Research

Security and Defence

Op-ed

'Salafisme bestrijd je op plaatselijk niveau'

01 Feb 2016 - 12:59
Source: The city centre of The Hague. Marjon Kruik / Flickr

Om de aantrekkingskracht van salafistische ronselaars te verkleinen, moet de overheid jongeren vooral lokaal een alternatief bieden, stelt Clingendaelexpert Peter Knoope in dagblad Trouw van 29 januari 2016:

In zijn artikel over de bestrijding van terreur noemt Ghassan Dahhan, buitenlandredacteur van Trouw, een aantal belangrijke zaken die te maken hebben met de bestrijding van (wat hij noemt) 'moslimterreur' (Letter & Geest, 23 januari). Zijn kernboodschap dat alle (gematigde of extremistische) salafisten identieke doelen nastreven en 'één pot nat zijn' deel ik van harte.

De Britten zijn van een koude kermis thuisgekomen en hebben hun strategie om zogenaamd 'gematigde' salafisten in te zetten om de gewelddadige jihad te bestrijden, achter zich gelaten. Het werd een mislukking. Toch gaan er in Nederland stemmen op om de Britse fouten hier te herhalen. Ik voel zelf meer sympathie voor degenen die iets willen leren van de Britse lessen.

Ghassan Dahhan gaat echter in de fout bij zijn aannames over (wederom zijn woordkeuze) 'de voedingsbodemtheorie'. Om te beginnen is het geen theorie. De aanleiding voor jongeren om zich aan te sluiten bij extremistische organisaties is soms sociaal-economisch. Soms heeft het te maken met uitsluiting of gevoelens van vernedering, soms zijn het persoonlijke ervaringen met overheidsvertegenwoordigers. Soms is het regelrechte ontevredenheid over corrupte of gewelddadige regimes. Soms is het gebrek aan perspectief of de perceptie van slachtofferschap.

Er is een aantal redenen waarom mensen ontvankelijk worden voor de verhalen over heldendom, strijdbaarheid en de roep van de religie. Het geboden alternatief kan voor de zoekende ziel een gevoel van bescherming, kameraadschap en actie bieden.

Samira Dahri beschrijft in NRC Next (23 januari) hoe salafistische organisaties jongeren die zich buitengesloten voelen, 'onderdak' bieden. En dat gaat over de Nederlandse situatie. In Kenia of Mali is het verhaal echt anders. De politieke en sociaal-economische werkelijkheid is er anders. Tegelijk ontstaan steeds meer internationale overeenkomsten en ontwikkelt zich een internationaal netwerk van gelijkgestemden.

Lokale situatie
De primaire invalshoek van de rekruteur is echter nog altijd de onvrede over de lokale situatie. Aan de (vaak lokale politieke) redenen voor mensen om zich aangetrokken te voelen tot het salafisme, kan wel degelijk iets gedaan worden.

Jongeren kan een alternatief geboden worden. Dat blijkt te werken. Dat is geen theorie maar praktijk. Dat veronderstelt een gedegen analyse van de push- en pull-factoren die lokaal een rol spelen en gedegen kennis van de rekruteringstechnieken van de ronselaars.

Het verkleinen van de speelruimte van salafisten is een verstandig onderdeel van een strategie gericht op afname van extremisme. Kortom, Ghassan Dahhan heeft een belangrijk deel van de oplossing te pakken. Maar nog niet alles. Zijn conclusie 'hou je er buiten' is me uit het hart gegrepen. Maar het betekent niet dat er niets moet gebeuren. Te veel landen investeren te weinig in het genoemde alternatief voor jongeren en geven bovendien te veel ruimte aan de ronselaars.

Er zal dus iets moeten gebeuren, aan beide aspecten. Overheden en burgers moeten aan de slag. Verlaag de kans op rekrutering, maar ook de aantrekkingskracht van het verhaal. Om dat te bereiken moet er echt iets veranderen. Als de motieven politiek van aard zijn, moet de oplossing dus ook in de plaatselijke politiek gevonden worden. Het blijkt immers te vaak dat het verhaal als gevolg juist daarvan een enorme mobiliserende werking heeft.

Het verwijderen van de boodschapper is verstandig, maar niet voldoende om dat ongedaan te maken. Om in het beeld van de auteur zelf te blijven: we kunnen ons niet permitteren daar blind voor te zijn.