Dit rapport is een aantal dingen met nadruk niet. Het is in de eerste plaats geen evaluatie van Nederlands beleid ten aanzien van China zoals dat bij gemeenten en provincies wordt gemaakt. Zulk onderzoek zou de moeite waard zijn, maar valt buiten de basale kennisvraag –‍ ‍naar China’s decentrale diplomatie‍ ‍– waarop dit rapport antwoord. Dit rapport is ook geen betoog voor meer of minder decentrale uitwisseling met China. Gemeenten en provincies dienen samen met het Rijk hun eigen overwegingen daarin te maken. Het is dan ook geen morele verhandeling over de rol van mensenrechten in decentrale diplomatie. Dit rapport is ten laatste geen beleidskader, noch een dreigingsbeeld. Vanaf februari zal door de NCTV een start worden gemaakt om, aan de hand van de trendanalyse, eventuele risico’s voor Nederlandse belangen te identificeren. Eventuele aanbevelingen kunnen daaruit volgen. Deze worden in nauwe samenwerking tussen partijen (landelijk en lokaal) opgepakt. Daarnaast dient dit rapport de eigen risico- en beleidsinschattingen van decentrale overheden te voeden met kennis.

Wat is dit rapport wel? Het korte antwoord: een trendanalyse van China’s decentrale diplomatie en de rol van Nederland daarin, van 1949 tot nu. Het is geschreven vanuit de overtuiging dat de redenen waartoe China decentrale banden onderhoudt alleen begrepen kunnen worden binnen de historische context van China’s veranderde nationaal-politieke en geopolitieke prioriteiten. Omdat de organisatorische inbedding van China’s decentrale diplomatie complex is, begint dit rapport bij een kort overzicht (hoofdstuk 3) van de meest relevante betrokken actoren. Hierin staat de vraag centraal: wie bepaalt wat? Hierop volgt de kern van het rapport: een kleine geschiedenis van China’s decentrale diplomatie (hoofdstuk 4). Daarin worden per periode uitgelicht door welke nationaal-politieke en geopolitieke prioriteiten China’s decentrale diplomatie wordt beïnvloed en hoe dat zijn weerslag heeft op China’s decentrale banden met Nederland. Het rapport concludeert met een uitsplitsing van China’s thematische interesse in verschillende Nederlandse steden (hoofdstuk 5) ter ondersteuning van de vraag: waar zet China op in en wat drijft haar veranderende interesse in Nederlandse gemeenten en provincies?

De empirie in dit rapport kent limieten. Studie van relevante academische literatuur wordt aangevuld met uitgebreid openbronnenonderzoek en interviews met Nederlandse decentrale overheden en andere relevante partijen, zoals bedrijven en ontwikkelingsmaatschappijen. Omdat maar zeer beperkte informatie uit Chinese bronnen beschikbaar was en Chinese experts niet ingingen op verzoeken tot interviews, is de empirie gegrond in een combinatie van openbronnenonderzoek en interviews gericht op de Chinese inbreng in een beperkt aantal bestaande steden- en provinciebanden. Op basis van overleg met onder andere de VNG, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking (BZ), de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) is deze selectie gemaakt, pogend een diverse steekproef te nemen uit de veelheid aan decentrale banden.[2] Hierbij was niet de bedoeling de banden an sich te evalueren, maar om de kennis bij Nederlandse actoren te gebruiken om een beeld te schetsen van China’s veranderende decentrale diplomatie. De opbrengsten van de interviews zijn onherleidbaar opgenomen in dit rapport, doch altijd gecontroleerd aan de hand van openbronnenonderzoek. De bronnen zijn bekend bij de onderzoekers. De kaarten van China’s thematische interesse in Nederlandse steden in hoofdstuk 5 zijn gebaseerd op het eigen openbronnenonderzoek, interviews en aanvullende gegevens uit de periodieke enquêtes onder decentrale overheden van de RVO. Een recent Clingendael-rapport over samenwerking tussen Chinese en Nederlandse hoogtechnologische industrieën schenkt onder andere aandacht aan de rol van stedenbanden in kennisuitwisseling.[3] Eerder onderzoek verkent de banden met China van specifieke Nederlandse regio’s.[4] Onderzoek van Leiden Asia Centre naar China’s invloed en de Chinese gemeenschap in Nederland raakt op punten aan gemeentebanden.[5] Op al deze onderzoeken wordt voortgebouwd: de auteurs van dit rapport hebben getracht zo min mogelijk van de geboden inzichten te herhalen. Het rapport eindigt met suggesties voor verder onderzoek.

Gelderland: Arnhem (Wuhan), Wageningen (Zhangzhou); Groningen: Groningen (Tianjin, Xi’an); Limburg (Guangdong): Maastricht (Chengdu), Weert (Yuhang); Noord-Brabant (Jiangsu, Sichuan): Eindhoven (Nanjing), Tilburg (Changzhou), Breda (Yangzhou); Noord-Holland: Amsterdam (Beijing); Zuid-Holland (Shanghai-Pudong, Hebei): Den Haag (Shenzhen, Hangzhou, Qingdao), Rotterdam (Shanghai), Capelle aan de IJssel (Jiashan).