Research

Security and Defence

Op-ed

Interventies en effectiviteit

19 Jul 2016 - 14:43
Source: US Navy/flickr

De meningen over de effectiviteit van de stabiliseringsmissies in Afghanistan en Irak hebben de laatste jaren vaak een wijziging ondergaan. Dat geldt ook voor ondergetekende. Na de officiële, meestal positieve tussentijdse evaluatierapporten over de vele civiel-militaire activiteiten bij deze missies, is nu grotendeels sprake van falen of mislukking. Zo is Uruzgan weer terug bij af, wappert de vlag van de Taliban weer en gaan de meisjes niet meer naar school. En in Irak is sprake van een grote wanorde.

Mission Failure
Recentelijk is een boek over de Amerikaanse missies in de afgelopen decennia verschenen, dat verplichte literatuur behoort te zijn voor iedere belangstellende voor veiligheidsvraagstukken. Het is de Amerikaan, Michael Mandelbaum, die in zijn 'Mission Failure: America and the World in the Post-Cold War Era', onder meer uitgebreid ingaat op de mislukte missies in Afghanistan en Irak. Het beeld dat hij schetst is niet alleen realistisch maar soms ook schokkend. De titel van het boek herinnert aan de speech van president Bush, aan dek van het vliegkampschip USS Abraham Lincoln voor de kust bij San Diego op 1 mei 2003, waarin hij het eind van de belangrijkste gevechtsacties in Irak aankondigde. 'Mission accomplished’, luidde de tekst op een spandoek op de achtergrond van de president. Niets is minder waar. Zoals bekend kent Irak na dertien jaar veel sektarisch en religieus geweld. Een nieuwe complicerende factor hierbij is de bestrijding van de Islamitische Staat.

Mandelbaum onderscheidt in zijn boek de geschiedenis van het wisselend Amerikaans buitenlands beleid in vier perioden: periode 1, intern gericht, met onder meer de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865); periode 2, extern gericht (1898-1945); periode 3, nasleep van de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog (1945-1992); en periode 4, tijdperk na de Koude Oorlog (1993-2014).

Superieure macht
Het boek behandelt periode 4 en gaat daarbij in op de verschuivingen in het beleid. De Verenigde Staten ontmoetten na het einde van de Koude Oorlog geen externe uitdagingen voor hun veiligheid of belangen. Er waren ook geen bedreigingen voor de internationale orde en instituties die de Verenigde Staten mede hadden opgericht na WO-II. Mandelbaum betoogt dat de Verenigde Staten zich vanwege hun superieure macht in periode 4 in hun buitenlands beleid vooral op transformatie in het kader van nation building richtten. Het land begon volgens de auteur aan een aantal kostbare en nutteloze missies die niet zozeer het verdedigen van het Westen beoogden, maar het Westen politiek en ideologisch wilden uitbreiden. De Verenigde Staten beschikten immers over het geld en de macht en achtten de missies uitvoerbaar. Bovendien was een ‘can-do’ geest diep geworteld in de tradities van het land. Anders gezegd: niet de vitale veiligheidsbelangen van de Verenigde Staten stonden centraal, maar de interne structuur en wijze van bestuur van andere landen.

Zo probeerde Amerika (Clinton) in de jaren ’90 de mensenrechten in China te beschermen en vrije markten en democratie in Rusland aan te moedigen. Beide faalden echter. Dit gold ook voor de interventies op humanitaire gronden, gevolgd door nation building in Somalië, Haïti, Bosnië en Kosovo (Clinton),en vergelijkbare pogingen in Afghanistan en Irak (Bush). Ook het streven naar bevordering van de democratie in het Midden-Oosten was een mislukking (Obama). Gemeenschappelijk aan deze projecten is dat ze alle gericht waren op de interne zaken van een land. Met andere woorden, of de missies nu gesteund werden door de idealisten uit het Clinton-tijdperk, door de zogenoemde realisten onder George W. Bush of door de persoonlijke diplomatie van Barack Obama: al deze vrijwillig ondernomen projecten botsten op moeilijke culturele en politieke realiteiten. Kortom, de drie presidenten keken tegen de wereld aan, niet zoals hij was, maar zoals zij wensten dat hij was.

Weinig resultaat
De rode draad in het boek is dan ook dat de vele Amerikaanse inspanningen op het gebied van de zogenoemde nation building tot weinig resultaat hebben geleid. De complexe relaties tussen partijen in verschillende landen waren vaak een belemmering. Met etnische verschillen, politieke affiliaties, religieuze verdelingen, en substantieel verschillende historische achtergronden, is het zelfs voor een supermogendheid niet gemakkelijk eenheid te scheppen in ontwikkelingslanden. Zo is Afghanistan een straatarm, onderontwikkeld land, dat nooit een centraal bestuur, uniforme rechtspraak, nationaal leger en nationale politie kende en waar veel analfabetisme heerst. Bovendien trof een oorlog van meer dan twintig jaar het land met verdere ontreddering en chaos.

Het boek van Mandelbaum lezend, doet denken aan de ideeën van de Leidse hoogleraar Isabelle Duijvesteijn. Zij noemde enkele jaren geleden het patrimonialisme als belangrijke invloedrijke factor bij interventies. In gebieden waar Westerse staten gepoogd hebben te bemiddelen in gewapende conflicten, wordt de lokale politiek volgens haar namelijk bepaald door patrimonialisme. Normen, praktijken en wederkerigheid vormen het centrale idee van dit fenomeen. Patriarchale logica onder een groot deel van een bevolking is vaak gebaseerd op bestaande of gepercipieerde familie- of etnische banden of religieuze solidariteit. Zij creëert, aldus de hoogleraar, een politiek systeem van loyaliteit en wederkerigheid, dat expansief is en gebaseerd op normatieve en economische macht en ook dwang. Cliënten verschaffen hun beschermheer steun en legitimiteit in ruil voor gunsten in de vorm van goederen, diensten en bescherming. Bovendien is niet onbelangrijk in Afghanistan, dat de Taliban met de bevolking het geloof, de taal en de cultuur deelt. Gezien al het voorgaande spreekt men In de Verenigde Staten dan ook inmiddels over militaire operaties in cultureel onbekende omgevingen.

Tot slot
Gezien de recente sterk veranderde mondiale verhoudingen en de huidige machtspolitieke rol van China en Rusland, ziet Mandelbaum Amerika’s diplomatieke agenda weer terugkeren naar de traditionele zorgen van grote mogendheden. Met andere woorden. Het primaat van de machtspolitiek is weer terug!