Research

Europe in the World

Articles

Een boeiend debat dat waarschijnlijk nooit zal plaatsvinden

06 Apr 2022 - 13:02
Bron: Jean-Luc Melenchon "France Insoumise" candidate in the presidential elections in front of the crowd in Paris, France. Photo by Christophe Michel / ABACAPRESS.COM
​​​​​​Berichten over de Franse presidentscampagne 2022

Ça alors! 


Mark Elchardus is Senior Associate Fellow bij Instituut Clingendael. Hij schrijft een reeks blogs in aanloop naar de Franse verkiezingen.

Deel 5: Een boeiend debat dat waarschijnlijk nooit zal plaatsvinden

Vanaf het begin van de campagne was Jean-Luc Mélenchon de meest populaire van de vele linkse kandidaten. In de peilingen moest hij Macron, Le Pen, Pécresse en Zemmour evenwel laten voorgaan. Tergend traag maar gestaag heeft hij veld gewonnen. In maart zag hij zijn aanhang plots sneller stijgen. Peilingen plaatsen hem nu duidelijk voor Zemmour en Pécresse, weliswaar nog steeds ver achter Marine Le Pen en Emmanuel Macron.

Het keerpunt voor Mélenchon viel ongeveer samen met de Russische invasie van Oekraïne. Deze leek aanvankelijk in zijn nadeel te zullen spelen. Hij pleit immers al lang voor het aanhalen van de banden tussen Frankrijk en Rusland, wil Frankrijk uit de NAVO terugtrekken, en stelt zich zeer kritisch op ten opzichte van het Europese sanctiebeleid. Hoewel hij de Russische agressie meteen veroordeelde, werd hij geframed als een Poetin-vriend, vooral door zijn linkse tegenspelers, Ann Hidalgo van de socialistische partij en Yannick Jadot van de groenen. Desondanks werden de peilingen rooskleuriger voor hem. Waarschijnlijk doordat de mensen die voorheen hun voorkeur voor andere linkse kandidaten uitspraken, beseffen dat hij de enige linkse kandidaat is die een kans maakt om in de tweede ronde te komen, zij het een kleine kans. Dat verklaart meteen ook de venijnige aanvallen van Hidalgo en Jadot. Het gaat om hun kiezers.

Mochten grote delen van het versnipperde linkse electoraat voor Mélenchon stemmen, dan zou hij inderdaad de tweede ronde kunnen halen. Voor de aanhangers van de verschillende linkse partijen en partijtjes is het echter belangrijk dat hun kandidaat en strekking tijdens de campagne ook even de politieke aandacht trekken. Dat geldt voor de socialisten, de groenen, en de communistische partij, alsook voor de troskistise partijen. Frankrijk zal wel het enige land ter wereld zijn waar minstens twee trotskistische partijen sinds 2002 telkens meedingen in de presidentsverkiezingen. Ook dit jaar ontbreken zij niet op het appel en samen zijn ze goed voor 1 à 2% van de stemmen.

De gunstigere peilingen, alsook het succes van de ‘Mars voor de 6de Republiek’ waren als een adrenaline injectie voor de campagne van Mélenchon. Hij wil een grondwetswijziging waardoor de vijfde door de zesde republiek wordt vervangen. Minder macht voor de president, weg van de ‘republikeinse monarchie’, een grotere rol voor het parlement en voor volksraadplegingen, alsook een herformulering van de rechten van de burger, meer afgestemd - in de woorden van Mélenchon - op een diverse, urbane, meer gefeminiseerde bevolking. Op 20 maart jongstleden verzamelden zich tienduizenden mensen daarvoor op en rond de place de la République. Mélenchon is een groot redenaar, een volkstribuun. Hij beheerst perfect de bombastische stijl die past bij dergelijke gelegenheden. Op de plek waar zovele linkse leiders dat voor hem deden, lichtte hij met forse stem en wijdse lichaamstaal zijn programma toe.

Zijn opvattingen en ideeën werden oorspronkelijk gevormd bij de Lambertisten, een partij-denkgroep van troskistische strekking. Lionel Jospin - Frans premier van 1997 tot 2002 - kwam uit hetzelfde nest vooraleer hij, net als Mélenchon, lid werd van de Socialistische Partij (PS). Men hoort wel eens beweren dat zij door hun kleine radicale partij werden uitgestuurd om de socialistische partij van binnenuit te beïnvloeden. Mélenchon werd lid van de PS in 1976. Sinds 1983 bekleedde hij politieke functies. Gedurende twee jaar was hij minister van beroepsonderwijs in de regering Jospin. Dit jaar dingt hij voor de derde keer naar het presidentschap. De eerste keer was in 2012 als kandidaat van het Front de la Gauche. In de eerste ronde kreeg hij toen 11% van de stemmen. Hij probeerde het opnieuw in 2017 als leider van La France insoumise - het niet onderworpen Frankrijk - en strandde toen op 20% achter Le Pen en Macron.

In 2008 verliet hij de Socialistische Partij, boos over de liberale koers. Geïnspireerd door de Duitse Linke wilde hij met communisten, linkse ecologisten, andersmondialisten en ontgoochelde sociaaldemocraten een nieuwe partij, links van de socialisten stichten. Veertien jaar later blijkt dat een geslaagde missie. Hij laat de kandidaten van de socialisten en van de communisten ver achter zich.

Zijn uitgangspunt is dat het kapitalisme niet werkt. Zelfs tijdens een crisis als COVID-19, waar zovelen onder lijden en de staat zich diep in de schulden steekt, worden de rijken fors rijker. Toenemende armoede enerzijds, hoge winstuitkeringen voor aandeelhouders anderzijds. Daar blijft hij op hameren. De overheidsschuld is overigens iets waarover we ons volgens Mélenchon geen zorgen hoeven te maken. Zij zal nooit worden terugbetaald, enkel via steeds weer nieuwe leningen vooruit worden geschoven. Daarom kan ze maar beter meteen worden kwijtgescholden. Het overheidstekort dat er elk jaar is, kan volgens Mélenchon gemakkelijk worden weggewerkt door geen subsidies meer te geven aan bedrijven. Meteen hebben we dan een overheid zonder schulden en een budget in evenwicht. Dat soort oplossingen voor moeilijke politiek-economische vraagstukken, wordt door zijn aanhang op een ‘wow’-reactie en enthousiast applaus onthaald.

Tegenover zijn achterban hamert hij erop dat het allemaal kan. Het volstaat om het stemrecht te gebruiken. Economische wetmatigheden bestaan immers niet. Er zijn enkel de behoeften van de mensen en de vraag hoe die te bevredigen. Niet alles wat mensen aanvoelen als een behoefte is - zo preciseert hij - een echte behoefte, maar aan de echte behoeften kan snel worden voldaan door op Mélenchon te stemmen. De vraag wie of wat bepaalt wat echte behoeften zijn, blijft voorlopig open.

Mélenchon noemt zich Jacobijn, erfgenaam van de Republiek van 1793. Voor hem omvat de identiteit van de Fransen niet meer dan dat, een gedeeld politiek stelsel dat steunt op de principes van Liberté, Égalite, Fraternité. Daarin is hij de tegenpool van Éric Zemmour die de Franse identiteit zoekt in de continuïteit van de specifiek Franse denk- en levenswijze. Naarmate de campagne vorderde heeft Mélenchon zich sterker afgezet tegen Zemmour dan tegen Le Pen, terwijl het electoraat dat hij wil bereiken toch meer overlapt met dat van de laatste. Het verschil in de visie op de Franse identiteit tussen Mélenchon en Zemmour wordt prachtig samengevat in de wijze waarop zij hun toespraken afsluiten. Mélenchon besluit steeds met “leve Frankrijk en, vooral, leve de Republiek”. Zemmour besluit met “leve de Republiek en, vooral, vooral, leve Frankrijk”. Voor de eerste ontstaat het huidige Frankrijk met de Republiek en is het ook niet meer dan de Republiek. Voor Zemmour is de huidige politieke vorm van Frankrijk een republiek, maar is de gehele geschiedenis van Frankrijk de bouwsteen van haar identiteit. De man die in deze campagne voortdurend aan de zijde van Zemmour staat, Philippe de Villiers, heeft een populair boek geschreven over Clovis. De Frankische vorst die als grondlegger van Frankrijk wordt beschouwd. Voor Mélenchon ontstaat Frankrijk tussen 1789 en 1793, voor Zemmour en de zijnen in 496 als Clovis zich tot het christendom bekeert.

Voor Zemmour is het belangrijk dat nieuwkomers - migranten - worden opgenomen, geassimileerd in die geschiedenis en de identiteit die eruit voortvloeit. Tegen assimilatie plaatst Mélenchon ‘creolisering’. Dat begrip, ontleend aan de Martinikaanse dichter Édouard Glissant, verwijst naar een utopie (een dystopie volgens anderen) waarin onderscheiden culturen verdwijnen om tot een algehele mengeling of creolisering te komen. Het roept allerhande associaties op, die de gevoelswereld van de aanhangers van Mélenchon duidelijk scheidt van die van de aanhang van Zemmour en Le Pen. De omsloten Middellandse zee, Romeinse bakermat van de Franse beschaving, versus de Caraïbische zee, kruispunt van vaarroutes en smeltkroes van culturen, waar creolisering plaatsvindt.

De opvatting dat de Franse cultuur kan worden vervangen door een product van creolisering verhindert Mélenchon niet te pleiten voor een strakke standaardisering van onderwijsprogramma’s, tegen autonomie van scholen en voor Franse soevereiniteit, een scherpe afbakening van de Franse politieke identiteit en de daaraan gekoppelde Franse autonomie. De normen voor het gebruik van Europese fondsen bijvoorbeeld, moeten door Frankrijk worden vastgelegd, niet door de Europese Commissie. Het gaat immers niet om Europees geld zo stelt hij, maar om Frans geld dat door de EU wordt uitgegeven.

Mélenchon wil een niet gebonden Frankrijk, dat in staat is om zichzelf te verdedigen. Hij wil meer afstand nemen van Amerika dat hij beschouwt als een gewelddadig land, bijna voortdurend in oorlog. Frankrijk heeft volgens Mélenchon ook een andere roeping en missie in de wereld dan Duitsland. Op de Sorbonne betoogde hij tegen studenten dat Duitsland sterk wil zijn om auto’s te kunnen verkopen. Frankrijk wil sterk zijn om wet en recht te doen heersen “…op aarde, in de ruimte, op de zee en op de zeebodem”. Frankrijk is overal, benadrukt hij, in de Grote Oceaan, in de Indische Oceaan, in de Caraïbische zee, in Noord-en Zuid-Amerika, in Polynesië en Melanesië. Overal heeft het “overzeese gebieden”, gebonden door een gemeenschappelijke taal. Die erfenis van het koloniale rijk is de sokkel van zijn geopolitieke ambities, veeleer een soeverein Frans Rijk dan een soevereine Franse natie.

De concrete maatregelen waarop hij in deze campagne de nadruk legt, zijn overwegend van sociaaleconomische aard. Hij wil de toenemende kosten van levensonderhoud te lijf gaan met prijscontrole. Benzine zou aan de pomp nog maar 1,40 euro mogen kosten. De prijzen van alle noodzakelijke levensmiddelen zouden moeten worden bevroren. De olieproducenten zou hij verplichten meer olie op de markt te brengen om alzo de prijs te drukken. De pensioenuitkeringen moeten omhoog, het minimumloon moet omhoog en studerende jongeren zouden een studietoelage van 1000 Euro per maand krijgen.

Toen het duidelijk werd dat Macron en Pécresse pleiten voor het ophogen van de pensioenleeftijd tot 65 (die is nu 63 in Frankrijk) plaatste hij zijn plan om de pensioenleeftijd te verlagen tot 60 centraal in zijn campagne. Uit zijn programma blijkt wel dat alleen degenen die 40 jaar hebben bijgedragen op hun zestigste een volledig pensioen zouden krijgen. Arbeidstijdverkorting is voor hem de ware vorm van sociale vooruitgang en tevens de oplossing voor de hoge werkloosheid die Frankrijk blijft plagen. De wekelijkse arbeidsduur wil hij op 35 uur houden en hij wil een bijkomende zesde week betaald verlof. Als gewezen wordt op het prijskaartje van dat alles verwijst hij naar terugverdieneffecten, vermogensbelasting, zwaardere erfbelasting en het afschaffen van subsidies voor bedrijven.

Mélenchon is gecultiveerd en bijzonder welbespraakt. Net als Zemmour mist hij geen gelegenheid om zich te ontpoppen tot geschiedenisleraar. Hij is onklopbaar in het vraag en antwoordspel. Men merkt bij hem geen verschil tussen een voorbereide speech en de antwoorden die hij geeft aan journalisten of leden van zijn publiek. Hij kan helder en didactisch zijn, maar ook bits, aggressief en onbeschoft. In een debat met Zemmour behandelde hij deze als een hond: “koest, in ’t hok jij”. Een geliefkoosd slachtoffer van zijn woede is de politie die hij van geweld en fascisme beschuldigt. Op de vraag wat kan worden gedaan aan de toename van geweld tegen politiemensen, antwoordde hij dat als het werk hen te zwaar valt, ze maar ander werk moeten zoeken.

In de peilingen ligt Mélenchon nog 4 à 6 procentpunten achter op Marine Le Pen. Alles is nog mogelijk – een derde van de Franse kiezers weet nog niet of ze zullen stemmen en op wie ze zullen stemmen - maar de kans dat hij de tweede ronde haalt wordt klein. De eerste en de tweede ronde van de presidentsverkiezingen zijn gescheiden door 14, voor de Franse politiek belangrijke dagen. Zij zijn niet alleen van invloed op wie uiteindelijk president wordt, maar zetten ook de toon van de Franse politiek, verhelderen de politieke verschillen, verduidelijken de breuklijnen. ‘Macron versus Mélenchon’ zou voor een heel andere veertien dagen zorgen dan ‘Macron versus Le Pen”.

In ‘Macron versus Mélenchon’ zouden kwesties als identiteit, migratie en integratie wel eens volkomen afwezig kunnen zijn, tenzij Macron ze agendeert. Voor Mélenchon zijn ze volkomen onbelangrijk, niet meer dan dwaze obsessies van “mensen die onderling ruzie maken over de vraag hoe ze migranten en moslims zo slecht mogelijk kunnen behandelen”. Macron zou door Mélenchon meteen worden neergezet als de president van de rijken, de vertegenwoordiger van de haute finance en de zakenbanken in het Elysée. De man die, om de rijken en superrijken nog sneller rijk te maken, de Fransen langer wil laten werken voor minder. Macron zou zich daartegen moeten verdedigen, aantonen dat uiteindelijk ook de mensen die menen baat te hebben bij korte werkweken, meer betaald verlof, een lagere pensioenleeftijd en gulle sociale uitkeringen, beter af zouden zijn met het door hem voorgestelde beleid. Dat zou een boeiend debat opleveren, waarop de twee protagonisten daarenboven uitstekend voorbereid zijn. Het zal waarschijnlijk nooit plaatsvinden.

Om aan dat debat te mogen deelnemen, dient Mélenchon in de eerste ronde immers meer stemmen te halen dan Le Pen. Dat is onwaarschijnlijk omdat hij dezelfde fout maakt als Zemmour. Deze spitst zijn aandacht toe op het identitaire, Mélenchon beperkt zijn aandacht tot het sociaaleconomische. Het electoraat dat hen naar de tweede ronde kan dragen, lijdt echter zowel onder economische als onder culturele onzekerheid. Le Pen probeert daar evenwichtig op in te spelen. Dat verklaart waarom zij, niet Zemmour, noch Mélenchon, waarschijnlijk in de tweede ronde tegenover Macron zal staan.

In de aankomende Clingendael Newsroom op donderdag 14 april gaan we het met Mark Elchardus hebben over de laatste trends, ontwikkelingen en peilingen. Samen met Mark en Monika Sie Dhian Ho, directeur van Instituut Clingendael  belichten we ook wat deze verkiezingen betekenen voor Frankrijk en dan vooral voor de breuklijnen die door de Franse samenleving lopen. Zien we dit soort breuklijnen ook in Nederland ontstaan?

Bekijk onze pagina met recente publicaties, evenementen en media content over de Franse presidentsverkiezingen van onze Clingendael-experts.