Research

Security and Defence

Op-ed

Dreiging jihadstrijders eist grotere inspanning

02 Jul 2014 - 15:06
Bron: Flickr / ru_anderson
25 miljoen extra is veel te weinig voor de noodzakelijke intensivering van de strijd tegen terrorisme.
 
Na de aanslag in Brussel lijkt de politiek wakker geschud. Maandag bracht de AIVD een rapport uit over het toenemend jihadisme in Nederland. De alarmklok wordt geluid. Deskundigen deden dat echter al veel langer. Het kabinet wil alsnog 25 miljoen euro vrijmaken ter ondersteuning van de strijd tegen het terrorisme. Dat is slechts een doekje voor het bloeden, nadat eerder bezuinigingen werden bekendgemaakt van 23 miljoen, gevolgd door nog eens 45 miljoen voor de AIVD.
 
Bovendien is er in de afgelopen regeringsperiodes ook fors gekort op de preventieprogramma's tegen radicalisering, en heeft men onvoldoende geïnvesteerd in analyses van het onderliggende probleem.
 
Onlangs bracht Instituut Clingendael de Strategische Monitor 2014, getiteld Een wankele wereldorde, uit. Daarin wordt ook gekeken naar de ontwikkelingen en trends van terroristische dreigingen. In interviews met internationale deskundigen is gevraagd welke terroristische gevaren zij denken dat over 5-10 jaar de krantenkoppen zullen weergeven, en welke ontwikkelingen en omstandigheden deze trend kunnen beïnvloeden.
 
Steevast geven alle deskundigen aan een verdere stijging van het aantal Syriëgangers te verwachten. De verwevenheid van interne en externe veiligheidsvraagstukken zal daarmee verder toenemen. Juist vanwege het potentiële gevaar dat uitgaat van terugkerende Syrië-gangers moet dit dus een grote zorg zijn voor autoriteiten, ook in Nederland.
 
Maar het kan nog erger. De geschiedenis leert immers dat ieder conflict altijd wel een keer tot een einde komt. Dit zal dus ook in Syrië het geval zijn. Hoe de toekomst van Syrië eruitziet weten we niet, maar de vraag rijst wat die duizenden foreign fighters gaan doen die daar vanuit de hele wereld naartoe zijn gereisd.
 
Het is zeer aannemelijk dat velen uit Syrië vertrekken en doorreizen naar andere conflictgebieden. Ze hebben een ruime keuze. In Noord-, Oost-, en West-Afrika zijn extremistische jihadstrijders actief. Maar ook Centraal-Azië is nog steeds een kwetsbare regio, en ook in de 'Stans' (de landen op en rond de Kaukasus) is sprake van onderhuids toenemend wahabisme, dat mogelijk een voedingsbodem is voor de toename van gewelddadig extremisme.
 
De aantrekkelijkheid om naar Syrië af te reizen, zal bij het beëindigen van het conflict in Syrië dus waarschijnlijk afnemen, maar het probleem van de foreign fighters zal mogelijk migreren en uitwaaieren naar allerlei andere landen en regio's. Het spat als het ware als een clusterbom uiteen.
 
Als gevolg hiervan zullen de internationale banden tussen deze verschillende terroristische organisaties verder toenemen, en bestaat het risico dat er een veel grotere gordel van instabiliteit ontstaat. Dit maakt dan de bestrijding nog lastiger. Waar autoriteiten nu al problemen hebben om een compleet plaatje te krijgen van radicalisering, rekrutering en voorbereidingen van vertrek naar Syrië, zal het beeld alleen maar diffuser worden.
 
De reisgids van gewelddadig extremistische jongeren wordt op die manier verder uitgebreid. En ook dan zal het gevaar bestaan dat ze terugkeren met mogelijk gewelddadige intenties.
 
25 miljoen euro extra klinkt misschien aardig, maar is een druppel op een gloeiende plaat, als dit niet het begin is van een intensivering van preventieprogramma's in binnen- en buitenland, en tevens van een betere afstemming van tegenmaatregelen en verbeterde internationale samenwerking.