Research

Conflict and Fragility

Op-ed

'Kamer moet zelf ook verantwoording afleggen over Uruzgan'

09 Feb 2012 - 09:58

De Tweede Kamer evalueert vandaag de missie in Uruzgan. Maar wie evalueert de rol die de Kamer bij deze missie speelde, vragen Jair van der Lijn en Margriet Drent zich af.

De waan van de dag dicteert ons dat we nu bezig moeten zijn met de politietrainingsmissie in Kunduz. De officiële evaluatie van de Nederlandse ISAF-missie in Uruzgan (2006-2010) krijgt maar weinig media-aandacht. Jammer, want het evalueren van wat wel en niet goed ging, is van groot belang voor de beslissingen die nog moeten worden genomen. Het leren van fouten en het uitbouwen van goede punten - om het in de toekomst beter te doen - is essentieel.

Vanmiddag bespreekt de Defensiecommissie van de Tweede Kamer de 'eindevaluatie' van de Uruzgan-missie. Aan één belangrijk onderwerp waagt die officiële evaluatie zich niet: de rol van het parlement. Het is belangrijk dat dit wel gebeurt, want de Tweede Kamer heeft een belangrijk stempel gedrukt op de aard van de missie in Uruzgan en die trend zet zich door met de nieuwe missie in Kunduz.

Allereerst, om een voldoende breed draagvlak voor de missie in Uruzgan te krijgen, is gezocht naar consensus. Links wilde met name 'opbouwen', terwijl rechts vooral de Taliban wilde bestrijden. Bij deze zoektocht ontstond ruimte voor het parlement om de macht te grijpen en de missie vanuit de Tweede Kamer te micromanagen. Dat maakte de missie minder flexibel.

Zo werd door het uitgezonden personeel als beperkend ervaren dat zij niet met de Amerikanen in de operatie Enduring Freedom mochten samenwerken. Ter plaatse kun je echter niet om de Amerikanen heen. Het parlement bepaalde ook dat met krijgsheren als Matiullah Khan niet mocht worden samengewerkt. Ook dit werkte bij tijd en wijle beperkend omdat dit soort mensen in Uruzgan achter de schermen nu eenmaal de macht hebben.

Vechtmissie

De zogeheten 'artikel 100-brief', die eigenlijk het parlement informeert over het voornemen een missie te ontplooien, lijkt inmiddels meer op het startsein voor onderhandelingen tussen parlement en regering. Dat is kwalijk, niet alleen omdat parlementariërs niet de tijd en de middelen hebben om de situatie in het veld voldoende te doorgronden, maar ook omdat dit het hen bemoeilijkt achteraf de regering te controleren.

De perceptie bij de media en het publiek dat de missie in Uruzgan vooral een 'vechtmissie' was, werd bestendigd door het politieke debat. Dat gaf de missie sterk vereenvoudigd weer als 'vecht-' of 'opbouwmissie'. De ontwikkelingsactiviteiten en de inspanningen op het gebied van bestuur in Uruzgan bleven hierdoor ondergesneeuwd.

De mensen in het veld hadden daarom zeker aan het begin van de missie vaak het idee dat het parlement niet wist waarover het sprak en welke strategie er werd gevoerd. Ze voelden zich regelmatig onbegrepen omdat zij het vechten en het opbouwen als twee zijden van dezelfde munt zagen. Het een kon niet zonder het ander.

3-D aanpak

De Uruzgan-missie was een poging om zo civiel als mogelijk en zo militair als noodzakelijk een bestuur op te bouwen en ontwikkeling mogelijk te maken, zodat het bestrijden van de Taliban uiteindelijk niet meer nodig zou zijn. In een zogenaamde '3D-aanpak' werkten diplomaten, ontwikkelingswerkers en militairen steeds beter samen. De in eerste instantie door de militairen gedomineerde benadering werd naarmate de missie vorderde steeds meer civiel van karakter, en diplomatie en ontwikkeling kregen soms de overhand. Het hardnekkige beeld van een 'vechtmissie' deed geen recht aan de werkelijkheid.

Tot slot, de keuze van het parlement om de missie in Uruzgan niet voort te zetten, ook niet in afgeslankte vorm, maar wel naar Kunduz te gaan, roept vragen op. De evaluatie van de Nederlandse bijdrage in Uruzgan blijkt gematigd positief uit te vallen. Uit de resultaten komt naar voren dat Nederland veel gezaaid heeft, maar alweer weg moest voor het kon oogsten.

De regering noemt de resultaten fragiel en niet onomkeerbaar. Sterker, na het vertrek van de militairen wordt binnenkort ook de ontwikkelingsstrategie beëindigd. De ontwikkelingshulp gaat maar tot 2013 door. Daarmee komt de duurzaamheid van de gehele 3D-aanpak in gevaar.

Zo werd het werk van Nederland op het gebied van goed bestuur bijna onmiddellijk weer teniet gedaan door een andere benadering van de Amerikanen en Australiërs; zij maakten direct krijgsheer Matiullah Khan tot politiechef.

In termen van projecten, contacten, opgebouwd vertrouwen en kennis, maar ook de verhouding met de Verenigde Staten blijkt de keuze om naar elders in Afghanistan te gaan een contraproductieve. Het parlement is bij deze drie punten bepalend geweest. Een van de lessen van Uruzgan moet dan ook zijn dat een breed perspectief bij de evaluatie van missies noodzakelijk is. Neem naast de internationale context ook de rol van het parlement mee. Kamerleden en ambtenaren kunnen dat nooit onafhankelijk en vrijuit doen. Besteed deze opdracht daarom uit aan onafhankelijke deskundigen.