Research

Conflict and Fragility

Op-ed

Utopische Moslimbroeders zijn realisten geworden

21 Feb 2011 - 14:11

Het is bijna onmogelijk een nuchter debat te voeren over de politieke islam, waarvan de Moslimbroederschap de belichaming vormt. Een voorbeeld is het artikel van Hala Naoum Nehme over de rol van de Moslimbroederschap in de omwenteling in Egypte (Opinie & Debat, 14 februari). Eens een dief, altijd een dief, zo zou je haar analyse kunnen samenvatten.

De Moslimbroederschap heeft in het verleden inderdaad een revolutionair islamitisch programma uitgedragen. Dit heeft overigens in Egypte nooit tot enig resultaat geleid. Toen de Broederschap in 1954 door de toenmalige Egyptische president Nasser beschuldigd werd van een poging tot staatsgreep, volgde een genadeloze repressie die veel heeft bijgedragen aan de radicalisering van de Broederschap en haar toenmalige chef-ideoloog Sayyid Qutb. Deze is een belangrijke inspiratiebron geworden voor de extreme en gewelddadige jihadstrijders van Gama'at Islamiyya, Jihad Islamiyya en de Al-Qaida variëteit.

Maar sindsdien heeft de Broederschap onder Hassan al-Hudeibi, de opvolger van oprichter Hassan al-Banna, nadrukkelijk afstand genomen van de gewelddadige opvattingen van Sayyid Qutb. En is de Broederschap begonnen aan een 'lange mars door de instituties' die karakter en opstelling van de Broederschap ingrijpend heeft veranderd.

De afgelopen dertig jaar heeft de Moslimbroederschap geleerd dat politiek bedrijven gepaard gaat met het sluiten van compromissen. Dat bleek niet alleen uit haar deelname aan de verkiezingen van 1984, 1987 en 2005, maar vooral uit de manier waarop de beweging opereerde in beroepsorganisaties als de Journalistenbond, de Artsenbond, de Orde van Advocaten en andere standsorganisaties. Daar heeft ze door haar pragmatische opstelling veel invloed verworven. Ook de wijze waarop de 88 in 2005 gekozen parlementariërs van de Broederschap hebben geopereerd bevestigt dit proces van geleidelijke hervorming. Dat ging niet zonder slag of stoot. Radicale facties hebben zich verbitterd afgescheiden, terwijl vooral jongere kaderleden voor wie de modernisering niet snel genoeg ging, zich afscheidden. Die richtten de Wasat-partij op, door Mubarak eveneens illegaal verklaard. Maar ook onder hen die de Broederschap trouw bleven, woedden discussies; tussen de oude garde en de generatie van mensen als Issam al-Ariaan die nu prominent naar voren treedt, en vervolgens ook tussen die generatie en de nog veel jongere Broederbloggers.

De hervormingstrend en de obstakels daarbij komen ook tot uitdrukking in de heftige discussies rond een ontwerpbeginselprogramma waarin de Broederschap nadrukkelijk ingaat op economische en sociale kwesties en niet alleen de slogan 'islam is de oplossing' bezigt. Met deze verschuiving van utopisme naar praktische politiek en belangenbehartiging is het idee van een islamitische staat geleidelijk achter de horizon verdwenen.

Zelfs de invoering van de sharia is op de achtergrond geraakt. Dat was ook niet zo'n issue omdat de Moslimbroederschap zich makkelijk kon vinden in het door Sadat ingevoerde grondwetsartikel dat de sharia de voornaamste bron van wetgeving is. Dit illustreert nog eens de stelling van Olivier Roy, dat de regimes die hun dictatoriale optreden rechtvaardigen met de noodzaak de Moslimbroederschap tegen te houden, de secularisatie allerminst hebben bevorderd. Om het gras voor de voeten van de Broeders weg te maaien, werd de islamisering door het regime juist bevorderd. Daar kunnen de Kopten over meepraten.

Betekent dit dat de Moslimbroeders nu 18 karaats-democraten geworden zijn? Natuurlijk niet, en dat soort romantische illusies koesteren wij ook niet. Zo huldigt de Broederschap zeer problematische standpunten op het terrein van gelijke rechten voor vrouwen en niet-islamitische minderheden. De meningen zijn intern sterk verdeeld. Terwijl de meest liberale vertegenwoordigers bereid zijn een vrouw of een koptische christen als president te accepteren, is dit voor de oude garde nog een brug te ver.

Niet minder tekenend is de strijd om de voorrang tussen de twee principes van de beweging, namelijk de soevereiniteit van het volk en de sharia. Bepaalt de democratische wil van het volk de wet of moeten alle wetten uiteindelijk toch getoetst worden aan de sharia door een raad van geestelijken? De discussie daarover zal snel beslecht moeten worden nu de Broederschap besloten heeft met een eigen politiek partij aan de verkiezingen deel te nemen. Dat dwingt op deze en andere heikele punten met een concreet en duidelijk standpunt te komen.

Al deze ontwikkelingen afdoen als met twee monden spreken van een wolf in schaapskleren is een versleten, maar ook niet te weerleggen argument. Harde taal bewijst immers het extremistische en fundamenteel ondemocratische karakter van de beweging, concrete en zichtbare hervormingen bewijzen alleen maar de geheime agenda van de beweging om de wereld zand in de ogen te strooien. In dit gesloten wereldbeeld heb je altijd gelijk. Maar steeds meer beleidsmakers, van het Arab Reform Project van de Carnegie Foundation tot de CIA, zijn ervan overtuigd dat het toekomstscenario van de Moslimbroederschap het Turkse model is en niet het Iraanse.

Het is belangrijk dat de Broederschap kan meedoen aan eerlijke en vrije verkiezingen waar ze de concurrentie moet aangaan met geloofwaardige, seculiere partijen, voor wie niet 'islam' maar 'Tunesië' de oplossing is. Die moeten dan wel de tijd krijgen zich te organiseren, dus geen overhaaste verkiezingen waarbij de Broederschap met zijn goed gewortelde netwerk een onevenredige voorsprong geniet.

Er is na de 'revolutie van de jeugd' die de Broederschap evenzeer heeft overvallen als het regime, voldoende reden de uitslag van die verkiezingsstrijd met het nodige vertrouwen tegemoet te zien.