Research

Security and Defence

Op-ed

Met vertrek uit Afghanistan gaat veel invloed verloren

03 Jul 2013 - 10:13
Bron: ISAF

Er is pas aan één voorwaarde voldaan om buitenlandse militairen uit Afghanistan terug te trekken. Vrede met de taliban is nog ver weg, schrijft Jorrit Kamminga in Trouw. 

De berichtgeving over Afghanistan is de laatste tijd verwarrend. Terwijl de Navo net officieel de verantwoordelijkheid voor de veiligheid aan de Afghanen heeft overgedragen en zich opmaakt voor de terugtrekking van de meeste buitenlandse troepen volgend jaar, vindt er juist een reeks serieuze aanslagen plaats in Kaboel. Nederland is helaas gisteren, een jaar eerder dan gepland, gestopt met de politietrainingsmissie, terwijl in Brussel de plannen over een nieuwe Navo-missie na 2014 juist vorm krijgen. En vredesbesprekingen leken een kans te krijgen met de opening van een talibankantoor in Katar, maar politieke uitspraken en de recente aanslagen gooien voorlopig wederom roet in het eten.

Het westen is medeverantwoordelijk voor de huidige situatie van politieke onduidelijkheid in Afghanistan. De terugtrekking van de buitenlandse militairen uit Afghanistan was officieel gebaseerd op twee belangrijke voorwaarden: het succesvol trainen van Afghaanse veiligheidstroepen en het vinden van een politieke oplossing voor het conflict. Dat was op papier de exit-strategie: Afghanistan pas verlaten als het relatief veilig was en de Afghanen in staat zouden zijn via politieke weg vrede te sluiten met de taliban.

Het probleem is dat dit uiteindelijk in de praktijk helemaal niet de uitgangspunten bleken te zijn. Niet de situatie in Afghanistan, maar binnenlandspolitieke overwegingen, zowel in Den Haag en de hoofdsteden van Navo-partners, bepaalden de versnelde transitiekalender.

Absurd
Die absurde situatie heeft ertoe geleid dat eerst de Navo, later Defensie en uiteindelijk ook veel media zijn gaan geloven in de noodzakelijke 'spin' van de vooruitgang in Afghanistan die onze exit niet alleen verdedigbaar maar ook haast vanzelfsprekend maakt. Het einde van de Nederlandse politietrainingsmissie is daar een goed voorbeeld van. De politiek zegt dat er niets meer te trainen valt, de realiteit is dat er nog jarenlang getraind en bijgeschoold moet worden. Dat betekent niet dat vooruitgang in Afghanistan een politiek verzinsel is, maar wel dat de duurzaamheid van veel vooruitgang veel nadrukkelijker en eerlijker ter discussie gesteld zou moeten worden.

Zo heeft de training van Afghaanse veiligheidstroepen ontegenzeggelijk zijn vruchten afgeworpen. Er zijn nu voldoende veiligheidstroepen en ze zijn steeds beter in staat om zelfstandig de veiligheid te bewaren. Het vaak adequaat optreden bij militaire operaties en zelfs bij aanslagen van de taliban is een resultaat van de trainingsinspanningen van de laatste jaren. Wat er vaak niet bij wordt verteld, is dat het opereren van die veiligheidstroepen nog steeds plaatsvindt binnen een relatief stabiel politiek kader gestoeld op de buitenlandse aanwezigheid en een door het westen gesteunde regering in Kaboel. Dat verandert volgend jaar.

Na de presidentsverkiezingen en het terugtrekken van de buitenlandse militairen volgend jaar zal dit stabiele raamwerk gedeeltelijk in elkaar storten. Er zullen politieke machtsverschuivingen plaatsvinden waarover het westen bijna geen controle zal hebben. Minder dan een jaar voor de presidentiële verkiezingen is het niet duidelijk wie de volgende president wordt en of hij het land met minder internationale steun ook bij elkaar kan houden. Juist daarom komt het einde van de veiligheidstransitie op een ongelukkig moment.

De lange-termijnvisie van de internationale donorconferenties en Navo-toppen houdt totaal geen rekening met de politieke realiteit: we hebben geen idee met wie we na 2014 zaken doen in Afghanistan. Mede daarom moeten we blijven hameren op een politieke oplossing in Afghanistan. Maar bij die tweede pilaar van de exit-strategie zijn de resultaten een stuk minder positief.

Wisselingen
Het probleem van de (pogingen tot) vredesbesprekingen is wat de militairen een gebrek aan unity of effort zouden noemen. De initiatiefnemers waren niet alleen steeds andere buitenlandse actoren, maar ook de deelnemers aan verkennende gesprekken wisselden steeds. Zo werd er met zeer verschillende talibanvertegenwoordigers gesproken, hadden Afghanen vaak niet de leiding over de besprekingen en was Pakistan niet altijd van de partij, terwijl vredesbesprekingen bij voorbaat gedoemd zijn te mislukken als Pakistan niet vertegenwoordigd is.

Misschien kan de terugtrekking van de buitenlandse militairen volgend jaar het vredesproces een belangrijke impuls geven. Maar pas met de uitslag van de presidentiële verkiezingen in april volgend jaar zal blijken hoe de politieke kaarten geschud zijn.

De kans is groot dat het westen zonder militairen in Afghanistan veel minder invloed zal hebben op een eventueel vredesproces. Het terugtrekken van de buitenlandse troepen of trainers en het verminderen van (financiële) steun betekenen dat de internationale gemeenschap minder een stempel kan drukken op de koers van de Afghaanse politiek. Dat is de prijs die we betalen voor het stellen van andere prioriteiten.

Jorrit Kamminga



Lees meer in Clingendael's dossier Afghanistan