Research

Op-ed

Hier komt het op neer: ons leger kan Nederland niet meer verdedigen

28 Sep 2016 - 17:12
Source: Bas van der Schot / Vrij Nederland

Stel je voor dat koning Willem-Alexander vorige week dinsdag in de Ridderzaal het volgende over de verdediging van zijn koninkrijk had gezegd.

Nederland is een sterk land in een instabiele wereld, zei koning Willem-Alexander vorige week in de Ridderzaal. Sterk omdat we niet 1,6 procent maar 1,7 procent groeien, omdat de werkgelegenheid een beetje toeneemt, en omdat we er verder samen wel uitkomen. Want al dat gedoe om ons heen – terrorisme en vluchtelingen – ach, we lossen dat wel op zoals wij Nederlanders ons er altijd wel weer uit hebben gered. De koning zei het zelf: ‘Het is niet voor het eerst en niet voor het laatst dat we voor zulke ontwikkelingen staan en er samen oplossingen voor zullen vinden.’

Veel zorgtoeslag, flexwerk, schoolreisjes en de koopkrachtverdeling, maar weinig over die instabiliteit die de we-komen-er-samen-wel-uit-polder bedreigt. Ja, die Brexit kost ons misschien een paar banen, maar niets over de scheurende EU of over hoe een president Trump ons volgend jaar misschien al in de steek laat als Poetin zijn oog op Riga of Chisinau laat vallen.

Sterk land. Op dezelfde Prinsjesdag kreeg de Tweede Kamer een ‘gereedstellingsbrief’ over de staat van onze krijgsmacht. Hoe staat die ervoor? Vliegen de vliegtuigen als het erop aankomt, varen de schepen, staan de bataljons klaar, of bestaat alles alleen op papier? Heerlijk proza, glas-halfvol-retoriek, we komen van ver maar zijn op de goede weg, allemaal samengevat in die ene zin die meteen maar tot eufemisme van het jaar kan worden uitgeroepen: ‘Defensie heeft in de eerste helft van 2016 met beperkingen kunnen voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen.’

Het gaat natuurlijk om die beperkingen. Leer eerst de werkelijke betekenis van woordcombinaties als ‘onvoorziene onderrealisatie’, ‘vertraagde vervanging’, ‘beperkte beschikbaarheid’, een ‘tijdelijk gebruiksverbod’, ‘eindejaarsmarge’ en ‘tijdelijke onvolkomenheid’ goed kennen, en stel je vervolgens voor dat koning Willem-Alexander vorige week dinsdag in de Ridderzaal het volgende over zijn koninkrijk had gezegd:

‘Leden van de Staten-Generaal, de premier heeft me opgedragen u te vertellen dat we een sterk land zijn. Ik verwijs graag naar de gereedstellingsbrief die toevallig ook vandaag aan u is verstuurd door onze minister van Defensie. Daarin staat dat onze krijgsmacht zijn mannetje wel staat, zij het met enige beperkingen. Maar in alle eerlijkheid moet ik erbij zeggen: pak ook het verantwoordingsrapport van de Algemene Rekenkamer, begin van de zomer aan u gestuurd, er nog eens even bij. De Rekenkamer schrijft dat de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht in twee jaar tijd is gedaald van 77 procent naar 59 procent. En beste volksvertegenwoordigers – ik kan het niet mooier maken dan het is – onze Rekenkamer constateert letterlijk dat de krijgsmacht nu niet meer in staat is om de eerste hoofdtaak, de verdediging van het eigen grondgebied, uit te voeren.

Toen ik nog geschiedenis studeerde, hadden we een krijgsmacht van 100.000 man, 1.000 tanks, 200 gevechtsvliegtuigen en een marine van wel 30 boten. Nu hebben we nog 40.000 man, vullen we het ene bataljon door het andere te plukken, houden we een handvol schepen varend door met kunst- en vliegwerk de onderdelen en mensen handig te rouleren, en hebben we nog een paar tanks die we van de Duitsers mogen lenen. Voor 4 miljoen per stuk kochten we wel een kleine 200 pantservoertuigen, maar die staan vaak in de werkplaats. Twee jaar na oplevering besloten we om er maar weer 88 door te verkopen. Helaas konden we er tot nu toe maar 44 (met verlies) aan Estland slijten, zonder reserveonderdelen want die hebben we zelf nodig. Van de in mijn studietijd bestelde 20 NH-90 marinehelikopters doen er meestal maar 1 of 2 dienst, maar in 2020 hopen we iets meer dan de helft. Oefenen en vechten zullen we alleen overdag doen, want nachtzichtapparatuur hebben we amper. God zij met ons sterke land.’