Research

Trade and Globalisation

Op-ed

De plotse vriendschap tussen de Filipijnen en China

27 Oct 2016 - 11:47
Bron: Bas van der Schot / Vrij Nederland

Een staat die te machtig wordt, lokt normaal gesproken de vorming van een tegenalliantie uit. Bij de Filipijnen loopt het nét iets anders

Bandwagoning – zo heet het wat de Filipijnse president Rodrigo Duterte vorige week in Beijing flikte. Zijn bezoek aan Beijing was nogal bijzonder. Niet omdat de ene dictator bij de andere op de koffie ging, dat gebeurt vaker. Duterte trakteerde zijn collega Xi Jinping onder applaus op een ‘echtscheiding’ van zijn land met de Verenigde Staten: hij gaat er nooit meer op bezoek, houdt geen militaire oefeningen meer met de Amerikanen. Als klap op de vuurpijl verblijdde hij zijn gastheer met de mededeling dat hij de uitspraak van het Haagse Hof Van Arbitrage (dat gehakt maakte van de Chinese aanspraken op stukken van de Zuid-Chinese Zee) in de prullenbak gooit. De VS is verbijsterd, de Chinezen eigenlijk ook, en zelfs veel Filippino’s zijn stomverbaasd en vragen zich af of deze reuzedraai wel goed afloopt.

Toch heeft Dutertes konijn uit de hoed dus een naam. Vooral de Amerikaanse hoogleraar Stephen Walt zal een klein vreugdesprongetje maken omdat de praktijk nu een bijna perfect voorbeeld levert van wat hij dertig jaar geleden in zijn boek The Origins of Alliances al beredeneerde. Zijn theorie komt erop neer dat een staat die te machtig wordt, normaal gesproken de vorming van een tegenalliantie uitlokt. Die tegenclub zal zorgen voor een nieuw machtsevenwicht, en dat voorkomt ellende. Dat heet balancing, het voorgeschreven recept voor vrede uit de zogenoemde realistische school, begrijpelijk voor iedereen, al zijn er natuurlijk wel critici die vinden dat het recept pervers is: moet je dan ook een pact met de duivel sluiten om het gevaar te bezweren?

Het antwoord van de realisten is ja, want helaas is er in de internationale politiek geen plaats voor idealen als het erom gaat de veiligheid te bewaren.

Bandwagoning is het alternatief. De bedreigde staat kiest er dan niet voor zich bij de tegenalliantie aan te sluiten, maar juist tegen de opkomende grootmacht aan te kruipen. Duterte op schoot bij Xi dus. Het motief is gecalculeerd eigenbelang, onderwerpingsgedrag in de hoop buiten een conflict te blijven en een beetje mee te delen in de buit. Dat kan al vooraf zijn omdat de sterke partij een bonus geeft aan de ‘overloper’ (China belooft inderdaad visrechten aan de Filipijnen en zwaait met miljarden-investeringen), en omdat je hoopt na afloop van een conflict een overwinnaarspremie te incasseren. Eer telt niet, alleen overleven. Schoolpleingedrag.

Maar wanneer zien we nu balancing en wanneer het tegenovergestelde bandwagoning? Walt, die de term overigens niet heeft uitgevonden maar er wel school mee gemaakt heeft, zegt dat in de grote enge wereld bandwagoning veel minder voorkomt dan balancing, maar formuleerde wel een paar hypothesen waaronder we het eerste verschijnsel kunnen verwachten. Zwakke staten zullen eerder bandwagonen dan sterke, want de overlooppremie zal hoger zijn dan de aansluitbeloning bij een balancing alliance. Ook zullen zwakke staten gevoeliger zijn voor bandwagoning naarmate ze dichter bij de opkomende grootmacht liggen. Ze hebben als kleintjes vooral oog voor veiligheid in de buurt, van een ver weg gelegen beschermheer die allerlei globale belangen heeft zijn ze niet zo zeker. En ten derde: als een zwakke staat het moet hebben van een balancing coalitie, dan moet die groep landen zich wel als hecht blok tegen de opkomende grootmacht manifesteren. Zo niet, dan is het veiliger om op desertie te gokken.

De vierde en laatste hypothese is voor de VS – en de rest van de wereld – het meest verontrustend. Hoewel een balancing world veiliger en waarschijnlijker is, zal de bandwagoning world terrein winnen als het vertrouwen in de grote beschermer (de VS dus) daalt. Bandwagoning is dus ook een globale onrustmeter. Omineus, aan alle vier voorwaarden is in het geval Filippijnen-China voldaan.