Research

Security and Defence

Op-ed

Politieke acrobatiek om te vechten tegen IS

06 Oct 2014 - 15:34
Bron: Flickr / UNHCR

Als Nederland de krijgsmacht inzet om te vechten, zijn er twee redenen te bedenken waarom: zelfverdediging of militaire interventie in een ander land om een humanitaire reden.

In het eerste geval heb je geen toestemming van het parlement nodig, want de reden van inzet is te evident: het land moet verdedigd worden en dat gaat voor. In het tweede geval staat onze veiligheid niet op het spel, maar de internationale rechtsorde. Artikel 100 van de Grondwet eist dat de Staten-Generaal dan ‘vooraf inlichtingen’ moet krijgen. Dat wordt uitgelegd als een instemmingsrecht, want anders heeft dat inlichten weinig zin.

Onze regering stuurde vorige week een Artikel-100-brief aan de Kamer om de inzet van de krijgsmacht tegen de Islamitische Staat aan te kondigen. Je zou dus zeggen dat het de regering niet om zelfverdediging gaat, maar om een operatie ter bevordering van de internationale rechtsorde. Maar zo duidelijk is dat niet. We gaan IS in Irak bestrijden omdat de regering in Bagdad ons erom heeft gevraagd. Een soort mantelzorg, want de regering-Al-Abadi kan zich IS niet zelf van het lijf houden. Nu wordt het begrip zelfverdediging meestal tegen een buitenlandse bedreiger gebruikt. Daar is iets voor te zeggen, want IS claimt dat het een onafhankelijk kalifaat is, vecht ook vanuit Syrië, en erkent dus geen bestaande grenzen.

In Syrië ligt dat anders. We zijn daar niet uitgenodigd door president Assad, dus een volkenrechtelijk mandaat moe(s)t daar worden gevonden in het opkomen voor de internationale rechtsorde nu de bevolking door de burgeroorlog massaal in gevaar is. Ook hier is IS de boosdoener, maar Assad zelf natuurlijk evengoed. Het volkenrechtelijk mandaat kon echter niet worden verkregen omdat het in de Veiligheidsraad op een Russisch veto zou stranden.

Maar hoe zit het wat betreft Syrië dan met de ‘makkelijke’ volkenrechtelijke route van zelfverdediging? Nederland volgt die niet, de VS wél. Obama stelt dat IS, en de plotsklaps opgevoerde Al-Nusra-groep Khorasan, de nationale veiligheid bedreigt. En ook die van partners en bondgenoten. Nederland heeft ‘begrip’ voor die redenering en de Amerikaanse bombardementen op Syrië. Volgende vraag is dan: rekenen wij onszelf dan ook tot die bedreigde bondgenoten? Zo ja, dan zou je zeggen dat de Nederlandse regering ook zichzelf het recht op legitieme zelfverdediging zou toekennen, in plaats van de Amerikanen het vuile werk te laten doen. Maar de Artikel-100-brief stopt halverwege: de opmars van IS is een directe dreiging voor de regio en veroorzaakte instabiliteit aan de grenzen van Europa, ‘met potentieel vergaande gevolgen voor onze veiligheid’.

Wij vinden, kortom, dat Turkije door IS wordt bedreigd – maar wat vindt Turkije zelf? Twee jaar geleden plofte af en toe een granaat van het regeringsleger van Assad over de Turkse grens en werden Turkse verkenningsvliegtuigen belaagd. Als lid van de NAVO sloeg Ankara alarm. Het vond de situatie een zogeheten Artikel-4-casus uit het NAVO-verdrag, een voorportaal van regelrechte agressie tegen een lidstaat. Nederland stuurde meteen Patriotraketten om bondgenoot Turkije te beschermen.

Je zou zeggen dat de huidige situatie, met IS samengetrokken aan de Turkse grens, minstens zo bedreigend is. Grensoverschrijdende agressie tegen Koerden op Turks grondgebied is geen fantasiescenario, en dan is zelfs het zwaardere Artikel 5 van het NAVO-verdrag aan de orde. Kennelijk schrikken wij, en de Turken zelf, nog voor die consequenties terug.

Nog merkwaardiger is dat het regeerakkoord Rutte-2 náást de volkenrechtelijke redenering ook nog ‘de humanitaire noodsituatie’ erkent als een grondslag voor interventie, terwijl die al onder die volkenrechtelijke redenering valt. Maar ze heeft die niet gebruikt, en de vraag is waarom niet. Volkenrechtelijke acrobatiek om politieke redenen.