Europese context

Opeenvolgende Europese Commissies van de Europese Unie (EU) hebben gewezen op de voordelen van legale migratie in het algemeen en circulaire migratie in het bijzonder, in contrast met irreguliere migratie. De Commissie Juncker maakte de bevordering van nieuwe legale trajecten voor migratie de vierde pijler van haar Europese Migratie Agenda.[11] Legale mogelijkheden voor migratie zijn volgens de Commissie een onmisbaar element van een integraal migratiebeleid: als basis voor een bredere samenwerking met oorsprong- of transitlanden inzake onder andere terugkeer en re-integratie, en als middel om irreguliere migratie te verminderen, ontwikkeling van het thuisland te bevorderen, en tekorten op de Europese arbeidsmarkt te verhelpen.[12] In 2016 werd het EU Migratie Partnerschap Raamwerk ingevoerd om migratiesamenwerking met derde landen te verbinden aan handel, ontwikkeling, arbeidsmarktbehoeften en opleiding. Verschillende EU-lidstaten hebben bovendien bilaterale overeenkomsten gesloten om circulaire migratie te bevorderen. Zo heeft Spanje in oktober 2006 reeds een bilaterale samenwerkingsovereenkomst gesloten met Senegal, waarbij Spanje 4000 tijdelijke werkvergunningen voor Senegalezen aanbood en professionele training in Senegal financierde, in ruil voor de terugkeer van 4000 Senegalese irreguliere migranten en toestemming voor Frontex-patrouilles in de territoriale wateren van Senegal.[13]

In 2017 heeft de Europese Commissie het idee gelanceerd om legale migratie proefprojecten te starten, en aangeboden de coördinatie en financiële ondersteuning van deze projecten op zich te nemen.[14] De beslissing óf er zo’n traject wordt gestart, voor welke sector en voor hoeveel mobiele werknemers, is een bevoegdheid van de individuele lidstaten. In een notitie heeft de Commissie het idee van proefprojecten verder uitgewerkt.[15] Doelen van die proefprojecten zijn:

1.
Het faciliteren of voortzetten van samenwerking met betrokken derde landen inzake het integrale beheer van migratie, inclusief onderwerpen als het voorkomen van irreguliere migratie en terugkeer van irreguliere migranten;
2.
Het reduceren van irreguliere migratie door additionele veilige en legale alternatieven aan te bieden aan mensen die willen migreren voor werk of studie;
3.
Bijdragen aan het adresseren van arbeidsmarkttekorten in bepaalde sectoren van de arbeidsmarkt in EU-lidstaten.[16]

Een breed palet aan activiteiten kan onder deze proefprojecten vallen. Te denken valt aan capaciteitsopbouw, het ontwikkelen van betrekkingen tussen de private sector en nationale autoriteiten, training van mobiele werknemers voorafgaand aan vertrek (taalonderwijs, specifieke competenties), selectie van kandidaten, steun in de mobiliteitsfase (zoals monitoring op de werkplek) en activiteiten ter re-integratie in het thuisland zoals microkredieten voor start-ups.

Verschillende EU-lidstaten zijn inmiddels begonnen met proefprojecten, met financiële ondersteuning van de Commissie. Zo heeft een consortium van de Duitse en Belgische ontwikkelingsorganisaties Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) en Enabel, de International Labour Organization (ILO) en de International Organization for Migration (IOM), met financiering uit het EU Trust Fund het zogeheten THAMM-programma ontwikkeld, met programma’s voor arbeidsmigratie vanuit Algerije, Egypte, Libië, Marokko en Tunesië naar vooralsnog Duitsland en België.[17] Ook via de Mobility Partnership Facility (MPF), die wordt uitgevoerd door het International Centre for Migration Policy Development (ICMPD), financiert de Europese Commissie proefprojecten voor circulaire migratie. Binnen dit kader zijn inmiddels vier pilotprojecten van start gegaan: tussen Nigeria en Litouwen (ICT-sector, 50 jonge professionals, looptijd 21 maanden), Marokko en Spanje (100 studenten in verschillende disciplines, looptijd 20 maanden), Egypte, Marokko en Tunesië en Frankrijk (250 studenten in verschillende disciplines, looptijd 18 maanden) en Marokko en België (30 jonge professionals, looptijd 18 maanden). Uit het MPF worden ook capaciteitsopbouwprojecten gefinancierd, zoals het Migration Management Diploma Program, aangeboden door de Maastricht Graduate School of Governance (40 ambtenaren en beleidsmedewerkers[18], looptijd 14 maanden).

Ook de publicatie van het langverwachte migratie- en asielpact van de Europese Commissie (EC), in september 2020, creëert nieuw politiek momentum om te investeren in legale migratiesamenwerking met derde landen. In dit alomvattende voorstel van de EC om de impasse die is ontstaan in de onderhandelingen over het Europese asiel- en migratiebeleid te doorbreken, pleit de EC voor ‘goed beheerde legale migratie’, en legt daarbij specifieke nadruk op het belang voor Europa om talent aan te trekken. De zogenaamde Talent Partnerschappen die de Commissie in dit kader bepleit, kunnen mogelijk ook een basis vormen voor het opzetten van nieuwe circulaire migratieprogramma’s.

Doelstelling en onderzoeksvragen

In lijn met de Europese beleidsontwikkeling, is de bevordering van mogelijkheden voor legale migratie één van de zes pijlers van de Nederlandse ‘Integrale Migratie Agenda’ die in maart 2018 werd gepubliceerd. Die pijlers zijn: (1) voorkomen van irreguliere migratie; (2) versterken opvang en bescherming voor vluchtelingen en ontheemden in de regio; (3) een solidair en solide asielstelsel binnen de Europese Unie en Nederland; (4) minder illegaliteit, meer terugkeer; (5) bevorderen legale migratieroutes; en (6) stimuleren integratie en participatie.[19]

Het kabinet deed in dezelfde Integrale Migratie Agenda ook de volgende toezegging aan de Tweede Kamer:

“Daarnaast verkent het kabinet hoe andere, reeds bestaande vormen van reguliere migratie beter kunnen worden benut om terugkeer en overname te bevorderen en (daarmee) irreguliere migratie tegen te gaan. Gedacht kan worden aan voorlichting over de bestaande mogelijkheden voor arbeidsmigratie, stages door buitenlandse studenten, studiebeurzen en circulaire arbeidsmigratie (gereguleerde tijdelijke arbeid).”[20]

Tegen deze achtergrond heeft het Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden voor circulaire migratieproefprojecten naar Nederland vanuit een aantal Afrikaanse landen. De doelstelling van dit onderzoek is om een kader voor de analyse van circulaire migratietrajecten te ontwikkelen, en om nut, mogelijkheden en moeilijkheden, voorwaarden en concrete invullingen te verkennen voor effectieve circulaire migratieprogramma’s naar Nederland vanuit respectievelijk Tunesië, Ethiopië en Nigeria.

Twee afbakeningen van het onderzoeksonderwerp verdienen daarbij explicitering:

1.
Het onderwerp van studie is circulaire migratie vanuit derde landen in Afrika. Met derde landen wordt bedoeld dat deze landen geen lidstaat zijn van de EU. Dit betekent dat dit onderzoek niet gaat over mensen uit EU-lidstaten in Midden- en Oost-Europa die in het kader van het vrij verkeer van werknemers in de EU veelal circulair in Nederland komen werken. Daar waar ervaringen met deze groep relevant zijn, bijvoorbeeld omdat deze mensen in dezelfde sector in de Nederlandse economie werken als waar een proefproject met derdelanders in voorzien wordt, zullen deze ervaringen wel worden vermeld.
2.
We hebben de mogelijkheden voor circulaire migratieprojecten verkend binnen de bestaande juridische kaders. Extra financiering of inspanning in capaciteitsopbouw zou in nieuwe circulaire migratieprojecten binnen de bestaande wetgeving kunnen resulteren. We zullen daarnaast aandacht besteden aan de behoeften aan circulaire migratie in de bestudeerde landen van oorsprong en in Nederland, waarbij we zullen aangeven wat kan binnen de bestaande regels en wat niet. Of tot een verruiming van de mogelijkheden wordt besloten is een politieke beslissing.

Er is reeds enig onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor legale arbeidsmigratie uit derde landen naar Nederland, maar dat is vooral gebeurd vanuit economisch perspectief en met een focus op de in Nederland geldende juridische kaders.[21] In dit rapport wordt betoogd dat een grondige verkenning van circulaire migratiemogelijkheden zich rekenschap moet geven van verschillende motivaties, belangen en posities in het migratiedebat, en van verschillende juridische kaders en institutionele capaciteiten in zowel de verschillende landen van herkomst als in Nederland. Motieven afkomstig uit de migratiestrategieën van Nederland, van de landen van herkomst, alsmede uit de onderhandelingen in het kader van migratiepartnerschappen met landen van herkomst spelen een belangrijke rol. Ook in het maatschappelijke debat in zowel Nederland als in landen van herkomst worden uiteenlopende posities ingenomen ten aanzien van migratie, waar het denken over nieuwe circulaire trajecten zich toe moet verhouden. Bij de selectie van de sector spelen economische en ontwikkelingsdoelen een rol, alsmede bestaande bilaterale relaties en prioriteiten. De belangen van werkgevers in Nederland en in de landen van herkomst (die de mobiele werknemer een periode moeten missen) zijn een belangrijke factor, evenals de capaciteiten, aspiraties en overwegingen van de mobiele werknemers zelf. De uitvoerbaarheid van een nieuw circulair programma is afhankelijk van de juridische kaders en institutionele capaciteiten in landen van herkomst en Nederland. Al deze belangen en posities zijn de afgelopen jaren gepolitiseerd en hebben tot regeringsstandpunten en moties in de parlementen in de betrokken landen geleid, en ze zullen ook in de toekomst opnieuw politiek moeten worden gewogen in het licht van veranderende omstandigheden. Uiteindelijk is het een politieke keuze of nieuwe circulaire migratieprogramma’s opportuun zijn, en of specifieke sectoren of opleidingsniveaus van de mobiele werknemers in kwestie meer haalbaar of wenselijk zijn dan andere. Door bovenstaande overwegingen en stand van zaken systematisch in kaart te brengen, willen we met dit rapport bijdragen aan een goed geïnformeerd politiek debat en meer regie over migratie.[22]

Om deze verschillende invalshoeken – die in hoofdstuk één nader worden toegelicht – recht te doen, zullen we de volgende onderzoeksvragen centraal stellen:

1.
Welke perspectieven moeten we in beschouwing nemen om nut, mogelijkheden en moeilijkheden, voorwaarden en concrete invullingen voor effectieve circulaire migratieprogramma’s te analyseren? (Hoofdstuk 1)
2.
Wat is het nut van circulaire migratieprogramma’s in het kader van de internationale migratiesamenwerking van Nederland met Tunesië, Ethiopië en Nigeria? (Hoofdstuk 2)
3.
Wat zijn maatschappelijke aspiraties, zorgen en spanningen die relevant zijn voor circulaire migratieprogramma’s, in de Nederlandse samenleving aan de ene kant, en in de samenlevingen van Tunesië, Ethiopië en Nigeria aan de andere kant, en hoe kan hieraan tegemoetgekomen worden? (Hoofdstuk 3)
4.
Welke match voor een circulair migratieprogramma is interessant tussen sectoren in Tunesië, Ethiopië en Nigeria aan de ene kant en Nederland aan de andere kant, vanuit een economisch en ontwikkelingsperspectief? (Hoofdstuk 4)
5.
Wat zijn de behoeften, belangen en zorgen van werkgevers in Tunesië, Ethiopië en Nigeria aan de ene kant, en van werkgevers in Nederland aan de andere kant ten aanzien van circulaire migratieprogramma’s, en hoe kan hieraan tegemoetgekomen worden? (Hoofdstuk 5)
6.
Wat zijn de aspiraties, capaciteiten en zorgen van mobiele werknemers en studenten ten aanzien van circulaire migratieprogramma’s tussen Tunesië, Ethiopië en Nigeria aan de ene kant en Nederland aan de andere kant, en hoe kunnen die worden geaccommodeerd? (Hoofdstuk 6)
7.
Welke juridische kaders zijn relevant voor circulaire migratieprogramma’s, aan de Nederlandse kant (inclusief voor Nederland relevante, internationale en Unierechtelijke afspraken), en aan de kant van Tunesië, Ethiopië en Nigeria? (Hoofdstuk 7)
8.
Welke politieke documenten en uitspraken in Nederland en in Tunesië, Ethiopië en Nigeria zijn richtinggevend voor het ontwerp van een circulair migratieprogramma? (Hoofdstuk 8)
9.
Welke institutionele aanknopingspunten zijn aanwezig voor een circulair migratieprogramma tussen Nederland aan de ene kant, en Tunesië, Ethiopië en Nigeria aan de andere kant? (Hoofdstuk 9)
10.
Welke stappen zijn nodig om nieuwe circulaire migratieprogramma’s te ontwikkelen tussen Nederland aan de ene kant, en Tunesië, Ethiopië en Nigeria aan de andere kant? (Hoofdstuk 10)

Bovenstaande vragen zullen we beantwoorden op basis van onderzoek naar inzichten uit verschillende migratietheorieën, ervaringen met mobiliteits­projecten van Nederland[23] en andere Europese landen, en steunend op een groot aantal interviews met stakeholders in Nederland en in Tunesië, Ethiopië en Nigeria.[24] Tevens maken we gebruik van de bevindingen uit de Clingendael Buitenland Barometer, een periodiek representatief opinieonderzoek onder de Nederlandse bevolking naar houdingen ten aanzien van buitenlandonderwerpen en Nederlands buitenlands beleid, waarin een grote reeks vragen over migratie is beantwoord door meer dan 23 duizend Nederlanders.[25]

De gevolgen van de COVID-19 crisis

In maart 2020 heeft de COVID-19 pandemie Europa en omliggende landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika bereikt, toen dit onderzoek reeds gaande was. Het is duidelijk dat deze pandemie en de sociaaleconomische gevolgen ervan vergaande consequenties hebben voor internationale mobiliteit.

Op de korte termijn heeft de COVID-19 crisis de mobiliteit tussen Afrikaanse en Europese landen sterk beperkt, doordat mensen ten gevolge van grenssluitingen en andere maatregelen niet konden vertrekken naar het land waar ze zouden gaan werken, dan wel niet terug konden keren naar hun thuisland. Ook in Nederland daalde de komst van immigranten van buiten de EU sinds de afkondiging van de COVID-19 maatregelen.[26] Ook blijkt onder crisisomstandigheden extra scherp dat de arbeidsvoorwaarden en sociaaleconomische omstandigheden van internationaal mobiele werkers aanleiding zijn tot zorg.

Naast deze directe gevolgen, kunnen we op de (middel-)lange termijn economische en politieke gevolgen verwachten van de crisis. Zo is het mogelijk dat sectoren die tot voor kort kampten met arbeidsmarkttekorten door de crisis minder omzet maken, waardoor de vraag naar arbeid van buiten de EU afneemt. Als gevolg van de crisis kunnen nieuwe werklozen gaan solliciteren in sectoren waar voorheen arbeidsmarkttekorten waren. Het valt te verwachten dat de maatschappelijke en politieke druk op werkgevers in de betreffende sectoren daardoor zal toenemen om eerst nieuwe werklozen in dienst te nemen in plaats van arbeidsmigranten te rekruteren. Ook de economieën in Nigeria, Tunesië en Ethiopië gaan door een crisis, wat mogelijk het terugkeerproces van de kandidaten van een circulair migratieprogramma beïnvloedt. Dit werd bijvoorbeeld duidelijk in een door de Europese Commissie gefinancierd proefproject tussen Spanje en Marokko waar re-integratie initiatieven als onderdeel van het programma werden beperkt als gevolg van COVID-19.[27] De crisis zou ook invloed kunnen hebben op publieke attitudes ten aanzien van arbeidsmigranten. Aan de ene kant werd duidelijk dat vitale sectoren als de tuinbouw en de zorg in Europese landen mede draaiend worden gehouden door arbeidsmigranten: zo kondigde de Albert Heijn in Loosduinen, Den Haag, aan dat er heden geen asperges waren “bij gebrek aan arbeidsmigranten”, en bedankte Boris Johnson de verpleegkundigen “Jenny from New Zealand” en “Louis from Portugal” in zijn televisiespeech, toen hij hersteld was van het virus. Aan de andere kant zou angst voor besmetting in combinatie met internationaal mobiele werknemers juist op weerstand kunnen stuiten, indien er geen overtuigende maatregelen zouden worden genomen om die mobiliteit COVID-19 proof uit te voeren. Een dynamiek die op termijn kansen biedt voor internationale mobiliteitsprogramma’s is de acceleratie van de digitalisering als gevolg van de COVID-19 crisis. Digitalisering biedt tal van mogelijkheden voor de noodzakelijke institutieopbouw voor internationale mobiliteitsprogramma’s: denk aan goed toegankelijke databases met kandidaten en hun benodigde certificaten en diploma’s, eerlijke rekruteringsplatforms, en online training modules voor kandidaten. Ook versnelt de groei van de ICT-sector als gevolg van de COVID-19 crisis, en daarmee de arbeidsmarkttekorten in onder andere Nederland, en dientengevolge de interesse in ICT developers uit derde landen. Voor Afrikaanse landen biedt deze ontwikkeling een grote kans.

Teneinde een inschatting te kunnen maken van de gevolgen van de COVID-19 crisis voor circulaire migratieprogramma’s, hebben we een aantal extra werkzaamheden ondernomen. Ten eerste hebben we drie onderzoekers met goede toegang tot lokale bronnen gevraagd om een analyse te maken van de gevolgen van de COVID-19 crisis voor de economie en arbeidsmarkt van respectievelijk Tunesië, Ethiopië en Nigeria, maatschappelijke spanningen aldaar, en de gevolgen voor de houdingen van diverse stakeholders ten opzichte van migratie en mobiliteitsprogramma’s.[28] Voorts is een aantal internationale webinars georganiseerd over de consequenties van de COVID-19 crisis voor reeds lopende internationale mobiliteitsprogramma’s, en is extra desk research en een reeks extra interviews met stakeholders in Nederland gewijd aan de gevolgen van de COVID-19 crisis voor de arbeidsmarkt en houding ten opzichte van internationale mobiliteitsprogramma’s in Nederland. Ook zijn de vragen die in het kader van de Clingendael Buitenland Barometer zijn gesteld in veldonderzoek tussen december 2019 en maart 2020 (pre-uitbraak meting) nogmaals gesteld aan de respondenten in augustus 2020 (post-uitbraak meting). Ten slotte is de ICT-sector als veelbelovend domein toegevoegd aan ons onderzoek, dat in eerste instantie vooral op de landbouwsector gericht was. Hiermee hebben we geprobeerd recht te doen aan de gevolgen van de crisis voor internationale mobiliteitsprogramma’s, en het onderzoek relevant te maken voor de korte en middellange termijn.

Onze dank gaat uit naar Irene Abdi, Nadine Kops, Faïrouz ben Salah, Akinyinka Akinyoade, Tekalign Ayalew Mengiste, Kibrom Fekadu Berhe en Just Herder wiens onderzoek, reisgezelschap, advies en grafische ondersteuning van groot belang zijn geweest voor de totstandkoming van dit rapport. Ook zijn wij de medewerkers op de Nederlandse posten in Tunis, Addis Ababa, Lagos en Abuja zeer erkentelijk voor hun ondersteuning en ideeën tijdens onze onderzoeksmissies, en de tientallen experts en stakeholders in deze Afrikaanse landen en in Nederland voor het delen van hun kennis en inzichten (zie bijlage 1 voor een lijst van alle gesprekspartners). De Begeleidingscommissie van dit onderzoek, onder leiding van Maartje Peters, plaatsvervangend Hoofd Bureau Migratie Beleid van het ministerie van Buitenlands Zaken, en bestaande uit medewerkers van de ministeries van Buitenlandse Zaken, het ministerie van Justitie en Veiligheid, en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsmede de externe referent Mark Elchardus danken wij hartelijk voor hun uitstekende commentaren.
Zie in Nederland recentelijk bijvoorbeeld Lucassen, L. 2018. ‘Naar een duurzaam migratiebeleid: lessen uit het verleden’, in: Regie over migratie: Naar een strategische agenda / ed. Lucassen, L., Scheffer, P. en Hirsch Ballin, E., Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), 47-48, link; Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, Verkenning: Legale kanalen arbeidsmigranten, 2019. Juni, link; en Rijksoverheid, Naar een wendbare migratieketen. Brede maatschappelijke heroverweging, 2020. April, 69, link.
Vermeulen, M., 2020. ‘Dit is een oplossing voor vergrijzing, armoede én mensensmokkel. Maar bijna niemand wil er aan’, De Correspondent, Mei, link en link.
Zie bijvoorbeeld het rapport van de Global Commission on International Migration, Migration in an interconnected world: New directions for action, 2005. October, link.
Zie voor een overzicht van typen legale toegangstrajecten tot Europese landen European Council on Refugees and Exiles, Protection in Europe: Safe and Legal Access Channels: ECRE’s vision of Europe’s role in the global refugee protection regime: policy paper 1, 2017. February, link.
Office français de l’immigration et de l’intégration (OFII), Ministère de l’Europe et des Affaires Étrangères, 2020, link (Geraadpleegd op 12 augustus 2020).
Siegel, M., en Van der Vorst, V. 2012. Evaluation of the “Blue Birds” Circular Migration Pilot in The Netherlands, Maastricht, Maastricht Graduate School of Governance (MGSoG), link.
IND Informatie- en Analysecentrum (INDIAC), Tijdelijke en circulaire migratie: Ervaringsgegevens, de huidige uitvoeringspraktijk en toekomstige mogelijkheden in Nederland, 2010. Overigens is er voor internationale studenten na hun studie een zoekjaar ingericht, dat hen in staat stelt om werk te vinden in Nederland. Als zij een baan vinden en blijven, is het tijdelijke karakter niet meer aan de orde.
Au pair, IND, 2020, link (Geraadpleegd op 16 december 2020).
Dit is het zogenaamde Working Holiday Program, zie: Working Holiday Program (WHP) / Working Holiday Scheme (WHS), Immigratie- en Naturalisatiedienst, Den Haag, link (Geraadpleegd op 12 augustus 2020).
Europese Migratieagenda 2015 – vier pijlers voor beter migratiebeheer, Europese Commissie, Brussel, link (Geraadpleegd op 4 juli 2020).
Zie de Europese Commissie, ‘Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, Meer legale mogelijkheden voor migratie naar Europa: onmisbaar voor een evenwichtig en omvattend migratiebeleid’, 2018. September, link.
Collett C., en Ahad A. 2017. EU Migration Partnerships: A Work in Progress, Brussels, Migration Policy Institute Europe, link.
Europese Commissie, Mededeling van de Commissie over de uitvoering van de Europese migratieagenda, COM (2017) 558, 2017. September, link.
International Centre for Migration Policy Development (ICMPD), EU Mobility Partnership Facility: Concept note pilot projects legal migration, 2018, link.
Ibid. p. 1. 
EU Emergency Trust Fund for Africa, European Commission, Brussels, link (Geraadpleegd op 12 september 2020).
In aanmerking komen ambtenaren en beleidsmedewerkers uit Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Kaapverdië, Ethiopië, India, Georgië, Jordanië, Moldavië, Marokko, Nigeria en Tunesië.
Harbers, M., Blok, S., Kaag, S., en Koolmees, M. 2018. Integrale Migratieagenda, Kamerstukken II, 2017/18, 19637-30573, nr. 2375.
Ibid, p. 11.
Zie SEO Amsterdam Economics, African Studies Centre Leiden and University of Oxford, Centre on Migration, Policy and Society, Dutch labour market shortages and potential labour supply from Africa and the Middle East: Is there a Match?, 2019. May, link en Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ), Legale kanalen voor arbeidsmigranten: De internationale, Europese en nationale context, 2019. Juni.
L. Lucassen, P. Scheffer en E. Hirsch Ballin, op. cit.
In 2007 werd door de Nederlandse regering besloten om een proefproject circulaire migratie te starten met derdelanders uit Zuid-Afrika en Indonesië. Zie IND Informatie- en Analyseceuntrum (INDIAC), Tijdelijke en circulaire migratie: Ervaringsgegevens, de huidige uitvoeringspraktijk en toekomstige mogelijkheden in Nederland, 2010. November, link. Dit proefproject werd vroegtijdig beëindigd, en in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken geëvalueerd, zie M. Siegel en V. van der Vorst, op. cit., link.
Zie Annex A voor een lijst met geraadpleegde personen.
Mark Elchardus, Christopher Houtkamp en Monika Sie Dhian Ho, Fort Europa met poorten. Houdingen van Nederlanders ten opzichte van het Nederlandse en Europese asiel- en migratiebeleid, verschijnt juli 2021. link.
Immigratie gedaald na uitbreken coronapandemie, Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag, 2020, link (Geraadpleegd op 29 juli 2020).
Stefanescu, D. 2020. ‘Partnerships for Mobility at the Crossroads: Lessons learnt from 18 months of implementation of EU pilot projects on legal migration’, ICMPD, MPF, November, 10-11. link.
Ben Salah, F., May 2020. ‘COVID-19 & the Tunisian perspective’, ongepubliceerd manuscript; Ayalew Mengiste, T., May 2020. ‘The economic, psychosocial and migration impacts of COVID-19 in Ethiopia’, ongepubliceerd manuscript; Akinyoade, A., May 2020. ‘COVID-19 and Legal Migration Nigeria’, ongepubliceerd manuscript.