Onderzoeksvraag 3: Wat zijn maatschappelijke aspiraties, zorgen en spanningen die relevant zijn voor circulaire migratieprogramma’s in Nederland aan de ene kant en in Tunesië, Ethiopië en Nigeria aan de andere kant, en hoe kan hieraan tegemoetgekomen worden?

Migratie is zowel in Nederland als in Tunesië, Ethiopië en Nigeria een gevoelige aangelegenheid, waarbij scherp gelet wordt op de keuzes die gemaakt worden en in wiens voordeel die zijn. In dit hoofdstuk over de samenlevingscontext gaan we in op aspiraties en zorgen omtrent de inrichting van circulaire migratieprogramma’s in respectievelijk Nederland en de drie thuislanden.

3.1 Een grote meerderheid in Nederland steunt legale migratie

In Nederland is recentelijk een omvangrijke representatieve survey (N = 23.593) gedaan door het Instituut Clingendael naar hoe de Nederlandse bevolking aankijkt tegen diverse vormen van migratie, in het kader van de periodieke survey de Clingendael Buitenland Barometer.[88] Hieruit blijkt een significant verschil tussen de houding ten aanzien van legale migratie aan de ene kant en irreguliere migratie aan de andere kant. Een grote meerderheid van de Nederlanders (71%) is voorstander van reguliere migratie, betreffende ‘mensen uit het buitenland die geldige documenten hebben om naar Nederland te komen, bijvoorbeeld om te werken of studeren’. Een betrekkelijk kleine groep is tegen reguliere migratie (16%), en slechts een kleine groep twijfelt (13%). Deze cijfers contrasteren scherp met de houding ten opzichte van irreguliere migratie: een overgrote meerderheid verwerpt irreguliere migratie (82%) en slechts 7% is van oordeel dat irreguliere migranten die geen asiel aanvragen of uitgeprocedeerd zijn niet moeten worden teruggestuurd naar hun land van oorsprong.

Opmerkelijk is dat het binden van reguliere migratie aan bepaalde voorwaarden minder steun krijgt dan reguliere migratie in het algemeen. Sommige voorwaarden krijgen een nipte meerderheid: zo vindt 54% dat we een beperkt aantal geselecteerde arbeidsmigranten moeten toelaten als er tekorten zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt (25% is tegen, 20% neutraal). Andere voorwaarden krijgen nipt geen meerderheid: zo vindt 40% dat we beperkte reguliere migratie uit Noord-Afrikaanse landen moeten toestaan als deze ons helpen om irreguliere migratie tegen te gaan (30% is tegen, een relatief grote groep van 27% is neutraal). De voorwaarde van circulariteit van arbeidsmigratie naar sectoren met arbeidsmarkttekorten wordt gesteund door 46% (34% is tegen, een kleine 20% neutraal). Een mogelijke interpretatie van deze cijfers is niet dat deze criteria worden verworpen, maar dat een betrekkelijk groot deel van de Nederlanders van oordeel is dat legale migratie moet kunnen, ook om andere redenen dan het invullen van arbeidsmarkttekorten of ‘beloning’ van derde landen voor goede samenwerking inzake terugkeer. Die migratie kan ook niet-tijdelijk zijn. Een andere interpretatie is dat mensen bij algemene vragen over reguliere migratie voor werk of studie eerder denken aan kennismigranten en expats, en bij vragen over voorwaardelijke immigratie in een context van partnerschappen met landen waaruit ook veel irreguliere migranten afkomstig zijn eerder associaties hebben met maatschappelijk meer problematische vormen van migratie.

3.2 Maatschappelijke kwesties rond migratie in Nederland

Als het gaat om zorgen in het maatschappelijke debat over arbeidsmigratie in Nederland, dan staan vier kwesties centraal. Allereerst demografische ontwikkelingen, en de vraag wat een wenselijke bevolkingsomvang en -samenstelling is. In 2018 zette Paul Scheffer deze discussie, op basis van berekeningen van het CBS, op scherp met zijn opmerking dat als het migratiesaldo relatief hoog blijft, de bevolking veel sterker zal groeien dan verwacht, en wel tot 19,7 miljoen mensen in 2060.[89] Sinds 2015 neemt de bevolkingsomvang snel toe, en dit is bijna volledig aan immigratie toe te schrijven, aangezien het geboorteoverschot in Nederland op het laagste niveau is sinds de eeuwwisseling.[90] Tegen deze achtergrond vroeg de Tweede Kamer de regering om de maatschappelijke gevolgen van veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking halverwege de 21e eeuw in kaart te brengen aan de hand van een aantal scenario’s, en beleidsopties voor te leggen, resulterend in een reeks rapporten van het NIDI en CBS.[91]

Een maatschappelijk en politiek debat volgde, dat zich toespitste op de vraag hoeveel immigranten Nederland zou moeten toelaten en zou kunnen opnemen.[92] Ofwel, wat is de sociale, economische en fysieke migratieabsorptiecapaciteit in Nederland? Worden sociale voorzieningen op den duur niet onbetaalbaar, en hoe moet dat met de nu al te krappe woningmarkt? Maar ook: mocht gekozen worden voor migratiebeperking, zijn er dan straks nog wel voldoende handen aan het bed in de vergrijzende samenleving? In de studie Bevolking 2050 in beeld: Drukker, diverser en dubbelgrijs rekenden het NIDI en het CBS zeven varianten van de bevolkingsontwikkeling door, waaronder het scenario ‘veel arbeids- en studiemigratie’.[93] In deze variant wordt het eerdergenoemde dilemma als volgt geschetst:

“Als men bijvoorbeeld wil voorzien in de toenemende vraag naar zorgpersoneel door meer arbeidsmigranten toe te laten, neemt de bevolkingsgroei toe en daarmee de druk op de woningmarkt. Maar als men de bevolkingsgroei wil beperken door minder migranten toe te laten, zal de verhouding tussen het aantal zorgbehoevende ouderen en het aantal mensen in de werkzame leeftijd schever worden.”[94]

Die scheve verhouding ontwikkelt zich in Nederland mogelijk door een laag geboortecijfer, en een steeds groter deel van de babyboomgeneratie dat de AOW-leeftijd bereikt. Zonder verdere verhoging van de AOW-leeftijd, zou de grijze druk (het aantal ouderen dat moet worden onderhouden door de werkenden) met de jaren steeds hoger worden.[95] Een van de mogelijke manieren om die demografische druk enigszins te verminderen, is te kiezen voor meer arbeidsmigratie, zo staat vermeld in het rapport Bevolking 2050 in beeld.[96] Kanttekeningen die daarbij geplaatst worden, zijn echter het vergroten van de druk op de woningvoorraad en het verkeer in Nederland en de COVID-19 crisis, die veel onzekerheid met zich meebrengt – ook voor wat betreft de ontwikkeling van de arbeidsmarkttekorten in de toekomst.[97] Een oplossing voor de onzekere ontwikkeling van de arbeidsmarkt, evenals voor de zorgen omtrent migratieabsorptiecapaciteit van Nederland, zou zijn om te kiezen voor meer tijdelijke of circulaire arbeidsmigratie, bijvoorbeeld door een maximale verblijfsduur voor arbeidsmigranten van buiten de Europese Unie.[98] Een andere mogelijkheid, specifiek voor de ICT-sector, is het invullen van vacatures binnen Nederlandse bedrijven met ICT’ers uit Nigeria, Ethiopië en Tunesië die vanuit hun thuisland werken (op dit alternatief voor circulaire migratie zullen we in hoofdstuk 4 verder ingaan).

Een tweede zorg betreft de integratie van nieuwkomers in de Nederlandse samenleving. Migranten die voor onbepaalde tijd in Nederland willen en mogen blijven, zijn verplicht in te burgeren ‘om mee te kunnen doen in de Nederlandse samenleving’.[99] Of en voor welke groepen dat wel of niet slaagt, en welke factoren daarop van invloed zijn, is niet de vraag in dit rapport. Duidelijk is wel dat ‘integratie en immigratie’ al verschillende jaren hoog op het lijstje ‘nationaal probleembesef’ staan dat het Sociaal Cultureel Planbureau periodiek publiceert op basis van opinieonderzoek. Mensen wijzen daarbij naar spanningen tussen bevolkingsgroepen, en naar Nederlandse waarden en normen die onder druk zouden komen te staan doordat nieuwkomers zich onvoldoende daaraan aanpassen.[100] Arbeidsmigratie tijdelijk inrichten of Nederlandse ICT-banen invullen vanuit Afrikaanse landen kan ook deze zorgen deels ondervangen, doordat het land van herkomst de thuisbasis blijft van de (mobiele) werknemers. Dit laat onverlet dat ook bij periodes van tijdelijk verblijf aandacht nodig is voor aansluiting bij de Nederlandse samenleving, bijvoorbeeld door pre-deployment training, taalonderwijs, verbindingen met reeds geïntegreerde Nederlanders met een migratie-achtergrond uit het betreffende land en diasporaverenigingen, en door inspanningen van de werkgevers of betrokken onderwijsinstellingen in Nederland.

Een derde kwestie betreft de arbeidsvoorwaarden en leefomstandigheden van arbeidsmigranten, en zorgen omtrent de ontwikkeling van een nieuwe onderklasse. Deze zorgen worden onder andere gevoed door alarmerende berichten over derdelanders die in andere EU-lidstaten werken. Ten tijde van de COVID-19 crisis werden deze slechte werk- en levensomstandigheden extra scherp duidelijk. VN-rapporteur voor extreme armoede en mensenrechten Olivier de Schutter noemde de omstandigheden van Marokkaanse fruitplukkers in Spanje “shockerend”, en stelde dat hun werk “neerkomt op dwangarbeid”, doordat de aardbeienpluk in de stad Huelva geheel afhankelijk is van seizoenmigratie, en de meeste migranten veiligheids- en beschermingsmaatregelen op hun werk ontberen en in overbezette huisvesting leven met onvoldoende toegang tot basisvereisten zoals water, zeep en disinfectiemiddelen.[101] In Nederland werken geen seizoenmigranten van buiten de EU, maar ook de werk- en leefomstandigheden van mensen, die uit Midden- en Oost-Europa (MOE) naar Nederland komen op basis van het vrij verkeer van werknemers binnen de EU (zo’n 400 duizend[102]), zijn aanleiding tot zorgen in de samenleving. Zo’n 70 tot 80% werkt voor een uurloon lager dan 15 euro, en de kwaliteit van huisvesting is vaak ondermaats: naar schatting is slechts 25% van de woningen voor deze groep gecertificeerd door de Stichting Normering Flexwonen (SNF), en deze arbeidsmigranten wonen vaak met veel mensen dicht op elkaar, met een geregeld wisselende samenstelling.[103] Deze ‘overbewoning’, met (in sommige gevallen) overlast en het verstoren van de openbare orde tot gevolg, en de hoge verhuisfrequentie, komen de sociale cohesie niet ten goede.[104] Hoewel het hier dus gaat om derdelanders in andere EU-lidstaten, en om mensen die op grond van het vrij verkeer van werknemers uit MOE-landen in Nederland komen werken, zal door deze ervaringen gelet worden op de arbeidsvoorwaarden en werk- en leefomstandigheden van derdelanders in Nederland. Dit betekent dat ook in het geval van een circulair migratieprogramma voor derdelanders naar Nederland aandacht nodig is voor de arbeidsvoorwaarden, en leef- en werkomstandigheden van de mobiele werknemers. We komen hierop terug in hoofdstuk 5 over de werkgever, en hoofdstuk 6 over de mobiele werknemer.

Een vierde maatschappelijk vraagstuk zal aan actualiteit winnen als gevolg van de COVID-19 uitbraak: het bestaan van een duale arbeidsmarkt, waarin werkloosheid en arbeidsmarkttekorten in de samenleving naast elkaar bestaan.[105] Het aantal personen in het onbenut arbeidspotentieel zonder werk daalde in Nederland in 2019 tot 680 duizend, wat het laagste aantal is sinds 2008.[106] Deze werklozen vormen het direct inzetbare potentieel voor de arbeidsmarkt: ze hebben recent naar werk gezocht en zijn direct beschikbaar, maar om verschillende redenen lukt het hen niet een openstaande vacature te vervullen. Een deel zal frictiewerkloosheid betreffen, zo schrijft de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid in haar ‘Staat van Eerlijk Werk 2019’. Maar voor een deel worden openstaande vacatures door buitenlandse werknemers vervuld, doordat zij bereid zijn genoegen te nemen met lagere lonen en slechtere arbeids- en leefomstandigheden.[107] Deze omstandigheden maken dat in Nederland arbeidspotentieel en arbeidsmigratie om te voorzien in vraag naar arbeid naast elkaar bestaan. Als gevolg van de economische naschokken van de COVID-19 pandemie neemt het Nederlandse arbeidspotentieel toe. We komen hierop terug in hoofdstuk 4 over de economische context en in hoofdstuk 5 over het perspectief van de werkgever.

3.3 Maatschappelijke kwesties rond migratie in de thuislanden

In de drie Afrikaanse landen die centraal staan in dit onderzoek is sprake van een ambivalente houding ten aanzien van migratie. Aan de ene kant wordt arbeidsmigratie aangemoedigd, onder meer als ‘ventiel’ voor de hoge werkloosheid[108] en bron van aanzienlijke remittances.[109] De financiële situatie van thuisblijvers wordt versterkt indien remittances worden ontvangen (maar verzwakt als die uitblijven), en met het vertrek van broers, vaders en neven, worden vrouwen in veel gevallen verantwoordelijk voor de financiële huishouding – wat regelmatig een versterking van hun maatschappelijke positie tot gevolg heeft.[110] Anderzijds betekent migratie het vertrek van dierbaren en het uiteenvallen van families, “We cry at the airport”, aldus een Tunesische ICT-migrant, woonachtig in Parijs, die we op één van onze Air France vluchten spraken. Ook bestaan er op het niveau van de samenleving zorgen omtrent brain drain: het verlies van schaarse hoger opgeleiden. Landen van herkomst investeren in onderwijs en gezondheidszorg, maar die investering betaalt zich onvoldoende terug als een groot deel van de afgestudeerden het land verlaat om elders te werken. Remittances compenseren dit maar deels.

Het eventueel optreden van brain drain is afhankelijk van de arbeidsperspectieven in het land van oorsprong, en treedt vooral op in specifieke sectoren zoals de gezondheidszorg en in mindere mate ICT.[111] Met name in Tunesië zijn er grote zorgen over brain drain, als gevolg van grootschalig vertrek van artsen en verpleegkundigen naar onder andere Frankrijk en recentelijk ook Duitsland en de rekrutering van hoogopgeleide ICT-professionals door verschillende landen. Ook in Ethiopië en Nigeria beginnen deze zorgen te ontstaan. Een circulair migratieprogramma kan hieraan tegemoetkomen, zeker als expliciet een verbinding tussen ontwikkeling in het thuisland en migratie wordt gezocht (hierop komen we terug in hoofdstuk 4 over de economische context). Migranten zouden in dit geval kennis en ervaring kunnen verwerven tijdens hun tijdelijke verblijf in het gastland, die ze na terugkeer productief kunnen maken in hun land van oorsprong. Om die reden werden circulaire migratieprogramma’s in verschillende van onze gesprekken in de drie Afrikaanse landen als brain gain (in contrast met brain drain) getypeerd. Ook de invulling van Nederlandse ICT-vacatures vanuit Afrikaanse landen, waarbij – als alternatief voor circulaire migratie – remote gewerkt wordt, betekent dat ICT-professionals in het thuisland blijven werken.

Een ander alternatief voor circulaire migratie, dat ook expliciet is ontworpen met het oog op het realiseren van brain gain voor het thuisland, is de zogeheten Global Skill Partnership.[112] Dit is een bilaterale overeenkomst waarbij het land van bestemming de technologie en financiering aanbiedt om potentiële migranten te trainen in het thuisland voorafgaand aan vertrek, opdat de kandidaten bij aankomst over precies de competenties beschikken die nodig zijn. Het thuisland geeft de training en ontvangt ook steun voor de training van kandidaten die niet zullen migreren, waardoor er per saldo geen sprake zal zijn van brain drain, maar brain gain voor beide landen. Het pilotproject dat België is gestart voor de verbinding van de Marokkaanse ICT-ontwikkeling aan arbeidsmarkttekorten in Vlaanderen is gebaseerd op deze beleidstheorie.[113] Circulaire migratie is dus niet het enig mogelijke antwoord op zorgen over brain drain. Voor sectoren zoals ICT, waarin sprake is van grote internationale mobiliteit, en waarin de aanbiedingen van werkgevers talrijk en genereus zijn gezien de mondiale krapte aan professionals, en circulaire migratie daardoor moeilijker te realiseren is, is een Global Skill Partnership een alternatief. Door de extra inspanning om ook in het thuisland professionals te scholen, wordt de koppeling van migratie aan ontwikkeling toch expliciet gemaakt. Ook een combinatie van een forse inzet op training vergelijkbaar met een Global Skill Partnership plus circulaire migratie is uiteraard mogelijk.

Een tweede punt van zorg in landen van oorsprong betreft de inrichting van legale migratieprogramma’s: verloopt de rekrutering eerlijk? In zowel Tunesië, Ethiopië als Nigeria bestaat aanzienlijke regionale ongelijkheid, in Ethiopië samenvallend met etnische spanningen en in Nigeria deels met religieuze en etnische verschillen. Ook het reeds lang bestaande circulaire arbeidsmigratieprogramma tussen Tunesische en Franse provincies – waar de rekrutering vroeger grotendeels informeel verliep via familie- en lokale netwerken – krijgt hier recentelijk mee te maken. “Deze prijs uit de loterij wil iedereen winnen”, aldus een van onze gesprekspartners in Tunesië. Deze maatschappelijke context leidt ertoe dat scherp gelet zal worden op hoe de rekrutering voor circulaire migratieprogramma’s naar Nederland verloopt. We komen hier in hoofdstuk 10 op terug.

Een derde zorg delen de samenlevingen in landen van herkomst met de Nederlandse samenleving: wat zullen de werk- en leefomstandigheden van migranten zijn? Met name in Ethiopië kwamen deze gesprekken vaak terug, gevoed door ervaringen van laaggeschoolde Ethiopische migranten (onder andere huishoudelijke hulpen, chauffeurs) in de Golflanden. Hierbij ging het niet zelden om grove uitbuiting en mishandeling. Zowel vanuit de thuislanden als gastland Nederland zal dus gevolgd worden wat de werk- en leefomstandigheden van migranten zijn in een eventueel circulair migratieprogramma naar Nederland.

Conclusie onderzoeksvraag 3

Wat zijn maatschappelijke aspiraties, zorgen en spanningen die relevant zijn voor circulaire migratieprogramma’s, in de Nederlandse samenleving aan de ene kant, en in de samenlevingen van Tunesië, Ethiopië en Nigeria aan de andere kant, en hoe kan hieraan tegemoetgekomen worden?

Een grote meerderheid in Nederland ondersteunt reguliere migratie. Ook voor legale migratie met het oog op versterking van migratiesamenwerking met derde landen (in ruil voor bestrijding van irreguliere migratie), en met het oog op invulling van arbeidsmarkttekorten in Nederland zijn meer voor- dan tegenstanders. Die migratie kan circulair of niet-circulair zijn, aldus de peiling van de Clingendael Buitenland Barometer.

Circulaire migratie komt tegemoet aan een aantal zorgen die leven in de Nederlandse samenleving (over de permanente integratie van nieuwkomers in Nederland en over de migratieabsorptiecapaciteit van Nederland) en in de landen van herkomst (over brain drain). Via circulaire migratie kunnen mobiele werknemers tijdelijk worden ingezet om arbeidsmarkttekorten op te vullen in Nederland, om vervolgens de opgedane kennis en vaardigheden mee terug te nemen naar het thuisland. Herhaalde circulaire migratie – waarbij dezelfde migrant meer dan een keer tijdelijk naar het gastland komt – heeft daarbij als voordeel dat het voor de migrant en zijn werkgever loont om te investeren in het leren van de taal van het gastland (we komen terug op deze en andere voordelen van herhaalde circulaire migratie in hoofdstuk zes over het perspectief van de mobiele werknemers). Tijdelijke migratie kan tevens enigszins helpen om de gevolgen van de vergrijzing in Nederland op te vangen. Permanente migratie als oplossing voor de vergrijzing en vacatures creëert een volgende babyboom generatie die in de toekomst ook de AOW-leeftijd bereikt. Tijdelijke arbeidsmigratie kan flexibel inspelen op de arbeidsmarktbehoefte, zonder te resulteren in een hoge demografische druk (mensen vestigen zich niet). Wel is er tijdelijke woonruimte nodig voor circulaire migranten. Een mogelijkheid is om proefprojecten te starten in provincies in Nederland waar de woningmarkt relatief minder onder druk staat.

Aan zorgen omtrent ontwikkeling van een duale economie kan tegemoet worden gekomen door een mobiliteitsprogramma te richten op hoger opgeleide werknemers. Zoals we hebben gezien, spelen ook de belangrijkste risico’s op het gebied van arbeidsvoorwaarden en werk- en leefomstandigheden vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Over de gehele linie genomen is monitoring en eerlijke rekrutering essentieel om draagvlak te creëren in de samenlevingen van het thuisland en gastland. Daarnaast zouden Global Skill Partnerships – als aanvulling op een circulair migratie programma – de kans op brain gain in plaats van brain drain in de thuislanden nog extra kunnen vergroten.

Elchardus, M., Houtkamp, C., en Sie Dhian Ho, M. 2020. Fort Europa met poorten: Houdingen van Nederlanders ten aanzien van het Nederlandse en Europese asiel- en migratiebeleid, Den Haag, Instituut Clingendael, Buitenland Barometer policy brief, verschijnt juli 2021, link.
L. Lucassen, P. Scheffer en E. Hirsch Ballin, op. cit.
Zie hiervoor de CBS-berekeningen, in: Bevolking groeit naar ruim 17,4 miljoen inwoners, CBS, Den Haag, 2020, link (Geraadpleegd op 3 juni 2020).
Naar aanleiding van de motie Dijkhoff e.a (2018–2019, 35 000, nr. 8). Dit onderzoek wordt uitgevoerd onder de naam ‘Verkenning Bevolking 2050’ en omvat drie studies: ‘Inventarisatie van toekomstverkenningen (2019)’, ‘Bevolking 2050 in beeld: ‘Drukker, diverser en dubbelgrijs’ (2020) en een vervolgrapport over de gevolgen van de demografische ontwikkelingen, die naar verwachting in 2021 zal worden gepubliceerd (titel nog niet bekend).
Zie bijvoorbeeld het interview met vice-premier Hugo de Jonge, in: Aharouay, L., en De Koning, P. 2020. ‘Tachtigduizend migranten per jaar is te veel voor Nederland’, NRC Handelsblad, 3 januari 2020; Maar ook verschillende interviews met voormalig hoofddemograaf van het CBS, Jan Latten, waaronder ‘We denken in Nederland over van alles na, maar niet over de bevolkingsgroei. Onbegrijpelijk’, in: Trouw, 25 juni 2018.
De zogeheten ‘Arbeid’-optie. Overige opties met betrekking tot migratie zijn: 1) een sterk teruglopende migratie en 2) meer asielmigranten.
Oftewel: de demografische druk (de verhouding tussen de omvang van de potentieel niet-actieve en actieve leeftijdsgroepen) is de som van de groene en grijze druk. De groene druk is het aantal jongeren onder de twintig in verhouding tot de omvang van de potentiele beroepsbevolking. De grijze druk is het aantal ouderen (AOW-leeftijd) in verhouding tot de potentiele beroepsbevolking. Voor het citaat, zie: NIDI en CBS, Bevolking 2050 in beeld: Drukker, diverser en dubbelgrijs, 2020. Juli, 80.
Ibid, p. 81.
Let wel op: volgens CBS-prognoses komt de helft van het jaarlijkse aantal immigranten uit EU-landen. Nederlands beleid kan hier maar in zeer beperkte mate invloed op uitoefenen, omdat het gebonden is aan het vrij verkeer van personen binnen de EU.
NIDI en CBS, Op. Cit., p. 84.
Ibid, p. 75.
Uitzonderingen: personen met een nationaliteit uit de Europese Unie, Liechtenstein, Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Turkije. En geldt het ook niet voor: jongeren onder de 18 jaar, personen die 8 jaar of langer in Nederland woonden en in die tijd naar school gingen, personen die Nederlandse diploma’s, certificaten of bewijsstukken van een bepaalde opleiding in de Nederlandse taal hebben, ouderen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben, personen die voor een tijdelijk doel in Nederland verblijven (zoals werk, studie of uitwisseling). Zie voor meer informatie: link.
SCP, Burgerperspectieven 2019- 4, 2019. p. 19; En ook de in de SCP-burgerperspectieven 2020-1 nam ‘Immigratie & Integratie’ – net als de jaren ervoor – een hoge positie (2e) in als ‘het nationaal probleembesef, de nationale trots en de wensen voor de agenda van de regering’, in: SCP, Burgerperspectieven 2020-1, 2020, link.
OHCHR, Spain: Passing the buck on exploited migrant workers must end, says UN expert, 2020. Juni, link.
Zie het online dossier ‘Arbeidsmigratie’ van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU): link.
Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten, Eerste aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten o.l.v. Emile Roemer, 2020. Juni, 2 en 5.
L. Lucassen, P. Scheffer en E. Hirsch Ballin, Op. Cit., p. 47.
H. de Haas, S. Castles en M.J. Miller, Op. Cit., p. 53-54.
Het onbenut arbeidspotentieel zonder werk kleinste in tien jaar, CBS, Den Haag, 2020, link (Geraadpleegd op 15 juli 2020).
Inspectie SZW, Staat van eerlijk werk 2019: Risico’s aan de onderkant van de arbeidsmarkt, 2019. Oktober, 22.
Ramamurthy, B. 2003. International labour migrants: unsung heroes of globalisation, Stockholm, Swedish International Development Cooperation Agency (Sida), 11, link.
Wel moet daarbij benoemd worden dat dat laatste geen direct gegeven is, en dat niet alle mobiele medewerkers hiervoor kiezen. Zie rapport: Schneiderheinze, C., en Tobias Stöhr. 2017. A country-of-origin perspective: migration decisions, development assistance, and how migrants help to shape values at home, Brussels, MEDAM, link.
Ibid.
Ministerie van Buitenlandse Zaken, IOB Studie: Ontwikkeling en migratie, 2018. Oktober, 54-55, link.
Clemens, M., Dempster, H., en Gough, K. 2019. Promoting new kinds of legal labour migration pathways between Europe and Africa, Washington, Center for Global Development, 6-7, link.
Palim – European pilot Project linking Moroccan ict development and labour shortages in Flanders, Enabel, Brussels, 2019, link.