Research

Security and Defence

Articles

Havens dupe van geloof in techniek

15 Mar 2006 - 00:00

Voor 1 juli 2004 dienen internationaal opererende Amsterdamse havenbedrijven te voldoen aan nieuwe antiterrorismewetgeving. Zij moeten onder meer hekken en camera's plaatsen en beter controleren wie zich op het terrein bevinden. Als de bedrijven niet aan de eisen voldoen, mogen ze geen internationale vracht afhandelen. De wetgeving die deze verplichtingen bepaalt, is één van de gevolgen van de maatregelen die onder druk van de Verenigde Staten door de Verenigde Naties zijn opgelegd, aldus Het Parool van woensdag.

Deze opdracht voor de Amsterdamse haven is onderdeel van de wereldwijde strijd tegen het terrorisme van de Verenigde Staten en Washingtons veelomvattende Port Security Strategy. Deze laatste behelst onder andere programma's met klinkende namen als Operation Safe Commerce, het Container Security Inititiative en het Port Security Initiative.

De programma's zijn vooral bedoeld om de Verenigde Staten tegen terrorisme te beschermen en beogen, behalve het bevorderen van de veiligheid van havens, ook een betere controle op de vervoersstromen over zee. Hierbij passen maatregelen als het registreren van allerlei gegevens over ladingen, bemanningen en bestemmingen en het plaatsen van detectie-instrumenten om nucleair materiaal in schepen op te sporen in grote internationale havens, waaronder die van Rotterdam.

Dergelijke maatregelen hebben echter weinig zin als terroristen op slecht beveiligde haventerreinen en via het water alsnog, relatief eenvoudig, mensen of wapens aan boord kunnen smokkelen. Daarom dringt de Amerikaanse overheid er bij de internationale gemeenschap en individuele landen op aan de havens van waaruit naar de Verenigde Staten wordt geëxporteerd beter te beveiligen. Meer investeringen in beveiliging worden ook geëist omdat, in de ogen van de beleidsmakers in Washington, Amerikaanse en Europese havens een interessant doel vormen voor terroristische organisaties die het Westen een gevoelige economische klap willen toebrengen.

Maar hoe realistisch is die bedreiging tegen de achtergrond van zo veel andere interessante economische doelwitten? En wat de haven van Amsterdam betreft, leveren de financiële inspanningen die in het kader van de strijd tegen het terrorisme moeten worden geleverd, eigenlijk wel zo veel op in termen van bescherming tegen terroristische aanslagen?

Gelet op de geheimzinnigheid waarmee deze strijd wordt omgeven zijn antwoorden op deze vragen moeilijk te geven. De voorliefde van terroristen voor vervoer over zee en het gebruik van schepen of containers voor het plegen van aanslagen op havens lijkt echter wat uit de lucht gegrepen te zijn. Berichten over het onderscheppen van terroristen, wapens en nucleair materiaal op zee of in havens zijn bijzonder schaars. Wat betreft het bereiken van de Verenigde Staten over zee is duidelijk dat terroristen, al dan niet met wapens, ook op veel andere manieren de Verenigde Staten kunnen binnendringen. De daders van de aanslagen op New York en Washington bleken overigens al langere tijd in de Verenigde Staten te verblijven en hun 'wapens', de 'box-cutters', ter plekke te hebben aangeschaft. Met andere woorden, '11 september' zou met de investeringen in controle op de zeescheepvaart in elk geval niet te voorkomen zijn geweest. Met enig cynisme kan men stellen dat op die verschrikkelijke dag is gebleken dat terroristen bovendien veel liever vliegen dan varen.

Wat de maatregelen in het kader van de Port Security Strategy wel opleveren, is een - al dan niet misplaatst - gevoel van veiligheid. Ook laat de Amerikaanse regering zien dat zij op allerlei 'fronten' werk maakt van 'de oorlog' tegen het terrorisme. Niet vergeten mag worden dat de regering daarmee voldoet aan de behoefte en wens van een groot deel van de Amerikaanse bevolking. Bovendien kan een betere controle op havens en transporten vruchten opleveren in de strijd tegen de drugshandel, mensensmokkel en de illegale handel in wapens en andere strategische goederen.

Investeringen in beveiliging van haventerreinen leveren dus wel iets op, maar niet in termen van bescherming tegen terroristische aanslagen. Aangezien de maatregelen echter wel in het kader van de strijd tegen het terrorisme worden geëist, is de onvrede onder de erdoor getroffen Amsterdamse havenbedrijven te begrijpen. In zekere zin worden zij opgezadeld met het Amerikaanse geloof in een 'technische' benadering voor het voorkomen van terroristische aanslagen waar veel terrorisme-experts maar ten dele het nut van inzien.

Gezien het feit dat de havenbedrijven door middel van extra veiligheidsmaatregelen wel een bijdrage leveren aan het vergroten van de collectieve veiligheid in brede zin, is een eventuele vraag om overheidssteun te rechtvaardigen. De bedrijven zouden bij het indienen van een verzoek om steun tevens kunnen wijzen op de driehonderd miljoen dollar die de Amerikaanse overheid heeft uitgetrokken voor subsidies voor de beveiliging van havens en het vervoer van containers. Of de Amsterdamse havenbedrijven bij de eigen overheden een gewillig oor hiervoor zullen vinden, is in een tijd van drastische bezuinigingen echter bijzonder twijfelachtig.