Het risico dat CBRN-wapens worden ingezet, lijkt op het eerste gezicht wellicht gering, gezien het kleine aantal incidenten met deze wapens in het verleden. Als zo’n incident zich echter voordoet, kunnen de gevolgen groot zijn. Deze bijdrage probeert – op basis van een aantal geselecteerde indicatoren – een inschatting te maken van de dreigingsontwikkeling in de komende 5 jaar. De conclusie is dat de dreigingstrend een lichte, maar zorgwekkende toename laat zien. Met name de spanningen tussen grootmachten, de dreigende afbrokkeling van het multilaterale non-proliferatie- en ontwapeningssysteem, en de groeiende dreiging van niet-statelijke actoren spelen hierbij een rol. Daarnaast gaat deze analyse na in hoeverre te verwachten valt dat internationale samenwerking zich positief of negatief zal ontwikkelen in de komende 5 jaar.

Dreigingsbeeld

Inleiding

Chemische, biologische en nucleaire (CBN-) wapens vormen traditioneel een aparte categorie, gezien de grote schaal waarop dergelijke wapens dood en verderf kunnen zaaien. Radiologische wapens (vaak ‘vuile bommen’ genoemd) zijn geen massavernietigingswapens, maar vanwege hun psychologische impact worden ze vaak op dezelfde lijn geschaard; vandaar hun toevoeging in de term CBRN-wapens. De verspreiding van massavernietigingswapens blijft een serieuze dreiging, concludeerde de Europese Unie (EU) in de onlangs gepubliceerde Global Strategy.‍[1] Naast de Global Strategy blijft in EU-verband de strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens uit 2003 ook onverminderd relevant.‍[2] In het Nederlandse beleid krijgt de dreiging van CBRN-wapens eveneens volop prioriteit.‍[3]

Tabel 1
Trends CBRN-wapens
Trends CBRN-wapens

Basistrend

Wat valt te verwachten voor 2021? Op statelijk niveau is de ontwikkeling betreffende massavernietigingswapens over de lange termijn gezien enigszins stabiel (zie Tabel 1). Slechts een handvol landen beschikt over dergelijke wapens, en de landen die er de afgelopen jaren van verdacht werden ze te ontwikkelen, zijn op één hand te tellen. Statistisch gezien ziet het er zelfs best goed uit: in de afgelopen tien jaar is het aantal landen met chemische wapens licht afgenomen (zie Figuur 1 en in het uitklapvenster Figuur A). De vernietiging van Schedule 1-chemicaliën (het soort dat exclusief wordt gebruikt bij chemische wapens) is gestegen van 10 naar 60 metrische ton sinds 2004. Twee landen in het bijzonder hebben hun arsenalen in het afgelopen decennium ontmanteld: Libië en Syrië. Daarnaast zijn enkele landen (de Verenigde Staten (VS) en Rusland) al bijna twintig jaar bezig met de destructie van hun chemische wapens.‍[4]

Figuur A
Cumulatief aantal aangegeven en vernietigde chemische wapens, schedule 2‍[6]
Figuur 1
Cumulatief aantal aangegeven en vernietigde chemische wapens, schedule 1‍[5]

Tegenover een afname van het aantal landen met chemische wapens, staat echter wel een toename van het aantal landen met kernwapens: sinds 2006 (eerste nucleaire testexplosie) wordt Noord-Korea tot de kernwapenstaten gerekend. In absolute aantallen nemen de kernwapens in de wereld echter gestaag af (met name op het conto van de grootste bezitters, de VS en Rusland, zie Figuur 2 en 3).‍[7]

Figuur 2
Absolute aantallen nucleaire wapens per land‍[8]
Figuur 3
Absolute aantallen nucleaire wapens per land (zonder VS en Rusland)‍[9]

Bepalende factoren

Toch zeggen deze cijfers niet alles. Er zijn vier factoren die suggereren dat de dreiging in 2021 groter zal zijn geworden (zie opnieuw Tabel 1): 1) uitbreiding van het nucleaire arsenaal door enkele staten; 2) modernisering van wapens door vrijwel alle nucleaire mogendheden; 3) toenemende spanningen tussen grote mogendheden; en 4) de grotere rol van niet-statelijke actoren.

Ten eerste laat Figuur 3 een toename zien van de nucleaire wapens van China, India, Pakistan en natuurlijk Noord-Korea. Hoewel volledige zekerheid ontbreekt, lijkt het erop dat deze vier landen hun kernwapenarsenalen aan het uitbreiden zijn.‍[10] Daarnaast is er de kwestie-Iran, die voorlopig weliswaar gesust is, maar die gezien de grote groep tegenstanders van het akkoord in zowel Iran als de Verenigde Staten elk moment weer zou kunnen oplaaien. Tegen Syrië loopt al sinds een mysterieus Israëlisch bombardement op een vermeende illegale nucleaire installatie in 2007 een onderzoek van de International Atomic Energy Agency (IAEA) wegens illegale kernwapenontwikkeling.

Ten tweede zijn vrijwel alle kernwapenstaten bezig hun arsenalen te moderniseren.‍[11] Met name de VS, Rusland en het Verenigd Koninkrijk tonen relatief veel openheid over hun kostbare moderniseringsplannen, voor landen als India en Israël gaat het vooralsnog om (onderbouwde) geruchten.‍[12] Modernisering kan overigens zowel verbetering van kernwapens zelf omvatten als verbetering van overbrengingsmiddelen, zoals raketten en onderzeeboten.

Ten derde is het zeer aannemelijk dat de licht dalende trend voor nucleaire wapens ten einde is gekomen als gevolg van toenemende internationale spanningen. Status quo zou wat dat betreft de nieuwe trend kunnen zijn. De belangrijkste reden hiervoor is de toenemende Russisch-Westerse spanningen, die niet bevorderlijk zijn voor nieuwe stappen in ontwapening.‍[13] Afnemend vertrouwen en toenemende spanningen zijn overigens ook om andere redenen zorgwekkend. De geschiedenis leert dat toenemende spanningen tussen landen met massavernietigingswapens de kans op inzet ervan vergroot. Hoewel deze wapens een hoge inzetdrempel hebben, kan in hooggespannen situaties snelle, onbedoelde escalatie optreden door bijvoorbeeld misverstanden of miscommunicatie, waarbij in de hectiek en stress beslissingen worden genomen die eerder ondenkbaar werden geacht. Voorbeelden hiervan zijn de Cubacrisis in 1962 en de Able Archer-oefening van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) in 1983, die tot groot alarm in de Sovjet-Unie leidde.‍[14] Ook de kans op ongelukken met deze wapens neemt in gespannen situaties toe; denk aan incidenten met falende waarschuwingssystemen die in het verleden bijna tot inzet van nucleaire wapens leidden.‍[15] Sommige kernwapenstaten lijken een relatief lage inzetdrempel te hanteren – hier moet vooral Pakistan worden genoemd – waardoor escalatie van bestaande spanningen sneller tot nucleair conflict kan leiden, mogelijk zelfs met wereldwijde gevolgen voor milieu en klimaat.‍[16] Tegelijkertijd zijn landen met massavernietigingswapens statistisch gezien niet vaker betrokken bij conflicten dan andere landen en vertaalt verbale spanning zich niet automatisch in concrete spanning en escalatiepotentieel.

Ten vierde lijken ook niet-statelijke actoren een grotere bedreiging te vormen op het gebied van CBRN-wapens. Hoewel het voor hen lastig is CBRN-wapens te ontwikkelen en effectief in te zetten, zijn de signalen dat vooral terroristische organisaties interesse hebben in dergelijke wapens zorgwekkend.‍[17] De combinatie van wilskracht, beschikbare tijd en voortschrijdende technieken die zulke wapenproductie eenvoudiger maken, zouden in de komende tien jaar kunnen leiden tot inzet ervan door terroristen.‍[18] Het (via internet) beschikbaar komen van steeds toegankelijkere chemische, biologische en nucleaire kennis en materialen maakt dergelijke scenario’s aannemelijker dan voorheen – er wordt wel gesproken van een democratisering van de ‘life sciences’ en ‘do-it-yourself’ chemie en biologie, maar aan die democratisering zitten ook minder positieve veiligheidsaspecten. Er zijn momenteel aanwijzingen dat vooral in Syrië (geïmproviseerde) chemische wapens zijn ingezet door zowel statelijke als niet-statelijke actoren.‍[19] Zo zou het Syrische regime chloorgas hebben gebruikt, en Islamitische Staat (IS) mosterdgas.‍[20] Sinds 2013 loopt een onderzoek van de Verenigde Naties (VN) en de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW) in Syrië over onregelmatigheden bij de declaratie van chemische wapens in 2013 en mogelijk illegaal gebruik van zulke wapens. Biologische wapens zijn moeilijker te maken dan chemische wapens, maar incidenten uit het recente verleden (bijvoorbeeld de miltvuur-brieven in de VS in 2001) tonen dat ook hier mogelijkheden voor terroristen bestaan, zeker nu ook op het vlak van biowetenschappen de technologie en beschikbare kennis zich snel ontwikkelen. Voor radiologische wapens geldt min of meer hetzelfde.‍[21]

Gezien de hierboven beschreven ontwikkelingen wordt voor 2021 een lichte stijging van de dreiging van de inzet van CBRN-wapens verwacht. Voor nucleaire wapens lijken vooral de spanningen tussen grootmachten te resulteren in een grotere dreiging. Op het gebied van chemische wapens is er sprake van grote sprongen op het gebied van ontwapening, maar geeft de interesse van niet-statelijke actoren in chemische wapens aanleiding tot een licht stijgende dreigingstrend. Dit laatste geldt eveneens voor biologische en radiologische wapens. Overigens is het ter relativering goed te bedenken dat de laatste keer dat er in Europa CBRN-wapens op een schaal van enige betekenis werden ingezet, al een eeuw geleden (Eerste Wereldoorlog) is.

Impact en schokken

De inzetdrempel voor CBRN-wapens blijft hoog, waardoor de kans dat ze daadwerkelijk worden gebruikt op zichzelf als ‘waarschijnlijk niet’ kan worden ingeschat. De impact van een dergelijke gebeurtenis kan echter enorm zijn – een typisch geval van ‘lage waarschijnlijkheid, hoge impact’. Een CBRN-incident kan variëren van, grofweg, het gebruik van een geïmproviseerd chemisch wapen door terroristen tot een regelrechte nucleaire oorlog tussen grootmachten. In alle gevallen zullen de gevolgen groot zijn, in het eerste geval vooral paniek veroorzakend (met wellicht maatschappij-ontwrichtende effecten), in het tweede geval wellicht allesvernietigend. Tussenliggende varianten en hun gevolgen zijn ook niet ondenkbaar. Daarom is zelfs het geringste risico dat CBRN-wapens worden gebruikt al zorgwekkend, terwijl dit risico momenteel langzaam toeneemt. De belangrijkste dreiging komt vanuit zowel statelijke (nucleair), als niet statelijke actoren (chemisch, biologisch en radiologisch).

Bovenstaande analyse is gebaseerd op kwalitatieve en kwantitatieve trends en factoren. Tegelijk zijn er allerlei onzekerheden en plotselinge gebeurtenissen denkbaar, die tot een andere inschatting zouden nopen. Om hier rekening mee te houden, is middels de Clingendael Expert Survey een aantal mogelijke gebeurtenissen geïdentificeerd en gescoord (zie Figuur B). De drie meest relevante schokken wat betreft CBRN-wapens zijn: terroristen (al dan niet gelieerd aan IS) in de EU die in het bezit komen van CBRN-wapens; de VS kiezen een isolationistische koers; en een Russische aanval op één van de Baltische staten. Alle drie scenario’s zouden het risico op inzet van CBRN-wapens verhogen.

Figuur B
Mogelijke schokken dreigingsbeeld CBRN-wapens (N=10)
Mogelijke schokken dreigingsbeeld CBRN-wapens (N=10)

Schok

A
Burgeroorlog of grootschalige maatschappelijke onrust in Frankrijk
B
De VS voeren een meer isolationistisch buitenlandbeleid, geven geen prioriteit meer aan Europa
C
Europese Unie valt uiteen
D
IS gebruikt CBRN-wapens of valt een kerncentrale aan
E
Niet-statelijke actoren komen in het bezit van kernwapens
F
Nucleaire intimidatie veroorzaakt een nucleaire wapenwedloop in Europa
G
Rusland valt één of meerdere Baltische staten aan

In het geval dat terroristen in de EU in het bezit komen van CBRN-wapens, en dat onthullen en/of de wapens zelfs inzetten, zal dit vooral maatschappelijke impact hebben. Nog los van de directe impact wanneer een CBRN-wapen wordt gebruikt, veroorzaakt de dreiging mogelijk toenemende angst en onzekerheid, en wellicht groeiende spanningen tussen bevolkingsgroepen in Europese landen. Deze angsten, onzekerheden en spanningen kunnen op hun beurt de economische ontwikkelingen en het vertrouwen in politiek en bestuur in Europese landen negatief beïnvloeden.

Als de VS onder de nieuwe president Donald Trump een sterk isolationistische koers inzetten, kan dat ook aanzienlijke gevolgen hebben. Tijdens de verkiezingscampagne gaf Trump al aan dat landen als Japen en Zuid-Korea wellicht beter zelf kernwapens kunnen ontwikkelen dan schuilen onder de ‘nucleaire paraplu’ van de VS. Het is zeer de vraag of de VS die lijn zullen aanhouden, maar alleen al Trumps uitspraken scheppen wantrouwen over Amerikaanse nucleaire garanties en kunnen landen ertoe bewegen zelf (infrastructuur voor) kernwapens te ontwikkelen.‍[22] Isolationisme, gekoppeld aan een afkeer van multilaterale organisaties, kan sowieso het draagvlak voor het multilaterale non-proliferatie- en ontwapeningsregime doen afnemen, wat voor sommige landen een vrijbrief kan zijn om bijvoorbeeld (opnieuw) chemische wapens te ontwikkelen en/of in te zetten (denk aan het regime in Syrië).

Een derde relevante schok zou een Russische aanval op een van de Baltische staten kunnen zijn – al dan niet in ‘hybride’ vorm zoals in Oekraïne. Dit zou een directe confrontatie met de NAVO betekenen, waarbij snelle escalatie van het conflict op de loer ligt. Een scenario waarbij de escalatie zelfs tot nucleair niveau oploopt (in diverse gradaties) kan niet worden uitgesloten en zou grote gevolgen kunnen hebben voor het huidige internationale systeem op het vlak van CBRN-wapens.‍[23]

Het internationale regime rondom CBRN-wapens

Inleiding

Het dreigingsbeeld geeft reden tot enige zorg, maar welke kant beweegt de internationale samenwerking rondom CBRN-wapens op? Staat deze samenwerking ook onder druk? En, zo ja, op welk terrein? Om dit na te gaan, is een aantal indicatoren ontwikkeld en is achtereenvolgens een korte analyse gemaakt van de belangrijkste actoren en instituties, de belangrijkste normen en regels (inclusief ontwikkeling) en de mate van naleving daarvan. De verwachting voor 2021 is dat het huidige internationale systeem van samenwerking op CBRN-terrein langzamerhand verschuift in de richting van een minder coöperatief systeem, waarbij naast grootmachten ook andere staten en wellicht zelfs niet-statelijke actoren een steeds grotere rol gaan spelen.

Actoren en instituties

Wat betreft CBRN-wapens is het internationale systeem tot op heden sterk statelijk gefocust. Er heeft zich in de afgelopen decennia een relatief fijnmazig systeem van multilaterale verdragen en organisaties ontwikkeld om de risico’s van de inzet van CBRN-wapens te doen verminderen. De basis hiervan vormen het Non-Proliferatie Verdrag (NPV), de Biologische Wapen Conventie en de Chemische Wapen Conventie. Daaromheen bestaan diverse andere afspraken en organisaties, bijvoorbeeld de Ontwapeningsconferentie, het Kernstopverdrag (verbod op kernproeven) en de VN-Veiligheidsraadresolutie 1540 (versterking van nationale exportcontroles). Naast multilaterale initiatieven zijn er ook diverse bilaterale afspraken, zoals tussen de VS en Rusland over het verminderen van kernwapens (bijvoorbeeld het New-START-verdrag).

Een belangrijk probleem is dat niet-statelijke actoren vrijwel uitgesloten zijn van het systeem (hoewel bij sommige systeemonderdelen wel bijvoorbeeld de nucleaire en chemische industrie in enigerlei mate betrokken zijn). Het multilaterale systeem schrijft voor hoe staten zich op dit terrein behoren te gedragen, maar heeft weinig greep op niet-statelijke actoren. Een enkel onderdeel van het systeem richt zich wel op hoe staten met niet-statelijke actoren zouden moeten omgaan. Een voorbeeld is de VN-Veiligheidsraadresolutie 1540, die staten oproept om export door niet-statelijke actoren van materialen gerelateerd aan massavernietigingswapens afdoende te controleren. Echter, er zijn geen afspraken mét niet-statelijke actoren.

Normen en regels

Het internationale systeem heeft tot op heden zeker succes geboekt wat betreft non-proliferatie en ontwapening: de normen die door het systeem zijn gesteld, kunnen als zeer succesvol worden bestempeld (zie Tabel 2). Het gebruik van CBRN-wapens is een mondiaal breed gedragen taboe geworden. De golf van verontwaardiging die over de wereld ging toen in Syrië in 2013 chemische wapens werden gebruikt, is wat dat betreft veelzeggend. Naast de normen zijn ook de harde eisen die het multilaterale systeem reeds aan lidstaten stelt op het gebied van CBRN-wapens, tot op zekere hoogte succesvol, al zijn werkelijk onafhankelijk geverifieerde regels nog enigszins schaars. Alleen op het terrein van nucleaire en chemische non-proliferatie en chemische ontwapening zijn effectieve verificatiemechanismen door onafhankelijke organisaties effectief, respectievelijk door het IAEA en de OPCW. Veel andere regelgeving wordt gehandhaafd via min of meer vrijwillige transparantiemaatregelen, waarbij staten zelf informatie verschaffen over hun naleving van de regels (zoals bij het 1540 Comité en de Nuclear Suppliers Group).

Tabel 2
Belangrijkste normen en regels

Normen

Regels

Staten behoren geen CBRN-wapens te gebruiken.

Geverifieerde regelgeving alleen inzake chemische wapens (OPCW).

Staten behoren geen CBRN-wapens te ontwikkelen.

Geverifieerde regelgeving alleen inzake nucleaire en chemische wapens (IAEA en OPCW).

Staten behoren te voorkomen dat andere actoren CBRN-wapens in bezit krijgen.

Uitsluitend vrijwillige ‘zelf-verificatie’ door opgave eigen activiteiten (bijv. 1540 Comité, Nuclear Suppliers Group).

Het internationale regime op CBRN-gebied kampt echter ook met enkele fundamentele problemen. Zorgwekkend is dat er steeds meer barstjes lijken te ontstaan in het multilaterale nucleaire non-proliferatie- en ontwapeningsregime. Zoals al in een eerdere Clingendael Strategische Monitor werd geconstateerd, neemt het draagvlak voor de afgesproken normen binnen dit regime langzaam, maar onmiskenbaar, af.‍[24] Vooral de hoeksteen van het systeem, het NPV, staat onder druk. De aanzwellende kritiek op het uitblijven van toegezegde ontwapeningsstappen van de vijf ‘erkende’ kernwapenstaten leidde in 2015 tot het uitblijven van consensus tijdens de vijfjaarlijkse NPV-Herzieningsconferentie. Er wordt nu door een relatief grote groep staten toegewerkt naar een mogelijk Verbod op Kernwapens, zoals geadviseerd door een Open-Ended Working Group van de VN. Deze normatieve ontwikkeling dreigt echter de kloof tussen kernwapenstaten (plus hun bondgenoten) en niet-kernwapenstaten te vergroten.‍[25] De negen kernwapenstaten in de wereld en diverse van hun bondgenoten zien namelijk niets in zo’n verbod, hetgeen tot extra spanningen binnen het multilaterale systeem leidt.‍[26] Deze discussie over het bezit van kernwapens zal de komende jaren niet van de internationale agenda verdwijnen en kan mogelijk (verdere) schade toebrengen aan de consensus binnen bestaande fora. Het volstrekt vastgelopen initiatief om tot een Massavernietigingswapenvrije Zone in het Midden-Oosten te komen, speelt bij de onvrede tussen NPV-lidstaten overigens ook een belangrijke rol.‍[27]

Naleving

Lidstaten schenden zelden de verdragen op dit terrein. Zo heeft de OPCW nog nooit een schending geconstateerd (en dat ligt niet aan slechte verificatietechnieken), al heeft de organisatie momenteel Syrië wel in het vizier als mogelijke schender van de regels. Als de regels in zeldzame gevallen worden geschonden, is het wel meteen goed mis: zie Noord-Korea, dat sinds de ontdekking van een illegaal kernwapenprogramma niet meer tot stoppen is gedwongen en nu meer dan voorheen een regionale bedreiging vormt. Ervan uitgaande dat de afgelopen 15 jaar drie landen het NPV schonden of bewust langs de toegestane grenzen scheerden (Noord-Korea, Syrië en Iran), is niet uit te sluiten dat dit in de nabije toekomst weer zal gebeuren. Zeker nu het felle debat rond nucleaire ontwapening openlijk de gepercipieerde waarde van kernwapens in de bezittersstaten blootlegt, kunnen meer staten over de streep getrokken worden.

Ook het falen wat betreft inwerkingtreding van nieuwe internationale regels veroorzaakt onvrede in met name staten die geen grootmacht of hechte bondgenoot van een grootmacht zijn. Zo blijft het uitblijven van inwerkingtreding van het Kernstopverdrag (Comprehensive Test Ban Treaty) uit 1996 problematisch. Al twintig jaar lang weigeren cruciale landen met nucleaire programma’s het verdrag te ratificeren, tot frustratie van diverse andere staten. Onderhandelingen in het kader van de Ontwapeningsconferentie in Genève zitten ook al 20 jaar vast, onder andere wat betreft een door veel landen gewenst verbod op productie van splijtstoffen (Fissile Material Cut-Off Treaty). De Biologische en Toxische Wapen Conventie, waar enig verificatiemechanisme ontbreekt, blijft naar mening van velen een papieren tijger, en de OPCW in Den Haag staat onder toenemende druk van lidstaten zich om te vormen tot een soort (goedkope) nachtkaars-organisatie, nu verdere stappen in (tot dusver succesvolle) chemische ontwapening onwaarschijnlijk lijken. Hoewel dergelijke initiatieven al 20 jaar stilliggen, en doorbraken vooralsnog niet in het verschiet lijken, is het vooral de groeiende onvrede hierover bij een grote groep staten die de status quo op dit vlak kan doen veranderen. Behalve het stilliggen van verschillende bestaande initiatieven, is het eveneens opvallend dat nieuwe bi- en multilaterale initiatieven ook niet meer van de grond lijken te komen. Waar in de afgelopen tien jaar initiatieven, zoals het New-Start-verdrag tussen de VS en Rusland en het Nuclear Security Summit (NSS)-proces, nieuw elan probeerden te geven aan internationale beheersing van CBRN-risico’s, is dat sinds kort niet meer het geval. Integendeel, bestaande initiatieven dreigen te worden opgezegd (Intermediate-Range Nuclear Forces Treaty) of zijn alweer beëindigd zonder duidelijke opvolging (NSS proces). Er is, met andere woorden, echt iets aan de hand.

Assenkruis en schokken

Wat betreft internationale samenwerking inzake CBRN-dreigingen is een langzame verschuiving zichtbaar in de zin dat die samenwerking stroever verloopt (zie Figuur 4). Dit komt omdat er meer frictie valt waar te nemen tussen staten, waarbij vooral de kloof tussen de grootmachten en de minder machtige staten lijkt te groeien. Tegelijkertijd lijken niet-statelijke actoren in opkomst wat betreft CBRN-dreiging, maar maken zij nauwelijks deel uit van bestaande structuren op dit terrein. De bestaande instituties beginnen wat te kraken, de normen en (tot op bepaalde hoogte) regels staan nog wel overeind, maar één of enkele flinke schokken zouden het bestaande multilaterale systeem aan het wankelen kunnen brengen.

Figuur 4
Het internationaal regime: CBRN-wapens (2016 – 2021)
Het internationaal regime: CBRN-wapens (2016 – 2021)

Wat betreft actoren is ook een geleidelijke verschuiving waarneembaar. Vanouds hebben de grootmachten het min of meer voor het zeggen in het multilaterale systeem betreffende CBRN. Deze positie komt echter steeds meer onder druk te staan – zie de grote groep kleinere en middelgrote VN-lidstaten die ondanks verzet van de grootmachten besloten hebben te gaan werken aan een verbod op gebruik (en daarmee indirect ook bezit) van kernwapens. De toenemende rol van niet-statelijke ten koste van statelijke actoren kan ook niet ongenoemd blijven. Hierbij betreft het zowel organisaties die CBRN-wapens zouden willen gebruiken, als organisaties die door voortschrijdende technologische ontwikkelingen bronnen van proliferatie zouden kunnen vormen (denk bijvoorbeeld aan de toename in bedrijven die zich bezighouden met biotechnologische toepassingen die ten goede, maar ook ten kwade gebruikt zouden kunnen worden).

Ook in het geval van het CBRN-regime kunnen verwachte trends veranderen als gevolg van plotselinge gebeurtenissen. Om hier rekening mee te houden zijn middels de Clingendael Expert Survey ook voor het systeem van internationale samenwerking een aantal mogelijke gebeurtenissen geïdentificeerd en gescoord (zie Figuur C). De wisdom of the crowd suggereert diverse schokken die impact kunnen hebben op internationale samenwerking, zoals het uiteenvallen van de EU en een wereldwijde financiële crisis. Specifiek op CBRN-gebied noemden de experts drie mogelijke schokken: een conflict tussen China en de VS over Taiwan of de Chinese Zee; Noord-Korea, dat CBRN-wapens inzet tegen andere landen; en een nucleair conflict tussen India en Pakistan.

Figuur C
Mogelijke systeemschokken CBRN-wapens (N=10)
Mogelijke systeemschokken CBRN-wapens (N=10)

Schok

A
Europese Unie valt uiteen
B
Gewapend conflict tussen China-VS over Taiwan en/of de Oost/Zuid-Chinese Zee
C
Noord-Korea gebruikt CBRN-wapens tegen haar buren
D
Nucleair conflict tussen Pakistan-India
E
Wereldwijde financiële crisis

Een conflict tussen China en de VS brengt het risico van (ongewilde) escalatie mee, zelfs tot aan het nucleaire niveau. Het is zeer de vraag of beide staten de escalatie zo hoog zullen laten oplopen, maar zoals eerder vermeld: in gespannen situaties is het risico op misvattingen en miscommunicatie die tot niet-voorziene escalatie leiden, altijd aanwezig. Zelfs zonder nucleaire component zal een conflict tussen twee grootmachten de internationale verhoudingen doen veranderen, waarvan samenwerking op CBRN-vlak ook een slachtoffer zou kunnen zijn.

Als Noord-Korea mocht besluiten CBRN-wapens te gebruiken tegen andere landen, zet dat de internationale verhoudingen op scherp. Omdat het vrijwel zeker zelfmoord voor het Noord-Koreaanse regime zal zijn – de norm tegen dergelijke inzet is voorlopig nog erg krachtig – zal dit waarschijnlijk alleen gebeuren als het regime toch al aan het instorten is en het met grof geweld het leven nog probeert te rekken. Hoe dan ook zal het einde van het regime in Pyongyang spanning tussen grootmachten opleveren: China en de VS (en in mindere mate Rusland) hebben totaal andere visies op de toekomst van het Koreaanse schiereiland – één van de redenen waarom Noord-Korea jarenlang relatief ongehinderd aan CBRN-wapens heeft kunnen werken. De kans dat andere staten een conflict op het Koreaanse schiereiland worden ingezogen (met alle gevolgen van dien) is niet ondenkbaar.

Een nucleair conflict tussen India en Pakistan is niet onmogelijk – hierboven werd de relatief lage inzetdrempel van kernwapens in dit verband al genoemd. De spanning tussen beide kernwapenstaten is met regelmaat te snijden. Mocht de sluimerende conflictsituatie leiden tot nucleaire oorlogvoering, dan zal dit grote gevolgen hebben, niet alleen voor de landen zelf, maar mogelijk ook wereldwijd wat betreft milieu en klimaat.‍[28] Omdat beide landen geen lid zijn van het NPV, zal de impact op de internationale samenwerking minder groot zijn dan in het geval andere kernwapenstaten in conflict raken. Men zou zelfs kunnen speculeren dat een nucleair conflict tussen India en Pakistan verdere internationale samenwerking juist zou kunnen bevorderen, omdat de gruwelen ervan eens te meer zullen aantonen dat dit nooit meer mag gebeuren.

Conclusie

De dreiging van CBRN-wapens lijkt de komende jaren licht toe te nemen. Oplopende spanningen tussen kernwapenstaten (met risico op niet geplande escalatie), de barstjes in het multilaterale systeem en de groeiende dreiging van niet-statelijke actoren dragen hieraan bij. Hoewel het aantal gevallen dat CBRN-wapens in het verleden zijn gebruikt klein is, kan een dergelijk incident grote impact hebben. Eenvoudige opties om de dreigingstrend om te buigen, lijken momenteel echter niet voorhanden. Hoewel er in de afgelopen decennia een relatief fijnmazig systeem van multilaterale verdragen en organisaties tot stand is gebracht om de risico’s van CBRN-wapens te doen verminderen, lijkt dit systeem sinds enkele jaren minder soepel te functioneren.

European Union Global Strategy, Shared Vision, Common Action: A Stronger Europe. A Global Strategy for the European Union’s Foreign And Security Policy, juni 2016, link
Raad van de Europese Unie, EU strategy against proliferation of Weapons of Mass Destruction, december 2003, link
Internationale Veiligheidsstrategie, Brief van Minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer der Staten Generaal, 21 juni 2013, link; Ministerie van Buitenlandse Zaken, ‘Nadere informatie over de CBRN-dreiging (Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair)’, Brief aan de Eerste Kamer der Staten Generaal, 26 september 2016, link
OPCW, The Chemical Weapons Ban: Facts and Figures, , link.
OPCW, Annual Reports, 2004-2014, link. Chemische stoffen van schedule 1 kunnen gebruikt worden als chemisch wapen en bijna niet voor andere doeleinden. Een staat mag maximaal 1 metrieke ton van deze chemische wapens in bezit hebben (Zie: OPCW, Regime for Schedule 1 Chemicals and Facilities Related to such Chemicals, Annex on Implementation and Verification, Part VI, link.
OPCW, op. cit. Chemische stoffen van schedule 2 kunnen gebruikt worden als chemisch wapen, maar op kleine schaal ook voor andere doeleinden. Daarom is de productie van kleine hoeveelheden wel toegestaan (zie OPCW, Regime for Schedule 2 Chemicals and Facilities Related to such Chemicals, Annex on Implementation and Verification, Part VII, link.
Kile, S.N., en Kristensen, H.M. 2016. ‘Trends in nuclear forces, 2016’, SIPRI, juni, link.
Militaire voorraden: Kristensen, H.M. en Norris, R.S. 2013. ‘Global nuclear weapons inventories, 1945-2013’, Bulletin of the Atomic Scientists, 16 oktober, link; In te zetten nucleaire wapens: SIPRI, Yearbooks 2004-2015, link.
Militaire voorraden: Kristensen, H.M. en Norris, R.S. 2013. ‘Global nuclear weapons inventories, 1945-2013’, Bulletin of the Atomic Scientists, 16 oktober, link; In te zetten nucleaire wapens: SIPRI, Yearbooks 2004-2015, link.
Kile en Kristensen, op. cit.
Kristensen, H.M., en Norris, R.S. 2014. ‘Slowing nuclear weapon reductions and endless nuclear weapon modernizations: A challenge to the NPT’, Bulletin of the Atomic Scientists, juli/augustus, 70(4), 94-107, link.
Bijvoorbeeld: Levy, A. 2015. ‘India Is Building a Top-Secret Nuclear City to Produce Thermonuclear Weapons, Experts Say’, Foreign Policy, 16 december, link.
‘Russia v America: Going nuclear’, The Economist, 8 oktober 2016, link.
Hoffman, D.E. 2015. ‘In 1983 ‘war scare,’ Soviet leadership feared nuclear surprise attack by U.S.’, Washington Post, 24 oktober, link.
Lewis, P., et al. 2014. ‘Too Close for Comfort: Cases of Near Nuclear Use and Options for Policy’, Chatham House Report, link; Barrett, A.M. 2016. ‘False alarms, true dangers? Current and future risks of inadvertent U.S.-Russian nuclear war’, RAND Perspective, No. 191, link.
Joshi, S. 2013. ‘Pakistan’s Tactical Nuclear Nightmare: Deja Vu?’, The Washington Quarterly, 159-172, link; Meer, S. van der, 2015. ‘De knalroze flamingo: Nucleaire oorlog India en Pakistan’, OneWorld, 29 december, link.
Ministerie van Buitenlandse Zaken, ‘Nadere informatie over de CBRN-dreiging (Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair)’, Brief aan de Eerste Kamer der Staten Generaal, 26 september 2016, link.
Caves, J.P. en Carus, W.S. 2014. ‘The Future of Weapons of Mass Destruction: Their Nature and Role in 2030, Center for the Study of Weapons of Mass Destruction’ National Defense University Press, Occasional Paper No. 10, , 45-46, link; Unal, B. en Aghlani, S. 2016. ‘Use of chemical, biological, radiological and nuclear weapons by non-state actors. Emerging trends and risk factors’, Lloyd’s & Chatham House, link.
Third report of the Organization for the Prohibition of Chemical Weapons-United Nations Joint Investigative Mechanism, United Nations Security Council, Document S/2016/738, 24 August 2016, link.
Ministerie van Buitenlandse Zaken, ‘Nadere informatie over de CBRN-dreiging (Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair)’, Brief aan de Eerste Kamer der Staten Generaal, 26 september 2016, link.
Unal, B. en Aghlani, S., op. cit.; Meulenbelt, S.E., en Nieuwenhuizen, M.S. 2015. ‘. Non-State actors’ pursuit of CBRN weapons: From motivation to potential humanitarian consequences’, International Review of the Red Cross, 97(899), 831–858, link.
Squassoni, S. 2016. ‘East Asia Will Take Trump's Nuclear Talk Literally and Seriously’, Foreign Policy, 18 november, link.
Shlapak, D.A. en Johnson, M.W. 2016. ‘Reinforcing Deterrence on NATO’s Eastern Flank: Wargaming the Defense of the Baltics’, RAND Report, link; Thompson, L.B. 2016. ‘Why The Baltic States Are Where Nuclear War Is Most Likely To Begin’, The National Interest, 20 juli, link.
Rood, J. en Dinnissen, R. (red.) 2013. Een wereld in onzekerheid. Clingendael Strategische Monitor 2013, Den Haag, 184-185, link.
Meer, S. van der, 2016. ‘Accelerating global nuclear disarmament. A menu of 16 policy options,’ Clingendael Policy Brief, februari, link.
Ritchie, N. 2015. ‘Nuclear realities: Worlds apart’, Effective Measures, 5 juni, link.
Wan, W. 2015. ‘Why the 2015 NPT Review Conference Fell Apart,’ Centre for Policy Research, United Nations University, 28 mei, link.
Robock, A. en Toon, O.B. 2010. ‘Local nuclear war, global suffering’, Scientific American, Vol. 302, 74-81, link.

Bij verwijzingen naar de Clingendael Strategische Monitor graag gebruik maken van de bijbehorende PDF.

offcanvas-content