Nieuw financieel meerjarenkader van de EU biedt de Westelijke Balkan niets nieuws

16 Nov 2011 - 12:56
Tijdens een onlangs mede door Clingendael georganiseerde publieksbijeenkomst in Den Haag maakte de Servische vice-premier Bozidar Djelic gewag van een gezamenlijk voorstel - april van dit jaar - van de landen van de Westelijke Balkan voor de financiering van de uitbreiding van de Europese Unie in de jaren 2014-2020. Twee punten uit zijn betoog trekken de aandacht. Er is een enorm verschil tussen de bedragen die kandidaat-lidstaten ontvangen via het Instrument voor Pre-toetredingssteun (IPA) en wat ze daarna als nieuwe lidstaten kunnen claimen bij de omvangrijke structuur- en cohesiefondsen van de EU. Daardoor kan de situatie ontstaan dat ze voor toetreding minder geld krijgen dan ze kunnen besteden en daarna teveel. Dan kan het zelfs gebeuren dat ze bij gebrek aan absorptiecapaciteit netto betaler worden wat eerder voorgekomen is. Djelic denkt daarvoor een oplossing te hebben door de kandidaten als het ware voor toetreding de mogelijkheid te geven de grote EU-fondsen te benutten met als bijkomend voordeel dat ze op tijd met de complexe financiële regels van de EU leren omgaan. Dit zou natuurlijk een verhoging van de pre-accessie steun met zich mee brengen die evenwel later - na toetreding - kan worden terugverdiend met lagere uitgaven uit de fondsen. Het voorstel van Servië is blijkbaar niet in goede aarde gevallen. Het wordt niet genoemd in het ontwerp voor een financieel meerjarenkader dat in juni 2011 door de Europese Commissie in Brussel is gepresenteerd. Zij gaat niet verder dan het voorstel om de steun aan de kandidaat-lidstaten te spiegelen aan de EU-fondsen. Brussel wil de hand op de knip houden en het naar voren halen van uitgaven betekent een verhoging nu van de uitgaven zonder dat duidelijk is wanneer die terugverdiend kan worden, want het is onduidelijke wanneer de landen van de Westelijke Balkan lid zullen worden.

Het tweede plan lijkt ook interessant. Geef de kandidaat-lidstaten de kans deel te nemen aan het zogeheten Europees semester. Dit is een nieuwe regeling van de EU - en uitvloeisel van de eurocrisis - die de Europese Commissie in staat stelt elk jaar de financiële huishouding van de lidstaten en hun economische beleid onder de loupe te nemen, eventueel correcties voor te stellen en zelfs sancties op te leggen. Nederland wil daarvoor een speciale eurocommissaris. Deelnemende kandidaat-lidstaten zouden zo kunnen laten zien dat ze een fiscaal solide en economisch verantwoord beleid voeren. In ruil daarvoor zou de EU moeten meewerken aan het opzetten van een garantieregeling voor de Westelijke Balkan die het de regio gemakkelijker en goedkoper zou moeten maken geld te lenen op de fianciële markten. De garanties zouden in omvang beperkt moeten zijn. De huidige EU-regeling voor macro-economische steun aan de regio kan de basis vormen. De kandidaat-lidstaten zouden zo twee vliegen in één klap slaan: een door Brussel 'gecertificeerd' degelijk financieel en economisch beleid en goedkoper lenen. Er is niet enthousiast gereageerd op dit voorstel. De Eurozone (en daarmee de EU) zit tot over de oren in de Eurocrisis en heeft al genoeg garanties moeten afgeven voor de schuldenlanden binnen de Eurozone. In het recente verleden zijn landen met te grote tekorten door Brussel keurig doorverwezen naar het IMF. Garanties - ook al hoeven ze niet te worden ingeroepen - komen in de boeken terecht en zijn daarmee feitelijk een uitgavenpost. En daar zit Brussel blijkbaar niet op te wachten.

In juni is een rapport over de toekomstige financiering van de uitbreiding gepubliceerd - op verzoek van de Europese Commissie opgesteld door een evaluatieconsortium van GHK en Technopolis. Daarin zijn vier opties onderzocht. De meest vergaande is een nuloptie waarin het IPA wordt afgeschaft en de kandidaat-lidstaten terugvallen op het financiële programma voor de buurlanden van de EU. De tweede gaat uit van voortzetting van het huidige beleid met min of meer dezelfde bedragen. Alleen nog geld uittrekken voor steun bij het voldoen aan de toetredingsvoorwaarden en niets meer voor sociaal-economische ontwikkeling is optie drie. De voor de kandidaten meest aantrekkelijke variant is een verhoging van de bedragen voor sociaal-economische ontwikkeling. De opstellers van het rapport achten de goedkopere opties onwenselijk en de duurdere politiek onhaalbaar - wegens voorspelbaar verzet van de nettobetalers aan de EU. Dus kiezen ze voor continuering van het bestaande beleid.

De Europese Commissie is tot dezelfde conclusie gekomen en heeft voor de periode 2014-2020 ongeveer gelijke bedragen uitgetrokken als opgenomen in het huidige meerjarenkader. Voor het geheel van extern beleid wordt 100 miljard uitgetrokken en - daarbinnen - voor uitbreiding ruim 15 miljard in zeven jaar.

In de reactie van de Nederlandse regering op de eerste voorstellen van de Europese Commissie wordt met geen woord gerept over de kosten van de uitbreiding. Men mag aannemen omdat zij instemt met de aanpak. Zij is kritisch over het geheel van buitenlanduitgaven - er worden teveel keuzes gemaakt. Nederland wil dat er prioriteiten gesteld worden: het nabuurschapbeleid, armoede bestrijding en stabiliteit, veiligheid en crisisbeheersing.

Het kan natuurlijk zijn dat andere lidstaten het vaandel van de kandidaat-lidstaten oppakken maar ik denk dat de onderhandelingen over het meerjarenkader zich zullen toespitsen op andere kwesties. Wat mag de omvang van de EU begroting zijn? Kan deze beter worden afgestemd op de nieuwe prioriteiten zoals innovatie? Mogen in dat verband de landbouwuitgaven omlaag? Mag de EU eigen middelen gaan heffen bijvoorbeeld in de vorm van een financiële transactiebelasting? En - last but not least - wat staat er te gebeuren met de kortingen die sommige lidstaten nu krijgen? In het harde gevecht dat hiermee gepaard zal gaan zullen de belangen van de kandidaat-lidstaten weinig aandacht krijgen. En daarmee heeft de Europese Commissie al rekening gehouden. Jammer voor de creativiteit van Djelic en de zijnen.