Research

Trade and Globalisation

Op-ed

De diplomatie van het uitstellen

25 Mar 2015 - 11:30
Source: Flickr / Neerav Bhatt

Het gonst in de Amerikaanse pers van een komend akkoord tussen Iran en de P5+1 over het nucleaire programma van Teheran. Wishfull thinking? Dat zou best kunnen, want optimisme is ook een wapen in de propagandastrijd. De zwarte piet voor het eventuele stranden van een akkoord kan alvast de andere kant uit worden geschoven, als je van tevoren de boodschap hebt verspreid dat het mislukken niet aan jou gelegen heeft.

Paradoxen genoeg in de wereld van de einddiplomatie. Zelfs het oplopen van de spanning en dreigementen kan soms als een goed teken worden uitgelegd. Die berichten kunnen betekenen dat de messen worden geslepen voor de laatste ronde, dat je tot een compromis bereid bent maar je huid duur verkoopt, of dat concessies moeten worden gecamoufleerd voor het kritische thuisfront.

Zo heeft Iran in de week dat de contouren van een akkoord naar de openbaarheid sijpelden met veel vertoon een oefening in de Perzische Golf gehouden waarin een maritieme aanval op een reusachtig Amerikaans namaak-vliegkampschip werd gesimuleerd. In dezelfde week werd bekend dat de VS en Iran in een verbeten cyberwedloop verwikkeld zijn geraakt. Niet ondanks, maar in zekere zin door het nucleaire overleg: de cyberoorlog als compensatie voor een toenadering op het 'te gevaarlijke' dossier van een nucleaire clash.

Een in februari uitgelekt document van de National Security Agency suggereert hoe deze verschuiving van nucleair naar cyber de afgelopen twee jaar bewust heeft plaats gevonden. De New York Times haalt David Rothkopf, auteur van National Insecurity aan (een boek over grote strategische beslissingen), die zegt dat de kosten van een nucleaire confrontatie te hoog zijn en die van cyberwapens daarentegen zo laag 'dat we lijken te denken dat we ons niet kunnen veroorloven deze niet te gebruiken'.

Dit zou de cynische theorie steunen die zegt dat successen op het gebied van wapenbeheersing eigenlijk alleen maar te behalen zijn als de wedloop ergens anders in een hogere versnelling gaat. En dat zou weer een ondersteuning zijn van de nog bredere theorie dat internationale politiek weinig meer is dan het inruilen van het ene probleem door het andere, met dien verstande dat het laatste weer als minder erg wordt ervaren dan het vorige. Een soort waterbedtheorie. Een kunstige vorm van tijd kopen, zou je het kunnen noemen, of een variant op het Sisyphusverhaal, waarbij als schrale troost geldt dat het niet steeds dezelfde steen is die de berg op geduwd moet worden.

Zo cynisch zou ik een mogelijke deal met Iran niet willen noemen. Bijna twee jaar geleden stonden de Israëlische F16s op scherp om naar Iran te vliegen en de nucleaire installaties te bombarderen. Er is nu sprake van een ontwerpakkoord dat een militaire oplossing wellicht tien, misschien zelfs vijftien jaar zou uitstellen. Dat kun je afdoen als waardeloos, en gevaarlijk voor Israël, maar ik zou het een hele knappe prestatie vinden.

Dilemma: zouden we per saldo beter af zijn, als de diplomatie alle acute wereldproblemen steeds tien jaar zou kunnen opschuiven en inruilen voor nieuwe problemen? Vaak denk ik: ja.