Research

Articles

Nederland helpt Darfur alleen met woorden

19 Nov 2007 - 11:41
Vorige week is de campagne 'Tot zover Darfur' van start gegaan. Nederlandse politici zullen ongetwijfeld hoog opgeven van de noodzaak humanitaire hulp te verlenen aan de bevolking van Darfur, die nu al vier jaar moet lijden onder het geweld van het Soedanese regelingsleger, de Janjaweedmilities en rebellengroepen. Na jarenlang geroepen te hebben om militair ingrijpen, beperkt de Nederlandse bijdrage aan een internationale troepenmacht van 26.000 man zich vermoedelijk tot het leveren van een militair veldhospitaal.

Naar aanleiding van het besluit van de VN-Veiligheidsraad om een troepenmacht (UNAMID) te sturen naar Darfur, stoorde Kees Broere zich aan de terughoudende reacties van Nederlandse politici op de vraag wat Nederland voor de missie kon betekenen (Buitenland, 7 augustus). CDA-lid Raymond Knops riep 'we moeten geen Srebrenica II hebben', Joel Voordewind van de ChristenUnie merkte op 'dat hebben we eerder meegemaakt in Rwanda, dat wordt toekijken als het fout gaat' en Angelien Ensink van de PvdA kon zich voorstellen dat Nederland zou inzetten op het geven van trainingen voor Soedanese agenten. Broere verweet Nederlandse politici 'kennisgebrek' en 'ergerlijke lafheid'. Zijn column riep bij mij herinneringen op aan eerdere uitlatingen van Nederlandse politici over wat Kofi Annan drie jaar geleden al omschreef als 'de ernstigste humanitaire catastrofe in de wereld van dit moment'.

'Iedere dag weer schrik ik van het geweld in Darfur. Het gaat maar door. De Verenigde Naties moeten nu eindelijk eens hun tanden laten zien.' Met deze tekst riep Femke Halsema, fractievoorzitter GroenLinks in de Tweede Kamer, ons in het voorjaar van 2006 in een wekenlange advertentiecampage in de Nederlandse dagbladen op een bijdrage te storten op giro 999 van Stichting Vluchteling. André Rouvoet, toenmalig voorzitter van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie, zei in zijn bijdrage: 'Meer dan 200.000 doden zijn er al gevallen in Darfur. Dat moet echt stoppen. Het is de hoogste tijd dat de internationale gemeenschap haar verantwoordelijkheid neemt.' De boodschap, althans de suggestie van een boodschap, was duidelijk: er moet militair worden opgetreden om een eind te maken aan het moorden in Darfur.

De toonzetting van de campagne en de argumentatie van de Kamerleden deden mij erg denken aan soortgelijke uitspraken van Kamerleden in de zomer van 2004. 'Kamer wil militair ingrijpen in Sudan', kopte de Volkskrant op 2 augustus van dat jaar, om eraan toe te voegen: 'De Tweede Kamer wil dat het Nederlandse kabinet zich in de Europese Unie en de Verenigde Naties sterk maakt voor snel militair ingrijpen in de Soedanese regio Darfur. Alleen het zenden van een internationale vredesmacht kan het geweld in het gebied stoppen, denken PvdA, VVD en D66.'

Het was de Kamerleden ontgaan dat amper 24 uur eerder de Veiligheidsraad een resolutie had aanvaard waarin steun werd uitgesproken voor de ontplooiing van een missie van de Afrikaanse Unie. Het betrof hier een waarnemersmissie, bedoeld om toe te zien op de naleving van een eerder overeengekomen staakt-het-vuren, op basis van een klassiek peacekeeping-mandaat - het andere uiterste derhalve van waar de Kamerleden op hadden aangedrongen: het sturen van een vredesmacht om het geweld te stoppen. De oproep van de Kamerleden was volstrekt misplaatst, omdat er op dat moment geen enkel uitzicht was op het sturen van een troepenmacht met de bevoegdheid geweld te gebruiken. Op Radio 1 zei ik toen dat hier bijna sprake was van misleiding. 'Militair ingrijpen' was op dat moment in de Veiligheidsraad helemaal niet aan de orde.

Begin augustus van dit jaar, ruim drie jaar later, nam de Veiligheidsraad dan eindelijk een resolutie aan die voorzag in de oprichting van een troepenmacht, samengesteld uit eenheden militairen, politie en burgerpersoneel van de VN en de Afrikaanse Unie, in een omvang van 26.000 man. De missie heeft bovenal een humanitaire opdracht: de bescherming van burgers, het mogelijk maken van de toegang voor humanitaire hulpverlening en de terugkeer van ontheemden en vluchtelingen naar hun woonplaats. Het gaat hier om een missie met een 'robuust peacekeeping' mandaat, dat UNAMID krachtens hoofdstuk VII van het VN-Handvest de bevoegdheid geeft geweld te gebruiken, maar slechts voorzover dat nodig is om het humanitaire doel van de missie te realiseren.

Na al het verbale geweld vanuit politiek Den Haag van de afgelopen jaren, gericht op militair ingrijpen in Darfur, zou men verwachten dat Nederland een substantiële bijdrage zou gaan leveren aan de nu voorziene troepenmacht. Maar neen hoor, de politieke prioriteiten liggen nu kennelijk anders. Een militair veldhospitaal is het maximale waar nu op wordt gemikt. De Nederlandse politiek dient zich nog eens, juist vanwege het humanitaire karakter van de missie, te herbezinnen op een ruimhartiger bijdrage van ons land aan de hybride vredesoperatie, of er tot in lengte van jaren het zwijgen toe doen. Dat had de inzet van de campagne 'Tot zover Darfur' kunnen zijn.