Research

Tech & Digitalisation

Op-ed

We moeten China niet laten struikelen

09 Jan 2023 - 16:24
Bron: Clingendael
We moeten zelf harder rennen

Een versie van deze opinie door Maaike Okano-Heijmans verscheen ook in Trouw op 7 januari 2023

Corona kreeg voor elkaar wat het felle protest tegen TTIP, het omstreden vrijhandelsverdrag met de VS, gesymboliseerd door de vermaledijde chloorkip, midden jaren tien niet lukte: globalisering is op haar retour.

Toen de pandemie losbrak, hoopten landen die met strenge maatregelen aan de grens het hoofd te bieden. Het eerste slachtoffer daarvan was niet het virus, maar de aanvoer van mondkapjes en microchips, die we nodig hebben voor onze computers, telefoons en auto’s.

De pandemie liet zien dat we voor belangrijke spullen te veel afhankelijk zijn van één ver land, dat we niet echt vertrouwen bovendien: China. Een land dat onze concurrent is, en een ‘systeemrivaal’. Het communistische, autocratische land streeft een andere wereldorde na, een ander systeem, dan het liberaal-kapitalistische dat de Verenigde Staten al decennialang in de lucht houden.

En dus is er nu een nieuw woord: ontkoppeling. Waar globalisering grenzen wilde slechten en bouwen aan een groot, wereldwijd handelsnetwerk waarin alle landen met elkaar verbonden zijn, wil ontkoppeling juist barrières opwerpen. Om de ander buiten te houden en om, veilig achter een muurtje, de eígen industrieën te versterken en niet ook die van de concurrent.

De meest fanatieke ontkoppelaars? De Amerikanen.

Want wie bij ontkoppeling meteen denkt aan hoe Europa zich sinds de oorlog in Oekraïne probeert los te maken van Rusland en alternatieve leveranciers zoekt voor Russische olie en gas staat op het verkeerde been. Ontkoppeling gaat nauwelijks over Rusland. Alleen zijn energie gaat de wereld over, verder is Rusland geen speler op de wereldmarkt. Ontkoppeling gaat over China, die grote, breed vertakte, technologisch hoogwaardige economie die Amerika naar de kroon steekt.

Om een andere misvatting voor te zijn: volledige ontkoppeling van China is niet het streven. De Amerikanen richten hun pijlen op sectoren die bijdragen aan China’s groei tot technologische supermacht. Van de halfgeleiderindustrie tot 5G-netwerken, van zeldzame aardmetalen tot kunstmatige intelligentie en supercomputers. Alles wat een wereldspeler van de toekomst kan maken of breken.

Om de oren slaan

De VS gaan er met gestrekt been in. Al voor corona losbarstte, sloeg president Donald Trump China met hoge handelstarieven om de oren. Huidig president Joe Biden spreekt misschien vriendelijker, maar hij overtreft Trump in protectionistische maatregelen. De Amerikanen schieten Taiwan te hulp, een daad die behalve symbolisch – China beschouwt Taiwan als afvallige provincie – óók economisch is: Taiwan heeft een sleutelpositie in de wereldwijde productie van halfgeleiders.

Democraten en Republikeinen zijn het eens over de harde lijn, maar veel Amerikaanse bedrijven gaan er nog niet in mee. Zij hebben de laatste jaren juist meer in China geïnvesteerd, de handel nam vorig jaar weer toe. Vooral voor elektronica, machines en apparaten is ­China vooralsnog enorm belangrijk.

Ontkoppeling staat of valt met verandering bij ­bedrijven. Dus zet de Amerikaanse overheid ze onder druk. Zo heeft de regering-Biden de verscheping van producten uit de halfgeleiderindustrie naar China ­praktisch verboden. Van partners – en zeker van Nederland, thuishaven van de wereldspeler ASML – verwachten de VS dat die het Amerikaanse beleid volgen. Dat ze de ­Europese economie en bedrijven zo ­schade berokkenen, zien de Amerikanen als collateral damage.

Maar de Amerikanen, met al hun economische, politieke en militaire kracht, kúnnen ontkoppelen van China, als ze dat echt willen. Wij niet.

Voor Nederland en de rest van Europa is de prijs voor zo’n vergaande ontkoppeling van China simpelweg te hoog. Het is een gigantische afzetmarkt, belangrijke productielocatie én een hyper-innoverende markt voor Europese en Nederlandse bedrijven. Grote mondiale uitdagingen – zoals een beter klimaat en een volgende pandemie – zijn zonder China moeilijk op te lossen. En het idee dat China niet zou groeien als wij de banden met het land verbreken, is wensdenken.

Een zekere mate van verbondenheid en wederzijdse afhankelijkheid blijft dus. Ook waar het gaat om technologie en digitalisering. Maar de Amerikaanse druk negeren, kan ook niet. Europa moet navigeren in een wereld waarin twee politieke en economische systemen met elkaar concurreren. Dat vereist serieus risicomanagement.

Koel hoofd

Een sprong van het ene uiterste naar het andere, van de heiligverklaring van globalisering naar de paniekgreep van ontkoppeling, is niet alleen onmogelijk, maar zelfs gevaarlijk. Met een koel hoofd moeten we op zoek naar de juiste grijstinten. Want er staat nogal wat op het spel: de technologie en digitalisering waar onze samenleving op drijft, zijn pionnen geworden in een geopolitiek spel. En we willen niet verliezen.

Dus gaat het in overheidskringen nu veel over ‘open strategische autonomie’. Dat is jargon voor: we willen zelf keuzes kunnen blijven maken en weerbaar zijn. En dus voor essentiële goederen niet afhankelijk zijn van één leverancier, zeker niet als die grillig of onbetrouwbaar is. Anders geven we China de macht te eisen dat we onze positie ten opzichte van Taiwan veranderen, omdat het ons anders zijn zeldzame aardmetalen onthoudt die nodig zijn voor van alles, van batterijen tot chips.

Onze banden met China helemaal doorknippen of hoge muren bouwen lost onze problemen niet op. Slimmer is het om de positie van Nederland en de EU te versterken. Om landen in Afrika en Centraal-Azië, maar ook die in China’s eigen achtertuin te helpen in hun ontwikkeling, door investeringen in hun digitale infrastructuur, slimme steden of groene technologieën. Om hun een alternatief te bieden voor de investeringen die China graag doet.

Vele tinten grijs

Zoals Maleisië onlangs liet zien, halen landen hun ­kritieke digitale infrastructuur liever van elders. Het verkoos het Zweedse Ericsson boven Huawei voor zijn telecomnetwerk. Op dat verlangen kunnen we in­spelen. Ervoor zorgen dat meer landen zo’n keuze (kunnen) maken, hoort bij een verstandig grijstintenbeleid.

Europa moet investeren in veiligheid, in kracht en in vertrouwen. In onze eigen bescherming. In wat ons economisch sterker maakt. In vertrouwensrelaties die passen bij de principes en waarden van Nederland en Europa, zoals openheid, recht dat zegeviert boven macht, vrijheid van meningsuiting en een inclusieve samenleving. Laten we een van de drie na, dan verzwakt dat onze positie in de wereld.

Bedrijven zijn daarbij cruciaal. Voor Haagse en Brusselse beleidsmakers is dus de vraag hoe zij bedrijven kunnen prikkelen en steunen. Om niet te kiezen voor China bijvoorbeeld, maar nu eens voor India of Vietnam, ook al zijn die markten onbekender of kleiner. Misschien helpt een verhuispremie, weg uit China of Hongkong, terug naar Europa of naar andere markten in de Indo-Pacific.

Belangrijk is ook dat de overheid informatie geeft over de motieven voor haar toekomstig beleid. Dat zij samenwerkt met bedrijven om strategische voorraden aan te houden, zoals van mondkapjes of medicijnen, en kijkt naar afhankelijkheden in aanvoerketens. Zo heeft ASML zo’n vijfduizend toeleveranciers, waarvan er ongeveer tweehonderd moeilijk vervangbaar zijn én op een of andere manier gerelateerd aan China of Rusland.

Overigens is die heroverweging van investeringen en aanvoerketens al in volle gang. ASML doet het, net als het Duitse Bosch en het Franse Air Liquide, maar ook de Amerikaanse gigant Apple, nog steeds het meest winstgevende techbedrijf in China. Maar geen van die bedrijven wil helemaal weg uit China.

Minister van economische veiligheid

En zo zien we een interessante verschuiving. Decennialang was economische efficiëntie heer en meester, die bepaalde het beleid. Nu is het oude economenmantra van vrijhandel en (al te) open markten geen heilig huisje meer. Economische veiligheid staat voorop. Nederland heeft nog geen minister van economische veiligheid, zoals Japan, maar op ambassades en ministeries houdt wel een groeiend aantal medewerkers zich specifiek daarmee bezig.

Investeringen worden scherper getoetst op risico’s voor de nationale veiligheid, en de export van goederen, technologieën en diensten die gebruikt worden voor militaire doelen of surveillance van bevolkingsgroepen is ingeperkt. Nederland is al koploper in ­cyberveiligheid. Onze afhankelijkheid van mondiale ketens wordt nu in beeld gebracht en er wordt geschreven aan een nieuwe grondstoffenstrategie.

Maar om speler te zijn en geen speelbal, moet Europa ook meer investeren in zijn concurrentiekracht. In de digitale economie is Europa een dwerg. Nederlands digitaal betalingsbedrijf Adyen en online reisbureau Booking.com zijn twee van de weinige Europese ­sterspelers. Waar zijn de Google, Microsoft, Alibaba en ­Tencent van Europa? De economie van de toekomst is digitaal, niet fysiek: werken, kopen, kletsen en betalen, we doen het in toenemende mate online.

Bedrijven in deze nieuwe economie komen voort uit onderzoek, innovatie én de kunst om die innovatie om te zetten in producten. Aan onderzoek is in Nederland geen gebrek. Wageningen is wereldberoemd om zijn gezondheids- en agritech-onderzoek, Delft dankzij kwantumtechnologie en supercomputing, en Eind­hoven dankzij de hightechcampus. Maar investeringen in start-ups laten te wensen over, ook als ze zich al ­hebben bewezen en willen doorgroeien. En faalde je eerste bedrijf? Dan is er geen bank die je nog een lening geeft.

Zonder eigen serieuze digitale bedrijven is het voor Europa lastig navigeren in de wereld van ontkoppeling en Chinees-Amerikaanse rivaliteit.

Op zoek naar partners

Nederland kan dit niet alleen. In het nieuwe denken over veiligheid en economie is Europa onmisbaar vanwege zijn schaalgrootte en onderhandelingsmacht. De regering erkent dat, blijkt uit haar beleidsstukken en brieven aan de Tweede Kamer. Maar ze handelt er niet echt naar. Wat doen we om de EU te helpen die prestatie te leveren? Wat zijn we bereid om te betalen en op te geven? Dat blijft vaag. Kan onze minister-president daar een keer eerlijk en open over spreken? En een ­langetermijnvisie ontwikkelen?

Zelfs Europa kan dit niet alleen. Dus moeten we investeren in nieuwe partnerschappen met landen die we meer vertrouwen. Die zijn nodig om te komen tot ­internationale standaarden en regels die zorgen dat openheid, transparantie en burgerrechten gewaarborgd blijven, ook in dit digitale tijdperk en ook nu China een steeds dominantere macht wordt. En voor internationale innovatie-ecosystemen, die samen meer kunnen dan alleen.

Europa is al op zoek naar nieuwe partners om zo veilig te stellen dat de aanvoer van cruciale grondstoffen en goederen niet hapert. Het handelsakkoord met Mexico uit 2020 en het kersverse akkoord met Chili, dat in december werd gesloten, helpen daarbij. Beide Zuid-­Amerikaanse landen produceren zeldzame aardmetalen die Europa nodig heeft voor chips.

Maar het wereldwijde handelssysteem lijdt onder die verdragen. Immers, als Mexico en Chili beloven om Europa te bevoordelen, dan zijn andere landen de dupe. Slim gebruik van data kan een alternatief zijn voor handelsakkoorden.

Snel of langzaam

Als bedrijven en overheden informatie delen over hoe het ervoor staat met toeleveranciers, over hoe snel – of langzaam – goederen de deur uitgaan, dan kan Nederland, of Europa, efficiënter inkopen en voorraden aanhouden. Allereerste vereiste daarvoor is vertrouwen. Bedrijven en overheden moeten bereid zijn om hun datasets te combineren. Dat is nogal een stap, maar die kan de moeite waard zijn.

Investeren in vertrouwen en in alternatieven werkt ook op andere manieren. Zo haalt Europa de banden aan met landen in China’s achtertuin, met Japan, Zuid-Korea, India en Asean, een groep van Zuidoost-Aziatische landen.

En er is nieuw engagement met Afrika. Digitalisering is daar de rode draad. Mensen in dat continent willen ook dat de overheid digitaliseert en dat er telecomnetwerken zijn waarop ze kunnen vertrouwen.

Samenwerken en zo de onderlinge banden versterken is goed voor de Europese economie en houdt de ­invloed van China en andere machtsblokken daar ­beperkt.

Na globalisering zou niet ontkoppeling het nieuwe evangelie moeten zijn. In plaats van China te laten struikelen, moeten we zelf harder rennen. De sleutel voor het behoud van een wereld zoals wij die graag zien, zijn veiligheid, kracht en vertrouwen.

Volg @MaaikeOH op Twitter.