“De nabijheid van het Midden-Oosten, de conflictpotentie van het gebied en de brugfunctie van Turkije maken de regio van groter belang voor Nederland dan waar het regeerakkoord in voorziet”

Gevaarlijke mix

Het Midden-Oosten is een belangrijke bron van illegale migratie en vluchtelingen, georganiseerde misdaad, straffeloosheid voor oorlogsmisdaden en slecht bestuur, corruptie, mensenrechtenschendingen, radicalisme en extremisme. Duurzame ontwikkelingsdoelen worden steeds minder goed gehaald door tekortschietend autoritair bestuur, Covid-19, politieke crises en conflicten. Deze tendensen vormen samen met de wijdverbreide onvrede onder de bevolking een gevaarlijke mix. Het is even zoeken naar hoopvolle trends, zeker na het tragische verloop van de lange interventie in Afghanistan. Maar de nadruk op meer strategische autonomie door Europa kan leiden tot onafhankelijk Europees buitenlands beleid op kwesties waar Europese en Amerikaanse belangen van elkaar afwijken, zoals bijvoorbeeld de nucleaire deal met Iran of het Israëlisch-Palestijnse conflict. Dit vergt echter wel een lange adem en het is onduidelijk of Europa in deze twee kwesties de politieke prijs van een conflict met Amerika wil betalen.

Ondergeschoven kindje

Het regeerakkoord laat zien dat het Midden-Oosten niet tot de prioriteiten van het buiten­landbeleid behoort. Met uitzondering van het Israëlisch-Palestijns conflict, komt het Midden-Oosten in het document namelijk niet voor. Concreet betekent dit dat we weinig strategische inzet mogen verwachten voor een politieke oplossing van het Syrische conflict, om de nucleaire onderhandelingen met Iran een creatief zetje te geven of voor een meer overkoepelende en methodische Nederlandse inzet in de regio, bijvoorbeeld op het gebied van conflictpreventie of klimaatverandering. Aangezien het Midden-Oosten doorgaans al een ondergeschoven kindje van het Nederlandse beleid is – het beleid ten aanzien van de regio is veelal onbekend, onduidelijk of reactief – betekent het noch voortgang noch achteruitgang. Deze keuze van de-profilering vergroot wel de kans dat Den Haag met de mond vol tanden staat zodra zich grote negatieve ontwikkelingen voordoen – bijvoorbeeld de implosie van Egypte of Algerije, een Turkije dat nog assertiever optreedt in de regio, een revival van IS in Syrië of Irak, een groeiende migratie- of vluchtelingenstroom, of een nucleair Iran.

Meer en betere opvang van vluchtelingen in het Midden-Oosten is nauwelijks een oplossing als de gastlanden in de regio zelf ook onder toenemende politieke en sociale druk staan, zoals nu al het geval is in Libanon, Irak, Jordanië en Turkije. Dat creëert lokaal populisme en integratieproblemen, en minder veerkracht om conflict te vermijden. Het kan radicalisering en extremisme eenvoudig voeden. Daarnaast betekent de plichtmatige herhaling van de Nederlandse bezweringsformule voor het Israëlisch-Palestijnse conflict – de tweestaten-oplossing op basis van ‘betere bilaterale relaties’ – dat Den Haag dit conflict aan zijn lot overlaat. Het stimuleren van praktische samenwerking houdt in dat de Israëlische conflictdominantie wordt versterkt.

Dealen met Iran

De nabijheid van het Midden-Oosten, de conflictpotentie van het gebied en de brugfunctie van Turkije maken de regio van groter belang voor Nederland dan waar het regeerakkoord in voorziet. Een praktisch advies is dat Nederland zich met Duitsland, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk veel sterker dient in te zetten voor een terugkeer naar de nucleaire deal met Iran en zeker te stellen dat de deal functioneert en verankerd blijft. Vervolgens kan er een langdurigere dialoog opgezet worden over de veiligheidsproblematiek in regio volgens OVSE-model. Spanning omtrent Iran is hét Midden-Oostenbrede conflictrisico voor de komende jaren. Daarnaast zou een mensenrechtenstrategie voor het Midden-Oosten raadzaam zijn, bijvoorbeeld naar aanleiding van het wereldkampioenschap voetbal in Qatar. In zo’n strategie dienen Nederlandse zakelijke, diplomatieke, militaire, sociale en internationale belangen – waaronder mensenrechten – tegen elkaar te worden afgewogen om principes te formuleren die consistent beleid mogelijk maken – vooral in het licht van de grote onvrede in de regio. Want wat kunnen we nog verwachten na de Arabische opstanden van 2011 en protesten in 2019 en 2020?