Research

Conflict and Fragility

Op-ed

Syrië, Rusland en internationaal recht

13 Sep 2013 - 13:14
Bron: cedrus

Al wekenlang horen we de Russische president Vladimir Poetin tekeergaan tegen zijn Amerikaanse evenknie, Barack Obama. Volgens Poetin schendt Obama met een eventuele aanval op Syrië het internationale recht. Obama daarentegen beroept zich op de internationale standaard van het verbod op het bezit en gebruik van chemische wapens. Daarmee zou een afstraffing van de Syrische president Assad, desnoods zonder mandaat van de Verenigde Naties, gerechtvaardigd zijn.

Wie heeft er gelijk? Het inter­nationale recht lijkt de speelbal van de grote jongens in de inter­nationale arena.

Officieel is het Handvest van de Verenigde Naties het hoogste document van het internationale recht en komt het slechts de VN-Veiligheidsraad toe om –door middel van een mandaat– geweld te autoriseren. De praktijk is echter weerbarstiger, omdat er internationaal geen gesloten rechtssysteem bestaat, zoals in een nationale staat met een rechtbank, gerechtshof en hooggerechtshof, daar waar de hoogste rechter oordeelt.

Internationaal is er geen rechter die een eindoordeel uitspreekt. Dat zou de Veiligheidsraad moeten zijn. In deze raad zitten echter permanente leden met een vetorecht: de VS, Rusland, China, Engeland en Frankrijk. Met dit recht kunnen zij elk besluit van de Veiligheidsraad –dus ook het aanwenden van militair geweld– tegenhouden.

Rusland en China doen dit al sinds het begin van het conflict in Syrië. Hierdoor moet dus worden vastgesteld dat de vijf leden met vetorecht –de VS en Rusland in het bijzonder– internationaal de dienst uitmaken en het gewelds­monopolie hebben. Niet het internationale recht, maar de macht en invloed van enkele mogendheden geeft dus de doorslag.

VN-geweld

Is de Veiligheidsraad er dan nooit in geslaagd om als hoogste orgaan van het internationale recht militair op te treden? Jawel. Zo werd de oorlog in Korea in het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw onder VN-mandaat uitgevochten. De Sovjet-Unie boycotte de VN namelijk op het moment van de besluitvorming, waardoor Amerika zijn zin kreeg en militair kon ingrijpen onder de vlag van de VN.

In 1991 stemde diezelfde Sovjet-Unie in met militair geweld van de VN tegen het Irak van Saddam Hussein, onder meer omdat het land zelf op instorten stond en druk was met binnenlandse aangelegenheden.

Op andere momenten hebben de VN het echter laten afweten. In 1999 viel de NAVO Servië aan vanwege de onderdrukking van Kosovaarse Albanezen. De NAVO deed dit zonder VN-mandaat, maar op grond van humanitaire interventie. Het Westen wilde namelijk niet nog een drama als in Srebrenica meemaken. In 2003 brachten de VS Saddam Hussein ten val in Irak, zonder VN-mandaat en op grond van het vermeende bezit van massa­vernietigingswapens. Overigens had Saddam Hussein al tien jaar lang allerlei VN-resoluties aan zijn laars gelapt, wat ook een grond was voor de invasie. En in augustus 2008 viel Rusland Georgië binnen en maakte het korte metten met de gehele Georgische krijgsmacht. Ook zonder VN-mandaat. De VN-Veiligheidsraad bleef oorverdovend stil. Over die schending van het internationale recht horen we Poetin echter niet.

Op dit moment staan we voor een eventuele Amerikaanse afstraffing van het gebruik van chemische wapens door Syrië. Maar met de verspreking –was het een verspreking?– van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Kerry, heeft president Poetin kans gezien het initiatief naar zich toe te trekken. Kerry stelde dat Assad door de overdracht van zijn chemische wapens een bestraffing kan voorkomen. En dat terwijl president Obama al een internationale coalitie miste en de steun van zijn eigen Congres twijfelachtig was.

Brute kracht

Met een brief aan het Amerikaanse volk in The New York Times van gisteren verstevigt Poetin zijn internationale positie nog verder. Hij stelde daarin dat „miljoenen mensen van over de hele wereld de Verenigde Staten niet zien als een model van democratie, maar als een land dat slechts vertrouwt op brute kracht.” Obama heeft het nakijken.

De veiligheidsdocumenten van Rusland spreken van een sterk Rusland, dat terug is als (super)macht en dat de internationale politiek zal beïnvloeden. Verder stellen de veiligheidsdocumenten dat de wereldorde multipolair moet zijn, niet unipolair met de VS in een leidende rol. Die Russische doeleinden worden met Syrië werkelijkheid.

Zo gaat het met het internationale recht. De grote jongens –Amerika en Rusland– trekken hun eigen plan. En de Syrische bevolking moet maar afwachten wat de mogendheden doen. Onder­tussen blijft ze de gevolgen van de burgeroorlog ondervinden.

Is het internationale recht dan helemaal niets waard? Zeker wel, maar ook de beperkingen ervan moeten worden onderkend. Landen die er (militair) toe doen, benadrukken het internationale recht zolang zij er baat bij hebben. Maar als permanent lid van de VN-Veiligheidsraad behouden zij zich het recht voor om dit te blokkeren.

Zonder een VN-Handvest en zonder een Veiligheidsraad zou de internationale anarchie echter nog veel groter zijn. Het humanitaire oorlogsrecht damt wan­daden tijdens conflicten in en het verdrag tegen chemische wapens voorkomt de inzet van deze wapens door het merendeel van de staten. Kortom, het internationale recht is nuttig en nodig, maar kent zijn begrenzingen.