Research

Sustainability

Op-ed

Wereld Waterdag en de potentie van Waterdiplomatie

22 Mar 2012 - 10:43

Wereld Waterdag en de potentie van Waterdiplomatie.

Ruben van Genderen en Jan Rood

Vandaag de 22e maart is het Wereld Waterdag. Nu zullen sommigen direct denken:

"Ja, zo ken ik er wel meer!". Alleen de VN organisaties gedenken jaarlijks al meer

dan honderd internationale dagen - waaronder Wereldmilieudag, Wereldvoedseldag,

Internationale Ouderendag en Internationale Jongerendag. Gisteren was het nog de Internationale dag voor de uitbanning van rassendiscriminatie, morgen is het Wereldmeteorologiedag en overmorgen Wereldtuberculosedag. En vandaag dus weer Wereld Waterdag; een dag die toch vooral in Nederland en in het Nederlands buitenlands beleid extra aandacht verdient.

Dat gebeurt vandaag ook tijdens de viering in Wageningen waar de nadruk ligt op

water en voedselzekerheid. Twee thema's die Ben Knapen in zijn tijd bij de

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in een kritische analyse van het

Nederlands buitenlands beleid al aanwees als onderwerpen waarop Nederland zich in

de wereld kon profileren. Sinds kort zijn het tevens twee van de vier prioritaire

thema's binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking waarvoor dezelfde Ben

Knapen, maar nu als staatssecretaris, verantwoordelijk is. Is water inderdaad, zoals

door het huidige kabinet wordt gesteld, een kansrijke sector waarin Nederland zich in

zijn buitenlands beleid internationaal kan onderscheiden? En zo ja, waar ligt de kracht

van Nederland dan? Kan Nederland in het bijzonder een bijdrage leveren aan het

voorkomen van waterconflicten; een gevaar dat steeds duidelijker wordt als het gaat

om tal van grensoverschrijdende rivieren en watergebieden?

Dat water en vooral waterschaarste een steeds belangrijker thema op de internationale

agenda wordt, is evident. Vele onderzoeken wijzen erop dat de mondiale

waterschaarste zal toenemen door de sterke bevolkingsgroei, als gevolg van

klimaatverandering en door slecht waterbeheer. In het Menselijk

Ontwikkelingsrapport van 2006 van de Verenigde Naties werd al benadrukt dat het

mondiale zoetwatertekort niet alleen te wijten is aan fysieke schaarste, maar vooral

ook aan het optreden van staten. Dit geldt zeker voor een groot aantal van de 263

internationale rivieren die gedeeld worden door meerdere oeverstaten. Bovenstroomse

en benedenstroomse oeverstaten komen er dikwijls niet uit hoe ze bijvoorbeeld de

baten van hydro-energie, landbouw en consumptie van een rivier moeten verdelen. Bij

een groeiende schaarste aan water tekent zich hier een reeks van conflicten tussen

landen af in regio's die hoe dan ook niet als stabiel kunnen worden beschouwd:

Centraal-Azië, China en omgeving, het Midden-Oosten en Oost-Afrika. De vraag is

nu of Nederland in zijn buitenlands beleid een rol kan spelen bij het voorkomen en

oplossen van conflicten; wetende dat Nederland niet in de positie verkeert om landen

als China, Turkije en Israël de les te lezen, maar wellicht wel over kwaliteiten

beschikt waardoor het kan bijdragen aan de aanpak van dergelijke conflicten.

Op het eerste gezicht zijn die kwaliteiten ruimschoots aanwezig. Nederland als

'waterland' is een merk dat in de buitenwereld zeer bekend is en Nederland alleen al

op grond van reputatie een voorsprong geeft op tal van andere landen. Die reputatie

wordt geschraagd door brede kennis op het gebied van watertechniek en waterbeheer

en een omvangrijk nationaal en internationaal actief netwerk van kennisinstellingen

en ingenieurs- en adviesbureaus, die wereldwijd opereren op het gebied van

capaciteitsopbouw, training, consultancy, kennisoverdracht, etc. De Nederlandse

overheid beschikt daarnaast o.a. via ontwikkelingsgelden over de fondsen om deze

activiteiten te ondersteunen. In het kader van de beslechting van geschillen kan

daarnaast ook gewezen worden op het in Den Haag gevestigde Permanent Hof van

Arbitrage, dat momenteel betrokken is bij de arbitrage inzake een conflict over de

Indus rivier tussen Pakistan en India.

Kortom, op diverse dimensies verkeert Nederland in de positie om op het gebied van

'waterdiplomatie' een rol van betekenis te kunnen spelen. Aanzetten daartoe worden

o.a. in de kamerbrief 'Water voor Ontwikkeling' (januari 2012) gegeven. Maar is het

genoeg? Wat is nodig om daadwerkelijk een diplomatieke vuist te kunnen maken in

deze voor Nederland ook economisch zo belangrijke sector? Allereerst dat water

onderdeel wordt van het bredere buitenlands beleid en niet alleen vanuit de lens van

ontwikkelingssamenwerking wordt bezien. Betrokkenheid bij waterconflicten vereist,

naast inzet van hulp en kennis, ook gebruik van diplomatieke en juridische middelen,

en dat op onderlinge samenhangende wijze. Ten tweede, samenwerking tussen

overheid, kennisinstellingen en de watersector. Het vroegtijdig voorkomen van

waterconflicten vereist kennis van de lokale omstandigheden, inzet van kennis inzake

waterbeheer, training, enzovoort. Dat zijn aspecten die niet door een ministerie

kunnen worden geleverd maar die om betrokkenheid van andere partijen vragen. Ten

derde, internationale samenwerking. Sommige partijen bij een waterconflict zijn voor

Nederland simpelweg te groot. Dan is samenwerking met andere landen, al dan niet in

EU-verband, cruciaal. Het opbouwen van contacten en het aangaan van 'watercoalities'

is derhalve geboden omwille van een effectieve Nederlandse

waterdiplomatie. Laat Wereld Waterdag het begin van zo'n beleid markeren.

Ruben van Genderen is werkzaam bij de KU Leuven. Jan Rood is verbonden aan Instituut Clingendael.