Research

Security and Defence

Op-ed

Eerst de vorige missie evalueren voor je weer ten oorlog trekt

06 Sep 2017 - 12:08
Bron: ANP

Op initiatief van CDA’er Raymond Knops verzoekt een Kamermeerderheid demissionair Defensieminister Hennis tot een nieuwe evaluatie van ‘Uruzgan’. Een missie die 25 Nederlanders het leven heeft gekost en waarvan de claims over behaalde resultaten omstreden zijn.

De eindevaluatie van 2011 was onvolledig. Een degelijke beoordeling kan helpen om lessen te trekken die ons beter voorbereiden op een nieuwe missie. Bovendien is het maatschappelijk belang enorm. Niet alleen voor de belastingbetaler, maar ook voor de honderden militairen, diplomaten en andere uitgezonden Nederlanders die willen weten wat voor effect hun werk gehad heeft.

Terwijl president Trump en de NAVO aandringen op het sturen van meer troepen naar Afghanistan, ging het debat in Nederland de afgelopen weken vooral om het wel of niet evalueren van de reeds beëindigde Uruzgan-missie (2006-2010). De aandacht was maar van korte duur. Het is overigens nog maar de vraag of Hennis een nieuwe evaluatie laat uitvoeren. Om drie redenen zou dat een gemiste kans zijn. De commissie van onafhankelijke experts die de eindevaluatie in 2011 beoordeelde, gaf duidelijk aan dat de doeltreffendheid van het beleid en de duurzame resultaten niet onderzocht zijn. „De outcome en impact van de Nederlandse deelname aan de ISAF-missie zouden in een later stadium onderzocht kunnen en misschien wel moeten worden.”

Aanvullend onderzoek werd nodig geacht om meer duidelijkheid te verschaffen over het duurzame succes. Bovendien onderzocht de eerste evaluatie alleen de Nederlandse bijdrage in Uruzgan, zonder te kijken naar het bredere kader van de ISAF-missie en de inbreng van andere landen. Evenmin werd er gekeken naar het politieke besluitvormingsproces, terwijl dat grote invloed heeft op de resultaten en het draagvlak. Zonder een nieuwe evaluatie blijven we vasthouden aan ongefundeerde claims, terwijl al het onafhankelijke onderzoek sindsdien (onder andere uitgevoerd door Jan Willem Petersen, Martijn Kitzen en De Correspondent) juist vraagtekens zet bij tactiek, resultaten en de eindevaluatie uit 2011.

Angst voor nieuwe missies

Ten tweede: voor nieuwe missies is het uiterst belangrijk om van tevoren met een beter en effectiever evaluatieraamwerk te komen dat niet alleen de duurzaamheid van resultaten kan onderzoeken maar ook de missie vanaf het begin kan dwingen om doelstellingen zo te formuleren dat ze concreet, realistisch en meetbaar zijn. De noodzaak van een beter evaluatiekader dat tevens voor een beter ontwerp van de missie zelf zorgt, is ook gebleken bij de eindevaluatie van de geïntegreerde politietrainingsmissie in Kunduz (2011-2013). Een jaar na die missie was eigenlijk al bijna niets meer te zeggen over de duurzaamheid van resultaten. De eindevaluatie meldde dat het toeschrijven van zichtbare resultaten aan de missie vijf jaar later naar verwachting lastig zal zijn. Het klopt dat het meten van resultaten in turbulente conflictgebieden een enorme uitdaging is, maar dit moet geen reden zijn om een goede evaluatie uit de weg te gaan. Het betekent juist dat we moeten leren om beter te evalueren zodat we meer inzicht kunnen krijgen in hoe we ter plekke bescheiden maar duurzame veranderingen tot stand kunnen brengen.

Tot slot heeft een nieuwe evaluatie van de Uruzgan-missie een belangrijk politiek bijeffect. Beter inzicht in wat we wel en niet bereikt hebben, kan de angst wegnemen voor nieuwe missies in Afghanistan of elders. Sinds de val van Balkenende IV en de politieke onenigheid rond de Kunduz-missie is er in Den Haag een angstklimaat ontstaan waarin het nagenoeg onmogelijk is wederom voor een bredere betrokkenheid te pleiten of de wenselijkheid van een nieuwe geïntegreerde missie te onderzoeken. Gedegen onderzoek kan die angst wegnemen. Dit moet niet automatisch leiden tot nieuwe missies, maar wel tot missies die, ook achteraf, beter te beoordelen zijn op effectiviteit en duurzaamheid.