Waartoe onderhoudt China decentrale banden met Nederland? Het antwoord is dat elke stap in China’s ontwikkeling tot grootmacht zijn eigen decentrale-diplomatieke karakteristieken en motieven kent. In Mao’s tijd stonden vriendschapsbanden in het teken van het doorbreken en omzeilen van diplomatieke isolatie en narratieve beïnvloeding. Onder Deng werden de decentraal-diplomatieke structuren ingezet om wereldwijd kennis, kunde en kapitaal op te halen teneinde China’s ontluikende economische groei te voeden. Onder Jiang en Hu werd de reikwijdte van dit kennisnetwerk flink vergroot, het volume van uitwisseling aanzienlijk verhoogt, en werden harde economische prioriteiten breder ingebed in culturele uitwisseling en soft power-building. Dit was de tijd waarin China’s steden en provincies relatieve autonomie genoten in hun buitenlandse betrekkingen.
Die tijd is voorbij. Ook Nederlands-Chinese decentrale banden leven nu in het tijdperk Xi. De door Beijing gestelde geopolitieke strategieën voeren de toon in China’s decentrale banden. China gebruikt decentrale banden in de eerste plaats als een belangrijke poort naar kennisinstellingen en kennis- en innovatierijke industrieën. Daarnaast fungeren decentrale relaties als een bemiddelaar in logistieke samenwerking, en zijn er latente structuren voor politieke beïnvloeding aanwezig. China’s landelijke geo-economische kernprioriteiten staan voorop in haar decentrale contacten met Nederland China heeft duidelijk voor ogen in welke industrieën en sectoren Nederland een mondiale voorloperspositie heeft en waar het Nederlandse kennis kan gebruiken om de eigen internationale afhankelijkheden af te bouwen. Vermoedelijk reagerend op een vijandiger geopolitiek klimaat, wekt China voorheen slapende structuren voor narratieve beïnvloeding. Van mondkapjesdiplomatie tot Vriendschapsprijzen: te midden van de escalerende spanningen met Europa zoekt China wederom omwegen naar strategische vormen van vriendschap. Die vormen op het eerste gezicht geen grote risico; in Nederland is van deze kant van China’s decentrale diplomatie slechts beperkt wat te merken. Ontwikkeling in de activiteiten van het UFWD en CPAFFC lijken parallel te lopen. Van een actiever CPAFFC is in Nederland in beperkte mate wat te merken.
Een verdere uitsplitsing van China’s thematische interesse laat verder zien waartoe China’s decentrale diplomatie wordt ingezet in verschillende onderzochte steden. Twee kaarten zijn opgesteld: een die China’s dominante thematische interesses per onderzochte stad tussen 2004 en 2012 weergeeft, en een die hetzelfde doet voor 2012 tot nu.
De twee kaarten vergelijkend, treedt een aantal trends naar voren. Ten eerste zijn de focuspunten sterk aangescherpt: waar in de periode 2004-2012 sommige steden al op vrij concreet niveau Chinese interesse waarnamen, maar veel steden nog op zeer globaal niveau samenwerkten, is de Chinese concentratie op specifieke industrieën of kennisgebieden in de tweede periode veel scherper en minutieuzer gedefinieerd. Problematiek ten aanzien van stedenbouw en ruimtelijke ordening worden minder belangrijk: China’s geo-economische topprioriteiten zoals landelijk bepaald, voeren de toon. De samenhang in de Chinese interesse in verschillende Nederlandse steden neemt ook toe: er is een duidelijke logistieke/BRI-lijn, waarop alle relevante steden worden aangesproken, zo er ook een focuspunt is rondom Brainport, en in mindere mate rondom Wageningen (agri&food) en Groningen (life sciences & health). Biotechnologie en levenswetenschappen zijn een thema-in-opkomst. Dit veld vraagt meer specifiek onderzoek, daar de Chinese interesse veelomvattend is en Nederlands mondiale voorloperspositie sterk.
Geopolitiek kan niet meer worden weggedacht uit de relatie tussen China en Nederlandse overheden. Een gebrek aan inzicht in de exacte werking van decentrale banden, en de aansturing daarvan, werkt onzekerheid in de hand: de beleidsambtenaar vraagt zich af, welke rol speelt ‘mijn’ stedenband in China’s opmars? De historische trendanalyse hierboven gegeven laat zien dat verschillende aspecten van China’s decentrale diplomatie vervolgonderzoek verdienen.
De rol van bemiddelaars en tussenorganisaties is groter dan voorheen gedacht, doch veelvormig en obscuur. In het bijzonder rijst de vraag of mediërende actoren blootstaan aan een groter risico op ongewenste kennisoverdracht, dan wel andere vormen van beïnvloeding. Van sommigen is duidelijk dat zij geregeld contact onderhouden met, of onder aansturing staan van Chinese overheidsorganisaties, maar onduidelijk is wat die relatie precies vermag. De exacte rolverdeling in samenwerking tussen de Chinese ambassade en grotere Chinese bedrijven in het faciliteren van het vestigen van Chinese bedrijven in Nederland, onder andere via stedenbanden, vraagt opheldering. Decentrale banden fungeren vaak als poort: na bemiddeling van overheidsactoren gaan bedrijven en kennisinstellingen beider zijden hun gezamenlijke weg. Hierdoor is het vaak niet duidelijk in welke mate steden- of provinciebanden bijdragen aan daadwerkelijke overdracht van kennis en technologie, laat staan of die overdracht wenselijk of onwenselijk zou zijn. Vriendschapsbanden in den brede, en steden- en provinciebanden in het bijzonder, zijn historisch gezien voor China een belangrijk kanaal voor buitenlandse politieke beïnvloeding geweest, juist in tijden van verslechterende bilaterale relaties. Daarom is het belangrijk te monitoren of en hoe China’s veranderende soft power-strategie ten aanzien van Europa zijn weerslag heeft op Nederlandse steden- en provinciebanden.[94] De veranderde opstelling van het CPAFFC vraagt bovenal een kritische blik, daar haar doelstellingen ten aanzien van Nederlandse gemeenten en verhouding tot andere Chinese overheidsorganisaties lang buiten beschouwing zijn gelaten maar haar rol in China’s stedenbandenbeleid aanzienlijk is.