Research

Security and Defence

Articles

Terrorisme eist meer dan grote woorden

15 Mar 2006 - 00:00

Het heeft geen nut de terreuraanslagen in Madrid te beantwoorden met hoogdravende institutionele plannen. Als de bestaande instituten gewoon eens gaan samenwerken, vergroot dat al de gewenste veiligheid bij de burger.

Helaas leiden verschrikkelijke rampen vaak tot dezelfde reacties onder politici; men geeft aan geschokt te zijn en lanceert allerlei plannen om zo?n soort ramp in de toekomst te voorkomen. Op zich is daar niets mis mee, maar het is de vraag of daarmee een volgende ramp inderdaad wordt voorkomen. Met name het lanceren van nieuwe initiatieven lijkt op het eerste gezicht prachtig, maar levert niet de door burgers gewenste veiligheid, zeker niet op korte termijn. Dat geldt nog meer voor de verwijten die politici elkaar maken over hetgeen tussen ?11-9? en ?11-3? is bereikt of in gang gezet.

Wat betreft de initiatieven na ?Madrid? valt vooral de grootsheid ervan op. De Belgische premier Verhof stadt kwam met een pleidooi voor een Europese inlichtingendienst naar het model van Europol, die de terroristische dreiging zou onderzoeken en zijn analyse zou mededelen aan alle EU-lidstaten. Een mooi plan dat, als de wereld van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten eenvoudig in elkaar zat, de vanzelfsprekende oplossing zou zijn voor het probleem van langs elkaar heen werkende of in ieder geval niet nauw met elkaar samenwerkende diensten.

Wat zou effectiever kunnen zijn dan een centraal punt waar Europese experts samenwerken met ervaringen in het bestrijden van de seculiere Ira, Eta en Raf tot de religieuze Algerijnse Groupe Islamique Armée en het Al-Kaida-netwerk? Niets, tenminste, als het allemaal zo eenvoudig was.

Probleem vormen echter de enorme barrières tussen de verschillende diensten. Dat gaat op voor de cultuur binnen organisaties en de wijze van opereren, maar ook voor de dreigingsanalyses en prioriteiten en de gebruikte technische hulpmiddelen. Die barrières worden niet opeens opgeheven met het oprichten van nieuwe instituties. Sterker nog, het oprichten van grote nieuwe instituties kan afbreuk doen aan bestaande bilaterale en multilaterale samenwerkingsverbanden.

Op termijn moet ver gaande Europese eenwording op het terrein van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wel het doel zijn, maar zoiets heeft tijd nodig. Zelfs al zou een dergelijk instituut nu de steun van alle landen en diensten krijgen, dan duurt het nog jaren voordat het operationeel is. Daarop kan niet worden gewacht. De Europese burger vraagt om samenwerking op korte termijn en wil na een aanslag niet voor de zoveelste keer horen dat dienst x dader a al geruime tijd in de gaten had, maar niet wist dat bij dienst y bekend was dat a contact had met dader b waarvan men wist dat hij op het punt stond iets te gaan doen. Om dergelijke situaties te voorkomen dient het accent vooral te liggen op het bevorderen van samenwerking op ambtelijk niveau. Voor politici klinken zulke plannen niet aantrekkelijk want, hoe praktisch en effectief ook, echt spectaculair komen ze niet over.

Tegen die achtergrond getuigt de terughoudende reactie van minister van binnenlandse zaken Remkes op de plannen voor nieuwe instituties en zijn afkeer van schijnoplossingen van moed, juist op de dag dat Europa drie minuten stil stond bij de aanslagen in Spanje. Niet duidelijk zichtbare institutionele, maar minder zichtbare praktische initiatieven zijn nodig. Binnen Nederland kan de slagkracht tegen het terrorisme (verder) worden vergroot door betere informatie-uitwisseling tussen de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, het Korps Landelijke Politie Diensten, de Immigratie- en Naturalisatiedienst en andere organisaties zoals het Financieel Expertisecentrum. De Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging, een institutie van na ?11 september? kan hierbij een belangrijke rol vervullen, maar meer nog kan worden verwacht van het bevorderen van persoonlijke contacten en routine in het samen opereren bij bepaalde onderzoeken.

Hetzelfde geldt voor samenwerking over de grenzen. Internationale onderzoeksteams, gecoördineerde bewaking van de Europese buitengrenzen en het plaatsen van verbindingsofficieren vergroten op korte termijn de kans op succes in de strijd tegen het terrorisme. Mogelijk is de Europese weg om dit relatief bescheiden doel te bereiken al te lang en dienen Remkes en zijn Europese collega?s eerst in te zetten op samenwerking tussen een beperkt aantal (buur)landen waarmee al nauwe samenwerkingsverbanden op bepaalde terreinen bestaan. Tevens verdient de verdere ontwikkeling van Europol en de daarmee verbonden antiterreureenheid meer politieke, ?logistieke? en financiële steun. Met andere woorden het voortbouwen op bestaande contacten en routines heeft de sterke voorkeur boven het opbouwen van nieuwe constructies.

De vraag is of de meeste Europese ministers van binnenlandse zaken en leden van de Europese Commissie dit onder ogen willen zien en uit hetzelfde nuchtere hout zijn gesneden als minister Remkes. Voor een Europese inlichtingendienst lijken, behalve de Belgen en de Oostenrijkers, weinig landen warm te lopen, maar de pleidooien voor andere nieuwe instituties zijn niet van de lucht.

De Europese Commissie kwam met een heel lijstje. Zo moet de Europese Unie een aparte bestuurder voor terrorismebestrijding krijgen. Deze speciale coördinator dient de bestrijding in de EU-lidstaten op elkaar af te stemmen. Daarnaast stelt de Commissie de oprichting van een coördinatiecentrum voor dat, onder andere, de uitwisseling van informatie over de rekrutering van terroristen, de identificatie van ?slapende cellen? en de financiële ondersteuning vanuit bepaalde maatschappelijke organisaties moet bevorderen.

Verder worden beleidsplannen die primair gericht zijn op het bestrijden van criminaliteit nu voorgesteld als antiterrorismemaatregelen, waaronder het plan voor het opzetten van een Europees dataregister met gegevens van personen en organisaties die in het verleden veroordeeld zijn.

De neiging om ten minste een aantal van deze voorstellen op een Europese bijeenkomst als krachtige maatregel tegen het terrorisme te presenteren lijkt groot. Hoewel sommige plannen op termijn ongetwijfeld hun vruchten afwerpen, wordt in eerste instantie vooral de figuurlijke plank met uit te voeren maatregelen extra belast. Er ligt al genoeg op de plank als resultaat van de ?krachtdadige? Europese besluiten na ?11 september?.

Het is in dit licht te hopen dat Nederlandse bewindslieden tijdens komende Europese ontmoetingen anderen weten te overtuigen dat Europa zich niet achter institutionele oplossingen moet verschuilen, maar concrete maatregelen op ambtelijk niveau moet nemen, hoe politieke onaantrekkelijk de nadruk op het werk achter de schermen direct na ?Madrid? ook is.