Research

Security and Defence

Op-ed

Het leger is er niet voor Irak, maar voor Maliki

20 Jun 2014 - 11:54
Bron: Flickr / J.J. Wilkes

De Iraakse president heeft het leger corrupt gemaakt en door en door gepolitiseerd. Daardoor is het niveau bedenkelijk gedaald.

In de berichtgeving over Irak in de media, staan uiteraard de massale executies centraal die ISIS uitvoert. Onderbelicht blijft de rol van het bewind van premier Maliki en zijn veiligheidstroepen.

Er bestaan geen betrouwbare cijfers over de sterkte van de Iraakse strijdkrachten. Volgens de gezaghebbende Military Balance 2014 beschikt de Iraakse krijgsmacht over ruim 202 duizend parate militairen. De veiligheidstroepen van het ministerie van Binnenlandse Zaken tellen 531 duizend personen, waarvan de meesten tot reguliere politie-eenheden behoren.

Al deze eenheden zijn primair bedoeld om de orde af te dwingen onder de eigen bevolking en niet zozeer om het land te beschermen tegen externe agressie. Het verschil in omvang tussen de veiligheidstroepen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en het ministerie van Defensie is dan ook veelzeggend. In totaal draagt niet minder dan 12 procent van de volwassen Iraakse mannen een uniform. 

Nieuwe krijgsmacht

De Verenigde Staten trokken van 2003 tot 2011 niet minder dan 61 miljard dollar uit voor het opbouwen van de civiele en militaire instituties in Irak. Het besluit van Paul Bremmer om het Iraakse leger en de veiligheidsdiensten te ontbinden in mei 2003, had werkloosheid tot gevolg onder 400 duizend militairen. De snelheid waarmee na 2003 de nieuwe krijgsmacht gestalte moest krijgen, betekende echter dat zo'n 70 procent van de officieren uit het oude regime uiteindelijk weer in het nieuwe officierskorps integreerde. 

Maliki’s militie 

De Amerikanen professionaliseerden en depolitiseerden de krijgsmacht in de periode 2006-2009. Zo bevorderden ze de bekwame officieren en stuurden de niet-presterende officieren naar huis. Sinds het vertrek van de Amerikanen werkt Maliki echter soennitische en Koerdische officieren uit de krijgsmacht en vervangt ze door loyale sjiitische officieren. Maliki voerde zelfs ongetrainde politieke commissarissen in bij de krijgsmacht. Bij de Koerden en soennieten staat de Iraakse krijgsmacht inmiddels dan ook bekend als 'Maliki's militie'. In feite staan het Iraakse leger, de speciale eenheden en de inlichtingendiensten volledig onder controle van Maliki. Van parlementair toezicht is nauwelijks sprake.

Naast politisering leidde het plotselinge vertrek van de Verenigde Staten in 2011 tot een toenemende corruptie en verslechtering in sommige elementen van de strijdkrachten. Zo vragen Defensiefunctionarissen 3.000 dollar aan steekpenningen voor een plaats op de militaire academie. En de prijs voor bevordering tot generaal zou 30 duizend dollar zijn. 

Naast politieke beïnvloeding kampen de strijdkrachten tevens met tekortkomingen in het management, de logistiek en de strategische planning. Bovendien zijn hoge militairen niet bereid verantwoordelijkheid naar lagere niveaus te delegeren. Hierdoor wordt innovatie en onafhankelijke besluitvorming op het laagste niveau belemmerd.

Politisering

Niettemin rijst de vraag waarom Iraakse eenheden de afgelopen week voor een belangrijk deel het hazenpad kozen. Vooral de politisering van de strijdkrachten wordt een belangrijke factor genoemd. Wanneer Arabische regimes hun strijdkrachten politiseren om te trachten hun macht uit te bouwen, dalen de prestaties van die strijdkrachten tot een bedenkelijk laag niveau.

Bovendien is in Irak sinds het vertrek van de Amerikanen de frequentie en het niveau van de trainingen aanzienlijk gedaald. Het is dan ook niet verwonderlijk dat toen Iraakse eenheden onder geweldige stress kwamen, ze zich in paniek overgaven of op de vlucht sloegen.

Sykes-Picot

ISIS publiceerde deze week foto's van massa-executies met als titel The Destruction of Sykes-Picot. Die verwijst naar de geheime overeenkomst die de Britse diplomaat Mark Sykes en de Franse diplomaat François-Georges Picot sloten tijdens de eerste Wereldoorlog in 1916. Dit leidde uiteindelijk in San Remo in 1920 tot een verdeling van de regio waarbij Syrië en Libanon aan Frankrijk werden toebedeeld. Groot-Brittannië kreeg Zuid-Syrië (dat werd opgedeeld in Palestina en Trans-Jordanië) en de drie Ottomaanse provincies van Mosul, Bagdad en Basra in het oosten (het gebied dat nu 'Irak' wordt genoemd).

Hoewel de vurigste verdedigers van deze koloniale grenzen in Bagdad, Damascus, Ankara, Teheran en Riyad vertoeven, lijkt gezien het geweld in Syrië en Irak voor het Sykes-Picot verdrag toch het einde nabij.