Internationale Spectator 4 – 2016 (jrg. 70) – Item 9 van 10

ARTIKEL

Turkse ambities in het Midden-Oosten

Ruud Hoff

Eind augustus 2016 vielen Turkse commando’s en tanks, samen met door hen gesteunde eenheden van het Vrije Syrische Leger (FSA), noord-Syrië binnen. Zij rukten in de operatie-Eufraat op naar de strategische plaats Jarabulus om aan een opmars van Syrische Koerden in dit gebied een halt toe te roepen. Daarmee raakte Turkije nu ook rechtstreeks betrokken op het Syrische strijdtoneel. Maar ook al eerder had Turkije zich op allerlei manieren gemengd in het door oorlog verscheurde buurland.

Al veel langer was Turkije militair betrokken bij de situatie in het noorden van Irak. Begin oktober 2016 maakte de Iraakse premier Haidar al-Abadi hiertegen ernstig bezwaar en wendde zich tot de VN-Veiligheidsraad. Enkele duizenden Turkse militairen maakten zich op om deel te nemen aan de operatie om Mosul van ISIS te bevrijden. Turkije wilde voorkomen dat de oliestad in exclusief sji’itische of Koerdische handen zou vallen en zei op te komen voor de rechten van de Turkmenen.

Op 10 oktober liet de Turkse president Erdoğan zich op een bijeenkomst in Istanboel van geestelijk leiders uit de Balkan en Centraal-Azië buitengewoon laatdunkend uit over de Iraakse premier. “Het Turkse leger accepteert geen orders uit Bagdad. U bent geen gesprekspartner, u bent niet van mijn niveau, u bent mijn gelijke niet, u heeft mijn kwaliteiten niet.”

Op de achtergrond van dit alles speelden de sterk toegenomen regionale machtsambities van Turkije onder Erdoğan in het Midden-Oosten.

Zero problems

Sinds Erdoğans islamitische AKP in 2002 aan de macht is gekomen, is er een geleidelijke maar onmiskenbare wijziging in de Turkse buitenlandse politiek waar te nemen. Een van de voornaamste architecten daarvan was de invloedrijke adviseur, minister van Buitenlandse zaken en daarna premier Ahmet Davutoglu. Deze hoogleraar politicologie had in een aantal boeken – Strategic Depth, Turkey’s international position (2001); Ottoman Civilization, Politics and Art (2005). zijn opvattingen vastgelegd.

Turkije zou, teleurgesteld in de uiterst moeizame toetredingsonderhandelingen tot de Europese Unie, steeds meer afstand nemen van het Westen. Decennialang was samenwerking met en toenadering tot het Westen de hoeksteen geweest van de Turkse buitenlandse politiek, nu nam men duidelijk een kritischer houding aan. Turkije richtte de blik ook meer naar het zuiden en oosten (het Midden-Oosten en Centraal-Azië, de islamitische wereld). Hier zagen de Turken grote economische mogelijkheden, maar ze voelden ook sterke religieuze en culturele banden.

De door Davutoglu bepleite koers hield vooral goede betrekkingen in met de regeringen van alle buurlanden en de hele regio, ook als dit de Amerikanen niet erg beviel. Zo streefde Ankara in het kader van dit ‘zero problems’-beleid naar een vrijhandelszone met het Syrië van Assad en onderhield het goede betrekkingen met het Koerdische regionale zelfbestuur in Noord-Irak en zelfs met Iran. Geschillen over de waterverdeling (het GAP-project met een twintigtal stuwdammen in de bovenloop van de Eufraat en de Tigris) werden zo goed als bijgelegd. Men zou afzien van bemoeienis met elkaars binnenlandse aangelegenheden. Erdoğan feliciteerde de Iraanse president Ahmadinejad met diens omstreden herverkiezing in 2009 en kwam samen met Brazilië met een voorstel om de nucleaire cisis tussen Iran en de Verenigde Staten op te lossen.

Herwaardering van het Ottomaanse verleden

De nieuwe lijn paste in een herwaardering van het Ottomaanse verleden. De onvermijdelijke neergang van het Westen in de multipolaire wereld van na de Koude Oorlog zou volgens Davutoglu moeten leiden tot een actievere rol van Turkije in de eigen regio (“de Ottomaanse ruimte”). Turkije is in het Midden-Oosten immers het historisch, geografisch, economisch en cultureel centrum, voorbestemd om leiding te geven. Vooralsnog zou dit in nauwe samenwerking met de bestaande regeringen moeten gebeuren.

‘Een geïdealiseerde visie op het Ottomaanse verleden kon op aanhang rekenen in Turkije’.

© Flickr / Chairman of the Joint Chiefs of Staff

‘Een geïdealiseerde visie op het Ottomaanse verleden kon op aanhang rekenen in Turkije’.

Hierachter zat een ietwat geïdealiseerde visie op het Ottomaanse verleden, die stelde dat in deze multinationale op de soenni-islam gebaseerde staat volkeren onder Turkse leiding eeuwenlang vreedzaam hadden samengeleefd. Niet alleen minderheden als de Armeniërs en andere christelijke groepen dachten daar ietwat anders over, maar ook in de Arabische wereld vonden deze gedachten weinig weerklank.

In Turkije zelf echter konden dit soort ideeen (blijkens populaire boeken, films en tv series) op een zekere aanhang rekenen. Daarbij paste ook de opvatting dat de kunstmatige verdeling van het Ottomaanse rijk na de Eerste Wereldoorlog in moderne staten (de orde van het Sykes Picot-agreement) kunstmatig en onrechtvaardig opgelegd was en dat de islamitische verbondenheid eigenlijk zwaarder zou moeten wegen.

Irak

Een historische twistappel was de positie van Mosul in het noorden van Irak. Mosul was pas na de wapenstilstand van Mudros in 1918 door de Britten bezet en in de vredesregeling (Lausanne, 1923) niet zorgvuldig begrensd. Turkije claimde dat noordelijke Iraakse provincies traditioneel binnen zijn invloedsgebied lagen. In dit olierijke gebied woonden immers veel Turkmenen, waarbij aanvankelijk de Koerden door Turkije gemakshalve ook als een soort Turken werden gezien. Veel oorspronkelijke Turkmenen zouden bovendien in de loop der tijd gearabiseerd en/of gekoerdificeerd zijn. Pas in 1925 legde Turkije zich min of meer noodgedwongen bij de Iraakse grens neer, maar de belangstelling voor Mosul bleef.

In tegenstelling tot in 1991 (de oorlog ter bevrijding van Koeweit), gaf Turkije in 2003 de Amerikanen geen toestemming de luchtmachtbasis Inçirlik te gebruiken bij de aanval op Saddam Hoessein. Wel onderhield Turkije al sinds de jaren ’90 goede betrekkingen met het Koerdische zelfbestuur KRG (Koerdische regionale regering) in Erbil, in het bijzonder met de daar heersende partij KDP (Koerdische Democratische Partij) van Massoud Barzani. Iraaks Koerdistan was (want land locked) zowel economisch als militair volledig afhankelijk van Turkije. Barzani op zijn beurt hield stilzwijgend de Turks Koerdische beweging PKK in de kampen in Dohuk onder controle.

De onverwachte inname door Islami­tische Staat van de miljoenenstad Mosul in 2014 schokte Turkije

Handel en investeringen vanuit Turkije brachten vervolgens in de Iraaks Koerdische regio een klein Wirtschaftswunder tot stand. Via een pijpleiding naar de Turkse haven Ceyhan werd olie getransporteerd vanuit Iraaks Koerdistan, geheel buiten de officiële Iraakse regering om. In de regio speelde ook het Iraaks Turkmeense Front een niet onbelangrijke rol. Niemand weet precies hoeveel Turkmenen er in de noordelijke Iraakse provincies wonen, de schattingen lopen (om politieke rekenen) uiteen van een half tot drie miljoen. Turkije werpt zich als hun beschermheer op.

Na de val van Saddam bleef de hechte samenwerking tussen Turkije en KRG in stand. Turkije steunde de Iraakse Koerden in hun conflicten met de regering in Bagdad en verloor daarbij de belangen van de Turkmenen niet uit het oog. Erdoğan beschuldigde de Verenigde Staten en de door sji’ieten gedomineerde regering in Bagdad van onderdrukking van de soennitische Arabieren en het aanwakkeren van extremisme en sektarisch geweld. Turkije wierp zich op als verdediger van de soennitische belangen in Irak en bood o.a. onderdak aan de door de Iraakse premier Nuri al-Maliki ontslagen en ter dood veroordeelde soenni-vicepresident Tareq al Hashemi. Onder Maliki’s opvolger Al Abadi werden de betrekkingen met Turkije er niet beter op.

In de strijd tegen ISIS steunde Turkije de Iraakse Koerden. De onverwachte inname door ISIS van de miljoenenstad Mosul in 2014 schokte Turkije; 49 Turkse diplomaten en andere werknemers werden tijdenlang door ISIS gegijzeld gehouden. Gezien de Turkse belangstelling voor Mosul was het dan ook geen wonder dat Turkije een actieve rol wilde spelen toen de bevrijding van de stad najaar 2016 op het programma stond, al kwam dat de Iraakse regering niet goed uit.

2011, de ‘Arabische Lente’

Na overtuigende verkiezingsoverwinningen leek het zelfvertrouwen van premier, later president, Erdoğan zienderogen te groeien. Hij presenteerde zich graag als een krachtig leider na een periode vol wankele coalities, staatsgrepen en falende politici. Dit onderstreepte hij met forse retoriek, waarbij hij ook vaak een anti-westerse toon aansloeg, zoals op de Islamitische Conferentie in Istanbul 2014: “Buitenlanders houden van olie, goud, diamant en goedkope arbeid uit het Midden-Oosten. Ze houden van conflicten, gevechten en ruzies in het Midden-Oosten, ze doen zich voor als vrienden, maar ze willen onze dood en de dood van onze kinderen.” Dergelijke retoriek vond veel weerklank in nationalistische kringen in Turkije.

Tegelijk namen ook zijn regionale ambities toe om zich als redder van de moslims op te werpen. ‘Zero sum problems’ maakte plaats voor een actievere Turkse politiek, die zich wel degelijk mengde in de aangelegenheden van andere staten. Betoonde Erdoğan zich aanvankelijk een tegenstander van westerse bemoeienis met de Arabische wereld, al kort na de Arabische opstanden in 2011 begon hij ook zelf uitdrukkelijk partij te kiezen. Hij schaarde zich achter de opstandelingen tegen de zittende autoritaire en dictatoriale leiders. Dit stond haaks op het eerdere beleid van steun aan die heersende regimes.

‘Erdoğans regionale ambities om zich als redder van de moslims op te werpen namen toe’.

© Flickr / Y Nakanishi

‘Erdoğans regionale ambities om zich als redder van de moslims op te werpen namen toe’.

Moslimbroeders Erdoğans geestverwanten

Mogelijk speelde daarbij de pragmatische overweging een rol dat veel dictaturen ten dode opgeschreven waren, maar ook Turkse machtsambities telden mee. Erdoğan wilde graag zijn Turkse model (een moderne islamitische democratie met snelle economische groei) als voorbeeld in de Arabische wereld introduceren. Dat zou ook de belangen van het Turkse bedrijfsleven dienen. De Turkse steun ging daarbij steeds uitdrukkelijker uit naar de Moslim Broederschap en de daaraan verwante politieke groeperingen, die als geestverwanten van Erdoğans AKP werden gezien.

De banden die Turkije aanging met de nieuwe machthebbers in Libië en Tunesië en de gekozen Moslim Broeder-president Mohammed Morsi in Egypte, riepen echter ook wantrouwen op. Saoedi-Arabië en de Golfstaten moesten niets hebben van de Moslim Broederschap en kwamen zodoende tegen de Turkse ambities in het geweer. Turkije koos steeds meer partij en ging problemen niet langer uit de weg. Het ‘zero problems’-beleid leek tot het verleden te behoren, en de geestelijk vader daarvan, premier Davutoglu, viel uiteindelijk in mei 2016 in ongenade.

De val van Morsi in Egypte door een legercoup was een nederlaag voor de Turkse regionale ambities; dat gold ook voor het isolement van Hamas in de Gazastroook en de chaos die in Libië ontstond. Maar de grootste beoordelingsfout maakte Erdoğan waarschijnlijk in buurland Syrië, waar hij een snelle val van Bachar al-Assad verwachtte en al snel duidelijk partij koos voor de oppositie.

Syrië

In Syrië had Erdoğan gerekend op een snelle soennitische overwinning. Toen dit anders liep, stond Turkije oogluikend aanvoer van wapens en andere goederen aan allerlei rebellengroepen toe. Officieel gaf Ankara steun, wapens en faciliteiten aan het Vrije Syrische Leger FSA en erkende de SNC (Syrian National Council) als vertegenwoordiger van het Syrische volk, maar in werkelijkheid voorzag het ook radicalen als Jabhat al Nusra en ISIS, die op het slagveld veel effectiever bleken, van steun. Mogelijk hoopten de Turken zo aanvankelijk nog enige invloed op deze bewegingen te kunnen uitoefenen.

Smokkelhandel in olie, aanvoer van jihadistische rekruten en bevoorrading hielpen aanvankelijk ISIS het kalifaat op te bouwen. Dit keerde zich niet alleen tegen Assad, maar ook tegen de seculiere Syrische Koerden, hetgeen Turkije niet slecht uitkwam. Hoopte Turkije dat zodoende jihadistische terreuraanslagen op zijn grondgebied zouden uitblijven, dan kwam het echter bedrogen uit. Bovendien werd Turkije met enorme vluchtelingenstromingen geconfronteerd. Steden in het oosten van Turkije als Gaziantep werden door Syriërs overspoeld, met alle gevolgen van dien. Bovendien kwam deze dubbelzinnige houding Turkije op scherpe kritiek van het Westen te staan.

In Syrië had Erdoğan gerekend op een snelle soennitische over­winning

Internationale druk dwong de Turken steeds meer afstand te nemen van ISIS. Bovendien leek de ISIS-strategie niet zozeer gericht tegen Assad, alswel vooral op het behoud van het eigen kalifaat. In toenemende mate vormde de Syrische oorlog een belasting voor de Turks-Amerikaanse relaties. De Verenigde Staten gebruikten vooral de Syrische Koerden als grondtroepen tegen ISIS. De YPG-strijders (de Volksbeschermings Eenheden) hoorden bij de PYD (Partya Yekitiya Demokrat, Democratische Unie Partij). Ze vormden het hoofdbestanddeel van de door de Amerikanen gesteunde SDF (Syrian Democratic Forces).

De strijd tussen ISIS en de Syrische Koerden concentreerde zich op de strategische Turks-Syrische grensstreek. Onder grote internationale aandacht vond de slag om Kobani plaats, die uiteindelijk dankzij Amerikaanse luchtsteun en te hulp gekomen KDP-pesh merga’s uit Iraaks Koerdistan door de Koerden werd gewonnen. Dat de Koerden in Kobani stand wisten te houden was voor hen van grote symbolische betekenis. De Koerdische autonome regio Rojava breidde haar macht uit en wilde haar gebied in de grensstreek nog verder vergroten door verbinding te leggen met twee westelijker gelegen enclaves. Turkije claimde (niet geheel ten onrechte) dat er nauwe banden waren tussen de PYD en de Turks Koerdische PKK, door Turkije als terroristen gebrandmerkt. De strijd tussen het Turkse regeringsleger en de PKK in Oost-Turkije werd ondertussen hervat.

Koerdische YPG-strijders.

© Flickr / Kurdishstruggle

Koerdische YPG-strijders op patrouille. De YPG-strijders vormen het hoofdbestanddeel van de door de Amerikanen gesteunde Syrian Democratic Forces.

De spanningen met NAVO-bondgenoot de Verenigde Staten, die gebruik maakten van de Turkse basis Inçirlik en tegelijk de door Turkije gevreesde PYD steunden, namen toe. Turkije probeerde daarom actiever eigen strijdgroepen in Syrië te steunen; delen van de FSA en vooral de Syrische Turkmeense Brigades (enkele duizenden strijders) dienden hiertoe.

Turkije wilde in het noorden van Syrië een veiligheidszone en/of no fly zone tot stand brengen. Daar zouden vluchtelingen kunnen terugkeren. Tevens zou daarmee een barrière tegen de PKK verwezenlijkt kunnen worden. Het zou hier bovendien gaan om een traditionele Turkse invloedssfeer. In 1939 was de provincie Hatay al door het Franse mandaatbestuur over Syrië aan Turkije overgedragen. Er lagen hier ook historische plaatsen uit de vroeg Ottomaanse tijd. Begin 2015 hadden enkele honderden Turkse militairen de tombe van Suleyman Shah, grootvader van de stichter van de Ottomaanse dynastie uit 1236, verplaatst en het garnizoen uit deze Turkse enclave geëvacueerd. Hier woonden ook veel Turkmenen, die nu op Turkse protectie zouden kunnen rekenen.

Hulp aan deze Turkse broeders was in Turkije zelf een populair thema. Erdogan ontving de leider van de in 2013 opgerichte Syrian Turkmen Assembly, Abdurrahman Mustafa, in zijn paleis.

Resultaat

Turkije ging onder de AKP een zelfstandiger buitenlandse politiek voeren, waarbij goede relaties met alle mogelijke partijen werden nagestreefd. Na de Arabische opstanden dacht Erdoğan de regio meer naar zijn hand te kunnen te zetten. Het lijkt er echter op dat hij zijn hand daarbij ietwat overspeeld heeft. De Turkse ambities stuiten op hun grenzen.

Het regionale machtsstreven is verknoopt geraakt met de oorlog tegen de PKK en de Syrische Koerden. Daarmee rezen er ook spanningen met de Verenigde Staten en het NAVO-bondgenootschap over de te volgen strategie in Irak en Syrië. De door Erdoğan beoogde rol leiding te geven aan soennitische moslims in het hele Midden-Oosten wordt ernstig gehinderd door het conflict met de Koerden en de vrees in het Midden-Oosten voor Turkse overheersing. Het lijkt erop dat in de Arabische wereld het Turkse streven dan ook op flinke tegenstand stuit.