Research

Articles

Actie Kosovo niet wettiger dan inval Irak

18 Jul 2007 - 16:03
Het Commentaar van 12 juli stond stil bij het debat in de Eerste Kamer over de vraag wat nu eigenlijk wordt verstaan onder een 'adequaat volkenrechtelijk mandaat' dat volgens het regeerakkoord ten grondslag moet liggen aan het inzetten van de krijgsmacht. Vereist zo'n ingrijpen altijd een resolutie van de VN-Veiligheidsraad? Het antwoord van minister Verhagen van Buitenlandse Zaken, zo meende de commentator, luidde 'terecht' ontkennend: 'Hij gaf het voorbeeld van de NAVO-actie in Kosovo, die pas achteraf door de VN werd gelegitimeerd.'

Op 8 oktober 1998 schreef de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Van Aartsen in een brief aan de Tweede Kamer dat de Nederlandse regering meende 'dat blijvende weigering [van President Milosevic] om resolutie 1199 [van september 1998] uit te voeren militair optreden in voldoende mate legitimeert'. Dat is een formulering die in het huidige politieke klimaat al gauw zou worden aangemerkt als 'een adequaat volkenrechtelijk mandaat'.

Het gebruik van de woorden 'in voldoende mate' gaf al aan dat resolutie 1199 als formele rechtsgrond voor de 'luchtacties' van zes maanden later kennelijk voor meerdere uitleg vatbaar was - ook naar het oordeel van de regering. Hoe dan ook, de Kamer ging in grote meerderheid met deze uitleg mee, ook al had slechts één Kamerlid (Van Middelkoop van de ChristenUnie) tijdens het overleg met de regering de beschikking over de tekst van die resolutie van de VN-Veiligheidsraad!

De instemming effende daarmee de weg voor het ter beschikking stellen door ons land van F-16-vliegtuigen tijdens operatie 'Allied Force'. Uit de brief bleek dat de Nederlandse deelname aan luchtacties ook nog gebonden was aan een viertal voorwaarden die betrekking hadden op de besluitvorming binnen de NAVO; zo moest er binnen de NAVO overeenstemming bestaan over 'de legitimiteit van een militair optreden'.

Bij mijn weten is aan deze voorwaarde nooit voldaan, omdat er onder de lidstaten van het bondgenootschap onenigheid bestond over de rechtmatigheid van militair optreden, reden waarom de NAVO nooit een formele verklaring over de juridische grondslag van de missie heeft kunnen uitbrengen. De toenmalige secretaris-generaal van de NAVO, Javier Solana, verzette zich destijds dan ook hevig tegen 'juridische scherpslijperij' en verdedigde het optreden van de NAVO in steeds wisselende bewoordingen; zo meende hij dat er een 'geschikte' of 'voldoende volkenrechtelijke grondslag' was voor het gebruik van geweld, dan wel dat er 'legitieme gronden' waren voor militair optreden.

Zo bezien is er helemaal niks nieuws onder de zon van politiek Den Haag. Wel was nieuw dat Nederland toen voor het eerst in zijn parlementaire geschiedenis niet langer onvoorwaardelijk het uitgangspunt accepteerde dat het politieke primaat voor het gebruik van geweld bij de VN-Veiligheidsraad lag. Het precedent was geschapen - vijf jaar voor de inval in Irak en ver voordat in de binnenlandse politieke verhoudingen van ons land het concept van een 'adequaat volkenrechtelijk mandaat' werd uitgevonden. Als er nu toch een parlementair onderzoek moet komen naar 'Irak', waarom dan ook niet naar 'Kosovo'?

De hier geschetste gang van zaken geeft dus aan dat niet Irak maar Kosovo het eerste geval is geweest waarin ons land steun gaf aan een militaire operatie onder omstandigheden die heel goed in termen van 'een adequaat volkenrechtelijk mandaat' kunnen worden verdedigd - of aangevallen.

Bovendien meen ik, anders dan het hoofdredactioneel commentaar, dat de NAVO-actie in Kosovo helemaal niet 'pas achteraf door de VN werd gelegitimeerd'. De eerste resolutie die de Veiligheidsraad na het einde van de luchtaanvallen aannam, resolutie 1244 van 10 juni 1999, sprak met geen woord over de rechtmatigheid van dat militaire optreden - net zo min als de Veiligheidsraad zich in zijn eerste resolutie over Irak onmiddellijk na de val van Saddam Hoessein uitsprak over de volkenrechtelijke merites van de inval zelf. Wel stemde de Veiligheidsraad nadrukkelijk in met de bezetting van Irak volgens een door de 'bezettingsmachten' opgesteld plan.