Research

Europe and the EU

Op-ed

Europa's realpolitik versus de realiteit

28 Feb 2011 - 10:06
Sarah Wolff verklaart het failliet van EU-beleid in Midden-OostenDe EU is een verwarde en gegeneerde toeschouwer die passief toekijkt terwijl op haar drempel geschiedenis geschreven wordt.

De Europese Midden-Oostenpolitiek heeft gefaald. De Europees-Libische kwestie maakt dat pijnlijk duidelijk.

De wind van de in Tunesië aangewakkerde Jasmijnrevolutie haalt een ijzeren gordijn neer in de Arabische wereld. Hij waaide over het Tahrirplein in Caïro, momenteel vinden demonstraties plaats in Bahrein, Algerije, Marokko, Jemen en Jordanië.

Kadhafi, Gids van de Grote Revolutie van 1969, ligt onder vuur. Zijn Jamahiriya gaf zogezegd de macht aan 'het gewone volk'. Maar 41 jaar later heeft dat volk beslist dat het genoeg is geweest. Tien dagen geleden viel de stad Tobroek in handen van de oppositie. Uur na uur kiezen meer steden en dorpen partij voor de oppositie. Egyptische en Tunesische arbeiders vluchten terug naar hun vaderland omdat ze zich zorgen maken over hun veiligheid en het geweld van de Afrikaanse huurlingen. Obama veroordeelde het harde optreden en riep de wereld op om met één stem te spreken. Parijs en Berlijn hebben weliswaar opgeroepen tot sancties van de EU, maar het lijkt er sterk op dat de EU onderling niet met één stem kan spreken, laat staan samen met de rest van de wereld.

De EU is een verwarde en gegeneerde toeschouwer die passief toekijkt terwijl op haar drempel geschiedenis geschreven wordt. De Raad Buitenlandse Zaken heeft de onderhandelingen over een Europees-Libisch raamakkoord opgeschort maar vond verder geen overeenstemming over een gemeenschappelijke houding. De gesprekken over mogelijke EU-sancties gaan veeleer over de bezorgdheid van zuidelijke lidstaten dat er meer migranten op hun kust zullen aanspoelen. Gezien het geweld in Libië veroorzaakt de besluiteloosheid van de EU omtrent een kordate en collectieve reactie irritatie. Het doet denken aan de haperende aanpak ten tijde van de ineenstorting van ex-Joegoslavië.

De recente Arabische revoltes leggen de achilleshiel bloot van het EU-beleid met betrekking tot de regio. De realpolitik van de EU en de lidstaten was erop gericht 'stabiele' regeringen, economische deals en gecontroleerde migratie te laten primeren op de democratische principes. Die realpolitik, waarbij de EU haar 'normatieve principes' afzwakte, wordt misschien nog het best geïllustreerd door haar relaties met Libië. Na zijn terugkeer in de schoot van de internationale gemeenschap rolden westerse regeringen bij herhaling de rode loper uit voor Kadhafi. In ruil voor de vrijlating van Bulgaarse verpleegkundigen mocht de kolonel zijn tent neerplanten in de tuinen van het Elysée. Italiaanse zakenlui maakten de Libische autoriteiten het hof om toegang te hebben tot hun olie- en gasbronnen.

Beducht voor interne veiligheidsproblemen werkten de EU en haar lidstaten samen met Kadhafi om migranten uit Europa te houden. Die afspraken kwamen de Italiaanse autoriteiten goed uit. Onderschepte migranten werden teruggevoerd naar Libische territoriale wateren, een schending van het principe van niet-uitwijzing, dat staten verbiedt vluchtelingen terug te sturen naar landen waar hun leven en rechten bedreigd worden. Libië kreeg technologie voor grenscontrole en militair materieel aangeboden. In ruil moest het migranten verhinderen naar Europa te trekken.

Bovendien trokken Europeanen massaal naar Tripoli na de opheffing van het EU-embargo op wapenexport. Tot voor kort was Frankrijk van zins Rafalevliegtuigen aan Libië te verkopen. Dat beleid had een averechts effect: Kadhafi kon Europa gijzelen met het schrikbeeld van een 'zwart continent'.

De steun aan autoritaire regimes met het oog op stabiliteit komt nu als een boemerang terug in het gezicht. De kans is groot dat de EU alsnog geconfronteerd wordt met toenemende aantallen migranten die het conflict ontvluchten op zoek naar een baan en een beter leven. In de komende maanden zullen er ook verrassingen opduiken omtrent wie de toekomstige gesprekspartners van de EU zullen zijn in het Middellandse Zeegebied. De EU moet verder kijken dan haar enge interne veiligheid en beseffen dat haar echte veiligheid afhangt van een harde houding tegenover de oude vrienden in Libië.

Los van Libië moeten de Europese regeringen hun beleid ten aanzien van de hele regio herbekijken. Overgangsprocessen vergen tijd. Hoogopgeleide jonge mensen hebben heel hard nood aan een beter leven, en dat betekent ook aan banen. De economieën in de regio moeten structurele hervormingen ondergaan, wat evengoed vrije handel met hun Europese tegenhangers veronderstelt en tussen de landen in de regio zelf. De 17 miljoen euro die Catherine Ashton aan Tunesië beloofde en de 1 miljard euro aan Egypte lijken te weinig om te gewagen van een Marshallplan voor het Middellandse Zeegebied, zoals aangekondigd door de Italiaanse buitenlandminister Frattini.

Er is geen tijd meer te verliezen en er moeten nu beslissingen over Libië genomen worden. De EU wordt geconfronteerd met een dilemma tussen normativiteit en realpolitik zoals ten tijde van de ineenstorting van ex-Joegoslavië. In het geval van Libië heeft de realiteit de realpolitik ingehaald. Het is wellicht tijd om een andere kijk te ontwikkelen op het soort internationale speler dat de EU wil zijn in het omgevormde Middellandse Zeegebied.