is groter.
Er is sprake van een voortgaande trend naar een hybride wereld waarin statelijke en niet-statelijke actoren in een netwerkmodel opereren.
Het internationale systeem beweegt zich in de richting van een meer geopolitieke wereld waarbij (economische) interdependentie en verwevenheid (rol instituties/NGO’s/etc.) als schokdempers fungeren en tot conflictbeheersing en samenwerking dwingen.
Afgezet op de scenario’s uit de Monitor 2014 bevindt het internationale systeem zich nog steeds in het multilaterale kwadrant, maar met een verschuiving richting het multipolaire kwadrant. Daarbij is het risico van het fragmentatiescenario aanwezig.
De volgende ontwikkelingen en gebeurtenissen in 2014 en begin 2015 zijn relevant voor internationale stabiliteit en machtsverhoudingen, specifiek met betrekking tot de positie van Nederland en de Europese Unie.[4]
In de Clingendael Monitor 2014 werd in navolging van de eerdere versies geconcludeerd dat de wereld zich weliswaar qua orde nog steeds in een multilateraal scenario bevond, maar dat de wereld zich verder in de richting van het multipolaire scenario bewoog.[10] Deze conclusies waren gebaseerd op, ten eerste, de voortgang in het proces van machtsverschuiving en ten tweede, het steeds moeizamer functioneren van het bestel aan mondiale overlegstructuren. Daarnaast voorzag de Monitor 2014 ook een risico van fragmentatie binnen het internationale systeem.
De gebeurtenissen die zich sinds de totstandkoming van de Clingendael Monitor 2014 hebben afgespeeld, geven geen reden om deze verwachtingen bij te stellen. De mondiale machtsverschuiving zet door, het internationale overleg wordt sterk gedomineerd door de moeizame relaties tussen de VS en de EU enerzijds en Rusland en China anderzijds, met de andere opkomende landen op de achtergrond. Van een wederopstanding van het multilaterale bestel is geen sprake. Op grond hiervan wordt het steeds lastiger om te bepalen of en in hoeverre de wereld zich nog in een multilateraal scenario bevindt (zoals in de vorige versies). Ten eerste wordt het beeld gekenmerkt door een steeds grotere regionale verscheidenheid en complexiteit. Zuid- en Noord-Amerika en Oceanië zijn stabiel en vreedzaam, terwijl bepaalde landen in Midden-Amerika kampen met fragiliteit en criminaliteit. In delen van sub-Sahara- en West-Afrika en in de Hoorn van Afrika heersen instabiliteit en intern conflict. In de MENA-regio dreigen landen uiteen te vallen als gevolg van religieus en politiek sektarisme, waarbij ook sprake is van internationalisering van conflicten. In Oost-Azië, Afghanistan en Pakistan beperkt het conflictpotentieel zich vooralsnog tot oplopende spanningen. In het Oosten van Europa daarentegen is sprake van een ambigue confrontatie met gebruik van geweld op een wijze die sommigen doet vrezen voor een ‘nieuwe Koude Oorlog’. De rest van Europa, in het bijzonder de EU-landen, kennen nog steeds een hoge mate van veiligheid en stabiliteit. Maar de directe omgeving van de EU wordt gekenmerkt door instabiliteit, conflict en spanningen.
Dit regionaal ingekleurde beeld onderstreept als eerste dat door de veelheid van spanningen en conflicten het mondiale en regionale vermogen tot conflictbeheersing en -preventie onder grote druk staat.[11] Ten tweede, dat hoewel (nog) niet in directe confrontatie, de grote mogendheden (incl. de EU) direct dan wel indirect bij een aantal van de beschreven (potentiële) conflicten betrokken zijn. Dit geldt in het bijzonder voor Oost-Azië, de MENA-regio en de omgeving van Rusland. Ten derde, de internationale gemeenschap heeft bij gebrek aan overeenstemming tussen en als gevolg van de betrokkenheid van de grote mogendheden tot op heden geen adequaat antwoord kunnen vinden op deze conflicten en spanningen.
Deze overwegingen leiden tot de conclusie dat, geaggregeerd naar het mondiale niveau en bezien vanuit de scenario’s zoals gebruikt in Monitor 2014, de wereld zich in de overgangsfase van een multilateraal naar een multipolair scenario bevindt (zie figuur 1).
Het bovenstaande lijkt bovenal te suggereren dat in de wereld van vandaag de forces of disorder domineren ten koste van de forces of order.[13] De perceptie van een wereld die wankelt op de rand van wanorde komt daarbij onder andere tot uitdrukking in een aantal heden ten dage veel gehanteerde concepten. Allereerst is daar de veronderstelde ‘terugkeer van de geopolitiek’, dat wil zeggen een wereld die gedomineerd wordt door ‘de traditionele strijd om de beheersing van territoir en zeeën en, in samenhang hiermee, de afbakening van grenzen en invloedssferen’.[14] De terugkeer van een wereld met andere woorden die volgens velen met het einde van de Koude Oorlog en de versnellende (economische) globalisering tot een eind leek te zijn gekomen, maar die met onder andere het assertieve Russische optreden in het Oosten van Europa en de Chinese territoriale claims op de aangrenzende wateren op ruwe wijze weer manifest geworden is. In het verlengde hiervan ligt de vrees voor een nieuwe Koude Oorlog, dat wil zeggen een periode van allesoverheersende en scherpe door ideologische en/of machtspolitieke factoren gedreven tegenstellingen tussen de grote mogendheden. Een vrees die vooral gevoed wordt door het Russisch optreden ten opzichte van de directe omgeving. Een optreden dat gericht lijkt te zijn op herstel van c.q. de vestiging van een ‘eigen invloedssfeer’ en dat gepaard gaat met sterk antiwesterse retoriek. Een optreden dat bovenal voeding geeft aan de opvatting dat opkomende mogendheden, in het bijzonder Rusland en China, zich opstellen als ‘revisionistische machten’, die zich niet aan de status quo wensen te binden en er vooral op uit zouden zijn hun eigen positie ten koste van het Westen te versterken.[15] Tot slot, de vrees dat in dit klimaat 100 jaar na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog op vergelijkbare wijze als toen een incident via oncontroleerbare escalatie tot een directe confrontatie tussen de grote mogendheden kan leiden: ‘het 1914 scenario’.[16] Een beeld dat op het eerste gezicht realistisch lijkt waar Rusland zich minder gelegen laat liggen aan de spelregels die tijdens de Koude Oorlog tot stand zijn gekomen met als doel een dergelijk scenario te voorkomen, en in Azië een dergelijk systeem van ‘vertrouwenwekkende maatregelen’ grotendeels ontbreekt.
In samenhang met de veronderstelde multipolarisering van de mondiale machtsverhoudingen beantwoorden deze percepties aan het klassiek realistische beeld van de internationale betrekkingen als een anarchisch systeem, waarbinnen bij gebrek aan onderling vertrouwen machtspolitiek en rivaliteit domineren, met alle risico’s op conflict en escalatie van dien. In deze wereld legt de westerse inzet op bestendiging van de eigen naoorlogse liberaal-internationalistische orde[17], d.w.z. een internationaal bestel gebaseerd op regels en procedures, op mensrechten, democratie en rule of law, en op markteconomie en vrijhandel, het af tegen de krachten van revisionistische machtspolitiek.[18] Zoals hieronder zal worden betoogd behoeft dit beeld echter nuancering.
Waar de voorgaande paragraaf voldoende aanleiding geeft voor sombere bespiegelingen over de verdere ontwikkeling van het internationale bestel (zoals oplopende spanningen, regionale instabiliteit, een sluimerende Oost-West tegenstelling), moet echter tegelijkertijd gewaakt worden voor een op basis van historische analogieën te simplistische kijk op de complexe wereld van vandaag. Allereerst laat de geschiedenis zien dat meerpolige internationale systemen over een vermogen tot vreedzame ordening (kunnen) beschikken. Voorbeelden daarvan zijn het multipolaire Weens Concert, dat na de Napoleontische oorlogen op basis van afspraken een tijdperk van stabiliteit op het Europees continent bewerkstelligde, en de mede door nucleaire afschrikking gegarandeerde stabiliteit in de Oost-West relatie in de periode van de Koude Oorlog en van bipolariteit. Kortom een multipolair bestel hoeft niet per definitie instabiel en conflictueus te zijn.
Belangrijker is echter dat een eendimensionale blik op het wereldsysteem de gelaagdheid en complexiteit ervan miskent en daarmee voorbijgaat aan de verschillen tussen nu en het verleden. Zo is er nu geen sprake van een wereldomspannend conflict zoals tijdens de Koude Oorlog, waarbij twee partijen tot de tanden gewapend op het scherpst van de snede tegenover elkaar stonden. Het huidige conflict tussen Rusland en het Westen is een conflict met een regionale reikwijdte. De antiwesterse retoriek daargelaten is er tevens geen sprake van een confrontatie van ideologieën met mondiale pretenties zoals ten tijde van de Koude Oorlog. En in een wereld waarin landen als China, India en Brazilië op grond van eigen belangen een eigen rol opeisen ontbeert deze verkilling van relaties ook het kenmerk van bipolariteit en daarmee de effectieve druk op derden om partij te kiezen. Van actieve steun voor het Russisch optreden van de kant van niet-westerse landen, in het bijzonder de andere opkomende landen, is dan ook niet of nauwelijks sprake. Vergelijkbare nuancering geldt voor de veronderstelde terugkeer van de geopolitiek en het ‘1914 scenario’. De geopolitiek wedijvert met het belang dat ook Rusland en China hebben bij toegang tot de internationale markten voor goederen, grondstoffen en energie, en van kapitaal. Het ‘1914 scenario’ verliest aan realiteitsgehalte waar anno 2014 geen sprake is van een alliantiestructuur vergelijkbaar met die van 1914, en het optreden, zelfs van Rusland, gekenmerkt wordt door terughoudendheid en de wens een daadwerkelijk directe (militaire) confrontatie te voorkomen.[19] Daarbij zij aangetekend, dat de sterk verslechterde economische positie van Rusland – als gevolg van westerse sancties, lage olieprijs en zwakke roebel – gevolgen kan hebben voor de interne stabiliteit van het land en daarmee potentieel ook voor diens buitenlands beleid.
Het bovenstaande laat bovenal zien dat het wereldsysteem meerdimensionaal is en omschreven kan worden als fluïde, hybride en gelaagd. Fluïde in die zin dat het ontbreekt aan de harde ideologische scheidslijnen zoals deze politiek verankerd waren in de blokstructuur van de Koude Oorlog en economisch in die periode tot uitdrukking komend in het onderscheid tussen eerste, tweede en derde wereld en de daarmee samenhangende structuur van afhankelijkheid en onderschikking. Religie, etniciteit en nationalisme blijven een belangrijke bron van politieke en ideologische mobilisatie en identity politics. Deze verschijnselen manifesteren zich regionaal en binnen (fragiele) staten, maar niet op mondiaal niveau als een dominant politiek referentiekader. Voor zover er sprake is van mondiale ideologische wedijver doet deze zich voor in de sfeer van de soft power en van de culturele en politieke aantrekkelijkheid, waarbij China en Rusland niet in staat zijn om een mondiaal aansprekend alternatief voor het westers model te bieden.[20] Voor China geldt echter dat het weliswaar niet mondiaal maar wel in de relatie met veel ontwikkelingslanden een model biedt dat potentieel aantrekkelijk is. China’s opkomst suggereert de mogelijkheid van een alternatief ontwikkelingspad dat afwijkt van het liberale model dat zijn oorsprong in het Westen heeft. Het land is daarmee voor veel niet-westerse landen zowel een voorbeeld van succesvolle economische ontwikkeling als een (potentiële) partner in het verzet tegen westerse dominantie. In tegenstelling tot het huidige Rusland beschikt China in dit opzicht en met name in de niet-westerse wereld over soft power.
De wereld is daarnaast hybride, en wel op verschillende dimensies. Ten eerste op de statelijke dimensie, waar er naast een divers palet aan staten – lopend van democratisch, tot autoritair en van stabiel tot fragiel en falend, zich een veelheid aan niet-statelijke actoren manifesteert, al dan niet in samenwerking met diezelfde staten. In samenhang met de rol van internationale instellingen, internationale regimes en het proces van (economische) globalisering staat dit verschijnsel model voor het ontstaan van een netwerkwereld, waarin mede als gevolg van technologische ontwikkelingen op het gebied van communicatie en transport, tijd en plaats de locatie en aard van activiteiten steeds minder conditioneren.[21] Diezelfde staten zijn, ten tweede, door marktintegratie, globalisering en transnationale vraagstukken als klimaatverandering, schaarste, etc. steeds sterker vervlochten geraakt met het internationale systeem en hebben als gevolg daarvan hun beleidsautonomie aangetast zien worden. Soevereiniteit is in deze wereld per definitie relatief, waarmee de klassieke hiërarchie met de staat als hèt constituerend element binnen het mondiale bestel en de traditionele scheiding tussen binnenlands en buitenlands beleid steeds minder opgeld doen.
Deze ontwikkeling illustreert de gelaagdheid van het huidige mondiale bestel. Naast c.q. complementair aan de geopolitieke wereld van staten is er een netwerkwereld, waarbinnen interdependentie domineert en partijen voor hun eigen veiligheid en welvaart afhankelijk zijn van (samenwerking met) andere statelijke en niet-statelijke actoren. Beide werelden zijn bovendien in het bijzonder via het schaakbord van de transnationale uitdagingen (waaronder klimaat, cyber, criminaliteit) en processen (zoals communicatie, handel, kapitaalverkeer) onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Het bovenstaande nuanceert de alarmerende connotaties die eigen zijn aan concepten als een nieuwe Koude Oorlog en de terugkeer van de geopolitiek. Het laat zien dat er andere dimensies zijn die het beeld van rivaliteit, confrontatie en conflict relativeren en die matigend (kunnen) werken. Het toont bovenal een wereld waarin als gevolg van interdependentie de vraag naar en noodzaak tot internationale samenwerking groot is. Daarnaast is dit een flexibele wereld waarbinnen, bij afwezigheid van scherpe scheidslijnen en duidelijke blokken, mogelijkheden bestaan voor het vinden van nieuwe partners en het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden en coalities.
Dit geldt onder andere voor de relaties met de BRICS-landen, een groepering die geen coherent geheel vormt en waarvan de leden hun optreden sterk door individuele belangen laten leiden.[22] Hetzelfde geldt voor andere opkomende, niet-Westerse, mogendheden die binnen hun eigen regio’s een belangrijke rol spelen. Sommige van de niet-Westerse opkomende machten, waaronder naast India en Brazilië ook Indonesië en Turkije, zijn door Amerikaanse onderzoekers als global swing states aangemerkt, omdat ze (net als het Westen) democratisch en marktgeoriënteerd zijn. Hun opstelling zou daarom grote invloed kunnen hebben voor de mate waarin het mondiale bestel ook in de toekomst op liberale waarden gebaseerd blijft.[23] Het lijkt er echter op dat deze landen zich voorlopig vooral laten leiden door hun regionale belangen en een pragmatische, onafhankelijke koers varen ten opzichte van zowel het Westen als de belangrijkste uitdagers van het Westen (China en Rusland).
Tegelijkertijd is dit een wereld vol onzekerheden en kwetsbaarheden en daarmee een onvoorspelbaarder wereld. De onzekerheden zijn enerzijds het gevolg van voortgaande machtsverschuiving en anderzijds het gevolg van het moeizaam functioneren van de bestaande samenwerkingsverbanden. Deze verbanden werken moeizamer door een internationaal overbelaste agenda als gevolg van de vele transnationale vraagstukken en regionale conflicten.[24] Een wereld derhalve waarin het risico van het grote conflict – een gewapende confrontatie tussen de grote mogendheden – klein blijft, maar het gevaar van ‘kleine’ (regionale) conflicten groot is. Kwetsbaarheden daarnaast die eigen zijn aan de ‘openheid’ en het hybride karakter van het mondiale bestel en waarvoor vooral de westerse open samenlevingen gevoelig zijn.
Welke orde zal uit dit amorfe en diffuse amalgaam van krachten en ontwikkelingen voortkomen? Is dat de wereld van de geopolitiek die gedomineerd wordt door revisionisme en revanchisme? Of zullen de opkomende machten zich uit eigen belang als responsible stakeholders voegen naar de uitgangspunten van de liberale internationale orde en deze aldus bestendigen?
In antwoord op deze vragen geldt, ten eerste, dat de structuur van het internationale bestel vooralsnog onbestemd blijft. De wereld is niet langer bipolair. De periode van Amerikaanse hyperhegemonie – het unipolaire moment – is voorbij. Van daadwerkelijke multipolariteit, in de zin van een internationaal systeem bestaande uit een beperkt aantal min of meer gelijkwaardige partijen, is nog geen sprake. Maar het proces van machtsverschuiving zal doorzetten, met een afkalvende macht en invloed van het Westen – i.h.b. in de niet-westerse wereld – tot gevolg. Waar het de structuur van het internationale systeem betreft – d.w.z. de mate van polariteit – zal het kantelpunt daarbij waarschijnlijk liggen bij de verdere opkomst van Azië als economisch, financieel en daarmee politiek en militair zwaartepunt in de wereld (zie figuren 2 & 3).
Hierbij zal de opstelling van China – als grootste onder de opkomende mogendheden en met een potentieel voor mondiale gelding – bepalend zijn voor de aard van de internationale structuur en orde. Het Chinese, deels op soft power (zie hiervoor) gebaseerde, vermogen om weerstand in de niet-westerse wereld tegen de traditionele dominantie van het Westen te kanaliseren draagt in hoge mate bij aan dit potentieel. Dit vermogen en China’s economische omvang maken dat dit land ook in vergelijking met Rusland een groter potentieel heeft om als game changer te fungeren. Cruciaal is daarbij de vraag wat de buitenlandse politiek van China zal zijn: revisionistisch gericht op terugdringing van het Westen (de VS) en de vestiging van een eigen strategische invloedssfeer in Oost-Azië? Of zal het land bereid zijn het spel mee te spelen binnen een hervormd multilateraal bestel waarbinnen het zelf een dominante positie weet te verwerven (zoals de VS na de Tweede Wereldoorlog)? Het feit dat China’s directe investeringen in het buitenland in 2015 voor het eerst groter in omvang zullen zijn dan buitenlandse directe investeringen in China (zie figuur 3), duidt op een verder toenemend Chinees belang bij internationale stabiliteit en het goed functioneren van multilaterale instituties.
Ten tweede, de wereldorde zal de komende periode gekenmerkt worden door een mix van rivaliteit èn samenwerking. Op de conflictdimensie zullen regionale hot spots domineren, met de MENA-regio, het Oosten van Europa en Oost-Azië als focal points. Waar sprake is van een als gemeenschappelijk gepercipieerde dreiging of van een gemeenschappelijk (transnationaal) belang zal samenwerking mogelijk zijn. Maar dit zal sterk afhankelijk zijn van het bereiken van overeenstemming tussen de grote mogendheden.
Ten derde, de bereidheid van opkomende machten om tot samenwerking over te gaan zal, naast door hun directe belangen, bepaald worden door de voorwaarden waaronder internationale samenwerking plaatsvindt; d.w.z. de waarden en beginselen en de spelregels die dit proces conditioneren.[27] Gegeven de afnemende macht en invloed van het Westen, in het bijzonder de EU, en de groeiende macht van opkomende landen èn de noodzaak hen bij de aanpak van een aantal mondiale en regionale problemen te betrekken, is het onwaarschijnlijk dat de internationale orde zich langs liberaal-internationalistische lijnen zal bestendigen. Met name China en Rusland bekritiseren het liberale uitgangspunt dat de bevordering van democratie en (politieke) mensenrechten op internationaal niveau als positieve norm geldt. Ook opkomende landen die zelf een democratisch bestel hebben zijn veel terughoudender dan hun Westerse tegenhangers als het gaat om het actief bevorderen van liberale waarden op internationaal niveau. De mondiale orde en de geldende spelregels en omgangsvormen zullen veranderen. Dit kan op den duur ook van invloed zijn op de wijze waarop internationaal rechtelijke kaders worden geïnterpreteerd. Tegelijkertijd is het in het licht van de eerder weergegeven overwegingen betreffende de structuur van het internationale systeem en de (wederzijdse) afhankelijkheden ook onwaarschijnlijk dat het spel der grote mogendheden geheel door geopolitieke krachten zal worden beheerst.
Zoals we eerder concludeerden, bevindt de wereld zich in een positie tussen een multipolair en een multilateraal scenario. Hier is, als vierde, voor de komende periode een mondiale orde met elementen van een meerpolig en multilateraal scenario de meest waarschijnlijke uitkomst (zie figuur 4). Er is dus geen sprake van wanorde, maar een orde die in de wijze waarop zij fungeert sterk afhankelijk is van de positionering van de grote mogendheden. Voor zover er samenwerking plaatsvindt zal deze minder multilateraal gestructureerd zijn. Beslissend voor de wijze waarop deze orde functioneert, is daarbij of de opkomende mogendheden voldoende belang zien in samenwerking, opportunisme zal daarbij overheersen. Het is de vraag of het Westen bereid is zich aan te passen aan de nieuwe mondiale machtsverhoudingen, en wel zodanig dat de ‘nieuwe internationale orde’ ook de opvattingen van opkomende landen reflecteert. Dit laatste is een voorwaarde voor de totstandkoming van een enigszins effectieve en legitieme mondiale orde. Dit impliceert dat deze onvermijdelijk minder ‘westers’ zal zijn. De EU en de BRICS-landen, met uitzondering van Rusland, kennen een sterkere multilaterale reflex en zijn eerder tot samenwerking bereid. Echter, of een dergelijk enigszins werkbare orde zich zal ontwikkelen is in grote mate afhankelijk van de opstelling van de VS en China. Tijdens de APEC-top in Beijing, de G20-bijeenkomst in Brisbane en de klimaatconferentie in Lima werd duidelijk dat samenwerking door deze twee landen bepalend is voor het functioneren van het multilaterale systeem.[28] Tekenend voor de relatie tussen de VS en China is dat rivaliteit en samenwerking tussen deze landen tegelijkertijd bestaan. Dit staat in contrast met de situatie tijdens de Koude Oorlog toen samenwerking tussen de VS en de Sovjet-Unie grotendeels ontbrak.
Ten vijfde zal binnen dit scenario ‘samenwerking’ verschillende vormen aannemen en minder gestructureerd zijn. Op bepaalde onderdelen zal sprake zijn van meer of minder intensief gemeenschappelijk optreden, bijvoorbeeld in het geval van internationale economische vraagstukken en global public goods. Als directe veiligheidspolitieke belangen in het geding zijn, met name in de eigen omgeving/invloedssfeer, zullen afspraken om elkaar met rust te laten c.q. vertrouwenwekkende maatregelen om conflicten te voorkomen het maximaal haalbare blijken te zijn. Samenwerking zal daarnaast sterker ad-hoc zijn en vaker in de vorm van gelegenheidscoalities. Het zal minder institutioneel (multilateraal) verankerd zijn en daarmee ‘messy’. In de woorden van Richard Haass: ‘Multilateralism in the 21st century is, like the century itself, likely to be more fluid and, at times, messier than what we are used to.’[29] Er zal, tot slot, vaker sprake zijn van samenwerking in groepen van wisselende samenstelling dan wel binnen regio’s of regionale samenwerkingsverbanden. Het probleem zal daarbij in belangrijke mate de omvang van de groep bepalen; ook wel de komst van de G-X world genoemd.[30]
Wat betreft de vooruitzichten voor de komende jaren voor de internationale orde kan gesteld worden dat die steeds sterker geconditioneerd wordt door de relaties (of ‘assen’) tussen de grote mogendheden, waarvan de VS, de EU, Japan, Brazilië, Japan, India, China de voornaamste zijn. Op enkele van deze assen is er sprake van sterke spanningen. Het gaat daarbij om de relaties van Rusland met de VS en de EU, en de relaties van China met de VS, Japan en India.[31] Deze spanningen gaan vaak gepaard met samenwerking, met name op het economische vlak. Deze mix van rivaliteit en samenwerking is ook kenmerkend voor de relatie tussen de VS en China, die meer nog dan de andere assen van invloed zal zijn op het functioneren van mondiale multilaterale instellingen. De Clingendael Monitor 2014 concludeerde dat de wereldorde ‘wankel’ was. Het proces van machtsverschuiving, zo werd gesteld, zette door. Er was sprake van toenemende regionale instabiliteit en groeiende spanningen tussen de grote mogendheden. Samenwerking, al dan niet in multilateraal verband, verliep stroef. De update in dit rapport geeft geen reden tot bijstelling van deze conclusies. Tegelijkertijd laat deze update zien dat ook binnen de zich ontwikkelende mondiale verhoudingen een zekere orde mogelijk is, ook al is die dan van andere signatuur dan de westerse orde van na de Tweede Wereldoorlog.