“Europese defensie­samenwerking zal in alle gezamenlijke en afzonderlijke plannen een vooraanstaande plaats moeten innemen. Geen enkele lidstaat is nog in staat defensie en veiligheid volledig zelfstandig in te vullen”

Geen woorden maar daden

De bewustwording over Europese veiligheid groeit en daarmee neemt de defensiesamenwerking een vlucht. We hebben te maken met een complex geheel van dreigingen; de klassieke militaire macht van Rusland; instabiliteit aan Europa’s zuidelijke grenzen; hybride uitdagingen; proliferatie van nieuwe technologieën en wapensystemen; en nog veel meer. Met de regering Biden die de trans-Atlantische samenwerking herstelt en inzet op multilaterale samenwerking kunnen we meer verantwoordelijkheid voor de eigen Europese veiligheid koppelen aan een betere lastenverdeling tussen de VS en de Europese bondgenoten. Dat vereist wel dat woorden, zoals geformuleerd in het Strategisch Kompas van de EU en het Strategisch Concept van de NAVO, snel worden omgezet in daden.

Veiligheid waarborgen kan alleen samen

Samen met de Europese bondgenoten staat Nederland voor de grote uitdaging om tegelijkertijd het Europese aandeel in de NAVO te versterken én invulling te geven aan meer Europese zelfredzaamheid. Het Strategisch Kompas, goed te keuren op de Europese Raad van eind maart, en het nieuwe NAVO Strategische Concept, gepland voor juni 2022, zijn daarbij bepalend. Maar deze EU- en NAVO-beleidsdocumenten geven niet aan welke lidstaat wat gaat doen. Het is aan de lidstaten zelf om de EU- en NAVO-doelstellingen en behoeften te vertalen naar de eigen voornemens en plannen. Toch zal de Europese defensie­samenwerking in alle gezamenlijke en afzonderlijke plannen een vooraanstaande plaats moeten innemen. Geen enkele lidstaat is nog in staat defensie en veiligheid volledig zelfstandig in te vullen.

Nationale en Europese Veiligheidsraden

Het regeerakkoord sluit aan bij deze uitdagingen en kansen. Het bevestigt de tijdens Rutte III ingezette koerswijziging van ‘bij voorkeur met de VS, zo nodig zelfstandig’ – al staan deze woorden niet expliciet vermeld. Nieuw is de doelstelling: “Binnen de NAVO concentreert Nederland zich meer op de bescherming van de eigen regio.” Dat wekt de indruk dat de Nederlandse krijgsmacht vooral de tekortkomingen moet wegwerken voor de bijdrage aan de collectieve verdediging (de eerste hoofdtaak van Defensie), waarbij de NAVO vooral wijst op de Koninklijke Landmacht. Kennelijk acht Rutte IV de tweede hoofdtaak (handhaving van de internationale rechtsorde) minder belangrijk voor de NAVO. Aangenomen dat ook Rutte IV het EU Strategische Kompas blijft waarderen als de juiste koers voor de verdere ontwikkeling van de veiligheid- en defensiesamenwerking in de EU, duidt dit erop dat het nieuwe kabinet de tweede hoofdtaak vooral in EU-verband wil uitvoeren, of in zogenaamde coalitions of the willing. De tekst van het regeerakkoord lijkt dit te bevestigen: “Op EU-niveau versterken we de samenwerking in de vorm van gemeenschappelijke missies en oefeningen [..]”. Nederland behoort overigens tot de groep EU-landen die het minst bijdraagt aan militaire operaties binnen het Gemeenschappelijke Veiligheid- en Defensiebeleid. Hier is dus een inhaalslag nodig. Tenslotte zijn er twee institutionele nieuwigheden: de aankondiging van de oprichting van een Nationale Veiligheidsraad. Die zou nodig zijn vanwege de toenemende verwevenheid van nationale en internationale veiligheid. Die verwevenheid is echter niet van vandaag, maar al vele jaren gaande. Daarnaast kondigt het kabinet onderzoek aan naar de opties voor een Europese Veiligheidsraad en zal het concrete voorstellen doen. In de regeringsreactie op het AIV-advies Europese veiligheid: tijd voor nieuwe stappen van juni 2020 wees de regering Rutte III een Europese Veiligheidsraad nog af als niet-wenselijk, onder andere omdat de positie van kleinere landen in het geding kan komen als alleen de grote landen daarin permanent zitting hebben. Rutte IV stapt nu over deze bezwaren heen.

Naar een technologisch hoogwaardig en informatie-gestuurde krijgsmacht

Op defensiegebied staat Rutte IV voor de grote uitdaging om de zeer ambitieuze Defensievisie 2035 uit het najaar van 2020 om te zetten in concrete plannen. Een nieuwe Defensienota is onvermijdelijk.

De Defensievisie 2035 acht een defensie­budget van ongeveer 26 miljard per jaar nodig om de Nederlandse krijgsmacht over de gehele breedte in stand te houden en te moderniseren. Die krijgsmacht moet technologisch hoogwaardig en informatie-gestuurd zijn en dient aan alle soorten operaties in het gehele geweldsspectrum te kunnen deelnemen. Rutte IV komt met een aanzienlijke stijging van het defensiebudget, maar het is lang niet genoeg om de financiële eis van de Defensievisie 2035 te halen. Dat betekent dat in de aankomende Defensienota keuzes moeten staan over welke capaciteiten Nederland in stand wil houden, verwerven en moderniseren – en welke niet. Die afweging moet Nederland niet maken los van Europese partners, maar nadrukkelijk door de partners te betrekken voordat eigen besluiten worden genomen. Het thema specialisatie – ook weer genoemd in het regeerakkoord Rutte IV – is daarbij van belang, maar opvallend is wel dat het regeerakkoord dat vanuit het nationale perspectief benadert: “Om onze kerntaken goed uit te kunnen blijven voeren zetten we een langjarig traject in van intensieve samenwerking en versterking van onze specialismen.” Met andere woorden: we zoeken partners om onze eigen specifieke capaciteiten waarin wij gespecialiseerd zijn te behouden en te versterken – denk aan de Patriot-luchtafweerraketten en conventionele onderzeeboten – en niet wat Nederland voor andere landen in ruil zou moeten doen.