Research

Articles

Wie weet waarom, mag het zeggen

31 Jul 2008 - 11:51
In december werd ik bij een bezoek aan het NAVO-hoofdkwartier in Brussel getroffen door de sfeer van onzekerheid over het verloop van de ISAF-missie in Afghanistan. Loopt de missie niet het gevaar te mislukken? En: wat doen we daar eigenlijk? In alle gesprekken kwam de noodzaak van strategic messaging terug, de erkenning dat de NAVO er niet in geslaagd was het grote publiek duidelijk te maken wat zij wil in Afghanistan, duizenden kilometers van haar oorspronkelijke operatiegebied vandaan.

Ook NAVO-secretaris-generaal De Hoop Scheffer maakte zich vorige maand, in Boekarest, zorgen: 'Het lukt ons maar niet goed uit te leggen waar het om gaat'. De vraag naar de zin van het NAVO-optreden in Afghanistan zal ook in Nederland met meer nadruk gesteld worden, naarmate er meer militairen sneuvelen. Hoeveel slachtoffers zijn voor de samenleving nog aanvaardbaar, alvorens de roep om terugtrekken niet meer te stoppen is? Met andere woorden: in hoeverre zijn de risico's van de missie (nog) aanvaardbaar?

Het kabinet heeft in twee brieven, van december 2005 en november 2007, een verband gelegd tussen de militaire risico's van de missie, de aanvaardbaarheid van die risico's, en het belang van de missie.

In de brief van 22 december 2005, waarin de regering om instemming vroeg voor deelname aan ISAF III, sprak zij van 'een missie met reële militaire risico's', die 'zodanig zijn teruggebracht dat de missie verantwoord is'. Elders in de brief zei de regering zich bewust te zijn van 'de grote risico's van de missie, maar [ze] acht deze aanvaardbaar, gezien het belang van de missie en de maatregelen die worden genomen om de risico's te beperken.'

In de brief van november 2007, waarbij de regering om instemming vroeg voor een verlenging van de aanwezigheid tot augustus 2010, onderstreepte ze dat ook 'de nieuwe missie complex en risicovol [blijft], waarbij de kans op Nederlandse slachtoffers aanwezig blijft. De regering is van mening dat het belang van de missie opweegt tegen de risico's.'

De regering zegt dus eigenlijk dat slachtoffers onder Nederlandse militairen bij de ISAF III-missie gerechtvaardigd worden door 'het belang van de missie'. Deze redenering volgend, moet daar ook uit voortvloeien, zeker naarmate er meer slachtoffers vallen, dat absoluut helder is wat dan wel 'het belang van de missie' is.

En precies daar wringt de schoen. Het kabinet hanteert twee argumenten: enerzijds is de Nederlandse inzet bij ISAF bedoeld om een bijdrage te leveren aan het scheppen van een veilige omgeving in Afghanistan om wederopbouw mogelijk te maken. Anderzijds is de inzet bedoeld als bijdrage in de strijd tegen het internationaal terrorisme.

Formeel beroept het kabinet zich op resoluties van de VN-Veiligheidsraad. Hierbij wordt de steun van een multinationale troepenmacht bij de handhaving van de veiligheid in Afghanistan gezien als voorwaarde voor wederopbouw van het land voor de duur van een overgangsperiode. Het mandaat voorziet nadrukkelijk in de bevoegdheid om geweld te gebruiken. ISAF wordt voorts opgeroepen bij de uitvoering van haar mandaat 'in nauw overleg' te treden met operatie Enduring Freedom, gericht op de uitschakeling van Taliban en Al-Qaida. Deze operatie verschilt fundamenteel van de ISAF-missie, onder meer door het beroep op de uitoefening van het recht op zelfverdediging uit het VN-Handvest. De Nederlandse bijdrage aan deze operatie kende dan ook een heel andere juridische grondslag, waarbij de militairen, anders dan bij ISAF, bevoegdheden meekregen 'ontleend aan het internationale oorlogsrecht'.

Terwijl ook het kabinet de volkenrechtelijke grondslag voor de deelneming aan ISAF nadrukkelijk ontleent aan de besluiten van de VN-Veiligheidsraad, wordt er tegelijkertijd een verband gelegd met de strijd tegen het internationaal terrorisme. In de brief uit 2005 wordt daarover gezegd: 'De stabilisering en wederopbouw van Afghanistan, in het bijzonder het zuiden waar de Taliban haar oorsprong vindt, is van groot belang voor de bevordering van de internationale rechtsorde en de bestrijding van het internationaal terrorisme dat ook Europa bedreigt. Gezien vooral dat belang acht de regering deze risico's aanvaardbaar.'

In de brief uit 2007 komt het argument 'dat het belang van de (nieuwe) missie opweegt tegen de risico's' terug. Maar anders dan in de brief uit 2005 legt het kabinet nu veel nadrukkelijker een verband met de situatie in eigen land. Bij haar afweging neemt de regering nu ook mee dat het besluit 'het eigen, nationale veiligheidsbelang' dient, zonder dat overigens verder te onderbouwen. Verderop in de brief wordt andermaal gezegd dat 'een stabiel en veilig Afghanistan ook de veiligheid van Europa en van Nederland (dient)'.

Daarmee is, zowel beleidsmatig als militair-operationeel, onduidelijkheid ontstaan over de aard en het belang van de missie in Uruzgan. Dat blijkt ook uit een interview met de vertrekkend commandant der strijdkrachten Dick Berlijn, die tot zijn eigen verbazing moest constateren dat ons land in Uruzgan bezig is met een counter insurgency. In de brief uit 2005 stond nog dat 'het uitvoeren van contraterrorisme-operaties, waaronder wordt verstaan het gericht optreden tegen geïdentificeerde terroristische doelen en personen, in het gehele ISAF-gebied voorbehouden (is) aan de operatie Enduring Freedom'.

Verwarring blijkt ook uit de vragen, begin maart, van de Kamerleden Van Baalen en Boekestijn (VVD) over de aard van de missie: 'Wordt het wederopbouwkarakter van de missie te veel benadrukt waardoor de militaire bestrijding van de Taliban een te lage prioriteit krijgt?'. Zij krijgen nauwelijks antwoord op hun vraag, anders dan dat in deze 'stabilisatie- en ondersteuningsmissie' doelstellingen op het gebied van veiligheid en ontwikkeling 'hand in hand' gaan, en er militair wordt opgetreden volgens het Nederlandse adagium 'opbouwen waar mogelijk en militair optreden waar nodig'.

Illustratief voor de bestaande verwarring over de aard en het belang van de missie, is, ten slotte, dat waar de brief uit 2005 wordt opgevoerd onder de kop 'de Nederlandse bijdrage aan ISAF in Zuid-Afghanistan', de brief uit 2007 over de verlenging van die missie als kenmerk draagt 'Bestrijding internationaal terrorisme'!

Nederland is dus kennelijk, net als de NAVO, niet in staat goed uit te leggen waar het om gaat, of wat het belang is van de missie in Uruzgan. En dat op een moment dat alleen maar gevreesd kan worden voor nog meer slachtoffers onder de Nederlandse militairen.