Research

Articles

Unesco

01 Nov 2006 - 15:46
Vrijdag 20 oktober viert de Vlaamse Unesco-commissie de zestigste verjaardag van haar moederorganisatie met een colloquium. Maar is er wel reden tot feesten, nu de Wereldhandelsorganisatie (WTO) haar greep verstevigt op een stokpaardje van de Unesco: de culturele industrieën?

De eerste teksten van de Unesco over culturele industrieën dateren van de jaren tachtig. Daarin staat te lezen dat commercialisering de doodsteek is voor creativiteit. Rond de eeuwwisseling wordt de boodschap van de Unesco wat positiever: culturele industrieën dragen bij tot de vermenselijking van de globalisering. Die vermenselijking is ook het idee achter Unesco's Universele Verklaring voor Culturele Diversiteit uit 2001. Daarin krijgen lokale culturele industrieën bijzonder veel krediet: ze dragen bij tot een duurzame ontwikkeling van culturele diversiteit. Diversiteit is volgens de Unesco een mensenrecht dat kan worden gewaarborgd als de lokale culturele industrieën worden versterkt. Overheden kunnen daartoe bijdragen door te zorgen voor de nodige steun en een afdoend wettelijk kader. Een oproep die in Vlaanderen niet onbeantwoord bleef. Begin dit jaar richtte het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap CultuurInvest op, een investeringsfonds voor culturele industrieën.

Het pleidooi van Frankrijk en Canada voor een wettelijk instrument om culturele diversiteit te behouden, leidde in 2005 tot de 'Conventie over de bescherming en promotie van de diversiteit van culturele expressies'. 148 Unesco-leden keurden de conventie goed. Een overwinning, maar niet over de gehele lijn. De VS stemden tegen: de conventie zet aan tot cultureel protectionisme en de Unesco gaat haar boekje te buiten door zich op het terrein te begeven van de internationale handel in culturele goederen en diensten.

De conventie is dus slechts een morele overwinning. Want ze is niet zo bindend als verondersteld. Ze zal pas echt een feit zijn als de WTO culturele diversiteit erkent als uitzondering op het handelsdogma. Een kleine kans. De Uruguay-handelsronde bewees dat culturele argumenten te licht wegen om culturele industrieën te onttrekken aan internationale handelsregels. En dat de VS zich hiertegen verzetten. Bij disputen beschikt de WTO als enige over de wettelijke structuur om die te beslechten. De uitkomst is vrij voorspelbaar, wetende dat de WTO de culturele industrieën beschouwt als een belangrijk onderdeel van internationale handel.

Zonder twijfel was de Unesco een pionier in het denken over culturele industrieën. Haar visie is nog steeds een inspiratiebron voor lokale en nationale overheden. Theorie en praktijk worden echter vaak van elkaar gescheiden door de werkelijkheid. Zo baseert een land als Canada, in theorie een fervent voorstander van de Unesco-visie, zijn cultureel-industrieel beleid in de praktijk vooral op economische overwegingen zoals export en handel.

Het ziet er dus naar uit dat het debat over de regulering van culturele industrieën zich vooral zal afspelen binnen de economische context van de WTO. Betekent dit dat de Unesco op zoek moet naar andere methoden als ze wil blijven wegen op de besluitvorming rond de culturele industrieën? Misschien wel. De Unesco heeft grenzen getekend en verlegd. Dat is goed, maar niet goed genoeg. De grote uitdaging voor de Unesco is ervoor te zorgen dat culturele regelgeving niet langer ondergeschikt is aan de economische wetmatigheden in internationale wetgeving van toepassing op de culturele industrieën.