Research

Trade and Globalisation

Op-ed

Onderhandelingen in Colombia: stap in de richting van vredesakkoord?

10 Nov 2015 - 17:10
Source: Colombian President Juan Manuel Santos (left) with EP President Martin Schulz / cc / Flickr / EP 2014

Het lijdt geen twijfel dat de huidige reeks afspraken tussen de Columbiaanse regering en de Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia (FARC) een grote stap in de richting van een volledig vredesakkoord betekent. De afspraken voorzien erin dat verantwoording wordt afgelegd voor misdaden die gepleegd zijn aan beiden zijden, hoewel de details nog verder uitgewerkt moeten worden, en bevatten een deadline met betrekking tot het sluiten van een overeenkomst, ondanks het feit dat de FARC de status van het akkoord betwist. De aandacht gaat nu uit naar het afronden van de laatste punten en details van de overeenkomst. De klus is echter nog niet geklaard; zoals iedere onderhandelaar weet, schuilt de duivel in de details. Daarbij zullen we tegenwerpingen horen van de FARC – zoals bij de definitieve datum – dat dat niet was “wat ze echt hadden bedoeld” of “wat ze echt hadden afgesproken”. Dit alles valt te verwachten, en laat juist goed zien hoe precair de samenhang binnen de rebellengroep is.

De regering moet ervoor zorgen dat zij en de FARC zich blijven inspannen om binnen zes maanden tot een akkoord te komen. Dat is veel later dan de deadline van mei of oktober die de regering zichzelf had gesteld met het oog op het uitschrijven van een referendum tegelijkertijd met de regionale verkiezingen in oktober. Maar feit is dat in oktober het konijn uit de hoge hoed getoverd werd en de twee partijen (President Juan Manuel Santos en Timoléon Jiménez “Timoshenko” van de FARC die nooit eerder in het openbaar was gezien) tot overeenstemming kwamen.

Maar wat dan nog? Er zijn immers verschillende kapotte treden op weg naar de top die de onderhandelaars kunnen doen vallen. Ten eerste is het denkbaar dat de FARC op het laatste moment de stekker uit het proces trekt, ofwel doordat het centrale gezag zich terugtrekt uit de onderhandelingen, ofwel doordat een aantal plaatselijke commandanten dat doet – hetgeen feitelijk op hetzelfde zou neerkomen. Op zich is het centrale commando zelf aan het vredesproces toegewijd, en heeft in het recente verleden dwarsliggers van verschillende rangen tot de orde geroepen. De FARC-leiding zet zich in voor het vredesproces omdat zij in het openbaar heeft getoond dat zij zich ervoor wil zetten; de handdruk tussen President Santos en FARC-leider Timoshenko is van grote betekenis.

Van nog groter belang is het feit dat de FARC een geheel nieuwe strategie volgen. Nadat men de militaire campagne die tot doel had de maatschappij revolutionair te veranderen en landhervormingen door te voeren volledig had zien mislukken door de militaire tegenstand van de vorige president, Uribe, (en in mindere mate door de toenmalige Minister van Defensie Santos), besloot de FARC niet haar doelen op te geven maar haar aanpak radicaal te wijzigen. De beweging wil nu landhervormingen verwezenlijken door  politieke strijd, in de overtuiging dat de kiezers tot wie zij zich richt hen in ieder geval op lokaal niveau politieke macht zullen geven. Voor een terugkeer naar de gewapende strijd zou verzet van plaatselijke leiders tegen de gevestigde leiding en verwerping van de nieuwe strategie nodig zijn. Dat scenario is simpelweg onwaarschijnlijk. Als er al iets in die richting zou gebeuren, is het hoogstens in de vorm van verzet door enkele milities in afgelegen gebieden. Opstanden tegen de regering kunnen het hoofd geboden worden wanneer regerings- en rebellenleiders gezamenlijk optreden tegen kleine groepen rebellen die zich tegen een akkoord verzetten.

Dit betekent niet dat er op alle punten overeenstemming is bereikt en dat een bestand slechts een kwestie is van het uittypen van een overeenkomst. Er zijn nog steeds duivelse details en wezenlijke “kleine verschillen”. Maar de wil is er om uit de tunnel te komen.

Binnen de regering ligt men echter niet geheel op één lijn. De Uribistas vuren nog steeds giftige pijlen af op het proces, door te beweren dat de militaire successen voltooid kunnen worden of dat al zijn, en dat de opstand is neergeslagen – of althans zo goed als.  Deze bewering is onzin, en hetzelfde geldt voor de angst dat een politieke rol voor de FARC zou leiden tot een “Venezolaanse toekomst”, en de meeste mensen onderkennen dat ook. Er zal weerstand komen van de kant van de Uribistas, met name aangewakkerd door de persoonlijke vete die Alvaro Uriba koestert tegen Santos, maar gevolgd door velen die niet beseffen hoe groot het belang is om de oorlog achter zich te laten, hoe groot de kans is die zich nu voordoet, en hoe groot de catastrofe zal zijn wanneer het akkoord mislukt.

De regering is niet effectief en geconcentreerd genoeg geweest om die boodschap over te brengen, maar er is nog ruimte om dat te doen, en die handdruk die een afspraak bezegelt welke voorziet in de plicht verantwoording af te leggen voor excessen – vooral van de zijde van de rebellen – levert bewijs dat de nee-zeggers kan overtuigen. Als de regering die kans laat liggen, betekent dat de terugkeer van een van de meest (zo niet de meest) moderne Latijns-Amerikaanse economieën en maatschappijen naar een toestand van opstand en anarchie op het platteland die niets van het land zou overlaten. Dat besef begint langzaam door te dringen in Colombia.