Research

Europe and the EU

Op-ed

Over een politieke dwerg en een militaire worm

05 Dec 2013 - 12:54
Bron: Flickr / Royal Navy Media Archive

"Europa is een economische reus, een politieke dwerg, en een militaire worm". Het zijn de legendarische woorden uit 1991 van toenmalige Belgisch minister van buitenlandse zaken, Mark Eyskens. Na 22 jaar lijkt zijn uitspraak nog grotendeels valide te zijn.

Maar de Europese Raad op 19 en 20 december a.s. werpt zijn schaduwen vooruit. President Van Rompuy heeft deze speciale Raad uitgeschreven om de status en de toekomst van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) te bespreken.

Het is al weer bijna vier jaar geleden dat de lidstaten in het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 van kracht werd, hun ambitie uitspraken om het veiligheidsbeleid scherper te formuleren.

De wijze waarop de EU-lidstaten hun geld aan defensie besteden roept vraagtekens op

Nationale belangen en een verschillende visie van de lidstaten over de positie en rol van Europa in de wereld vormen echter vaak een obstakel. Ook de wijze waarop de EU-lidstaten hun geld aan defensie besteden roept vraagtekens op. Dit zeker in vergelijking met de Verenigde Staten. Een paar voorbeelden.

Europese landen besteden gemiddeld de helft van hun defensiebudget aan personeel, terwijl voor de Verenigde Staten dit een kwart van hun budget is. Op het gebied van onderzoek en ontwikkeling is de situatie nog schrijnender. Zo besteedden de Verenigde Staten 58 miljard euro aan militair onderzoek en ontwikkeling in 2010, terwijl Europa hiervoor slechts 9 miljard euro uittrok.

Volgens het Europees Defensie Agentschap hebben de EU lidstaten tussen 2006 en 2010 slechts 4,2 procent van hun militaire eenheden in het buitenland ingezet (gemiddeld tussen 50.000 en 60.000 militairen), vergeleken met 14,6 % door de Verenigde Staten.

Ter voorbereiding op de aanstaande Europese Raad zijn inmiddels zowel officiële als vele informele documenten van wetenschappelijke instituten verschenen. Het lijkt er op dat de Raad zich vooral zal richten op de ‘harde’ zijde van het GVDB, die van capaciteiten en de defensie-industrie. Nog steeds nemen lidstaten echter vaak besluiten over hun krijgsmacht, zonder de EU (of NAVO) hierover te consulteren.

In ieder geval heeft de financiële situatie vele lidstaten er toe gebracht de mogelijkheden van intensievere internationale samenwerking te onderzoeken. Hier is echter veel tijd mee gemoeid, zoals ook in Den Haag is geconstateerd.

Europese Commissie

Belangrijkste EU-rapporten zijn die van de Europese Commissie en Catherine Ashton. Het rapport van de Europese Commissie van 24 juli jl., presenteert hervormingsplannen voor de Europese defensie-industrie. Hoewel de Europese defensie-industrie van wereldklasse is, zijn er teveel producenten.

Zo constateert het rapport dat de EU-lidstaten meer dan 75 procent van hun defensie-investeringen nationaal besteden. De Commissie waarschuwt dat deze fragmentatie het Europese concurrentievermogen op de defensiemarkt en op het gebied van militaire capaciteiten bedreigt. Dit mede vanwege de defensie-uitgaven, die in de meeste lidstaten van de Europese Unie dalen, maar in landen buiten Europa daarentegen vaak stijgen.

Kortom, standaardisatie kan in dit verband een belangrijke rol spelen. Zo rijden er meer dan twintig verschillende types gevechtsvoertuigen in Europa en zijn er zestien scheepswerven. Maar standaardisatie betekent uiteraard niet dat er 23 nationale versies worden gebouwd van een gemeenschappelijk project als de NH-90.

Tegelijkertijd constateert het rapport dat verschillende opvattingen over nationale veiligheid binnen de 28 lidstaten en daarnaast binnenlandse industriële belangen de lidstaten doet aarzelen hun middelen te ‘poolen’ en technische expertise op te geven. Dit kwam bijvoorbeeld duidelijk naar voren toen Duitsland de fusie van twee grote defensiefirma’s blokkeerde, namelijk het Britse BAE Systems en het Frans-Duitse EADS.

Naar verluidt geloofde Berlijn dat het invloed zou verliezen in de nieuwe firma, aangezien de meeste vestigingen zich in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zouden bevinden.

Ashton

Een ander belangrijk document is van de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van de Europese Unie en hoofd van de EDA, Catherine Ashton, dat op 15 oktober jl. verscheen.

Het rapport van Ashton volgt de drie clusters die president Van Rompuy vorig jaar december als leidraad voor de discussie in de Europese Raad heeft voorgesteld:

  1. versterking van het GVDB;
  2. versterking van de defensiecapaciteiten;
  3. versterking van de Europese defensie-industrie.

Dit laatste onderwerp is complementair aan het eerder genoemde rapport van de Commissie. Voor het eerste onderwerp merkt zij onder meer op, dat de EU in staat moet zijn snel te reageren op de veiligheidsuitdagingen cyber, ruimte, energie en maritieme en grensveiligheid. Zo bepleit zij versterking van reeds bestaande plannen, zoals die van de comprehensive approach (geïntegreerde inzet van militaire en civiele middelen), pooling and sharing, maar ook die van civiele capaciteiten.

Terecht constateert Ashton dat interne en externe veiligheid vrijwel niet meer te scheiden zijn. Zij benadrukt hierbij vooral het belang van civiel-militaire synergie. Het gaat hierbij om capaciteiten die zowel civiel als militair inzetbaar zijn. De Commissie heeft in dit verband praktische voorstellen gedaan om defensie-onderzoeksprojecten naar dual use technologieën mede te financieren.  

Interne en externe veiligheid zijn vrijwel niet meer te scheiden

De ministers van Buitenlandse Zaken van Duitsland en Frankrijk verklaarden in ieder geval in een gemeenschappelijke brief van 26 juli jl. dat ze van de Europese defensietop in december een ‘succes’ zouden maken met ‘tastbare resultaten’. Ook onze minister van Defensie, Hennis-Plasschaert heeft het belang van de komende Europese Raad benadrukt.

Zo zei Hennis-Plasschaert in een speech voor het Europese Parlement op 5 november jl., dat de staatshoofden en regeringsleiders niet moeten nalaten de Raad een sterke boodschap te laten uitzenden, namelijk dat veiligheid en defensie er toe doen. Dat laatste blijkt overigens niet uit de bezuinigingen die deze minister uitvoert!

Die strategische communicatie naar de bevolking is bovendien in Europa tot op heden weinig geslaagd. De bevolking is meer geïnteresseerd in gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en pensioenen dan in het GVDB en de EU Battlegroups. En hier ligt dan ook de grootste uitdaging voor het GVDB. Versterking van de militaire capaciteiten is uiteraard belangrijk, maar een voldoende draagvlak onder de bevolking hiervoor is in feite nog belangrijker.

Al met al zijn de verwachtingen voor de komende Europese Raad bijzonder hooggespannen. Hopelijk komt het tijdperk van de politieke dwerg en de militaire worm eindelijk eens ten einde!