Research

Security and Defence

Op-ed

Toestand krijgsmacht is onhoudbaar

20 May 2016 - 11:49
Source: 7th Army Joint Multinational Training Command/flickr

Inzake de krijgsmacht moet de politiek fundamentele keuzes maken, neergelegd in een meerjarig defensie-akkoord.

Woensdag 25 mei houdt de Defensiecommissie van de Tweede Kamer een hoorzitting over meerjarige defensieplannen op basis van de motie-Eijsink, die in november 2015 met grote meerderheid is aangenomen. Deze motie bepaalt dat de Kamer zich gaat oriënteren of meerjarige defensieplannen in de Nederlandse context voordelen kunnen hebben.

In andere landen zoals Denemarken en Zweden bestaan meerjarige defensie akkoorden al. Daarin leggen regering en parlement gezamenlijk de hoogte van de defensiebestedingen en de daaraan gekoppelde plannen voor een aantal jaren vast. Dit voorkomt fluctuaties in het defensiebudget, zoals vergaande bezuinigingen na verkiezingen of om andere redenen.

Met een meerjarig akkoord ontstaat financiële stabiliteit voor consistente uitvoering van de plannen voor de aanpassing en vernieuwing van de krijgsmacht. Een vergelijkbaar systeem bestaat in Nederland voor wegen, spoor- en waterverbindingen. In het  Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport – met een horizon tot het jaar 2028 – mag de minister de financiering van een groot aantal projecten in de toekomst vastleggen.

Het initiatief van de Kamer voor een vergelijkbaar programma voor defensie is toe te juichen. Maar met de discussie over ‘hoe gaan we dat doen?’ is een ander debat niet te vermijden, namelijk over de inhoud. Hoe moet de toekomstige krijgsmacht eruit zien, gekoppeld aan een financieel kader dat voor langere tijd is vastgelegd?

De huidige situatie is dramatisch. De vergaande bezuinigingen op defensie in de periode 2010-2014 hebben zowel de exploitatie (oefeningen, onderhoud, e.d.) als de investeringen in nieuw materieel verstoord. Bij zijn afscheid als Commandant van de Landstrijdkrachten constateerde Lt.-Gen. Mart de Kruif dat het leger een voetbalclub is zonder stadion, zonder trainer en zonder reservespelers (AD, 26-3-2016). “Zo doorgaan als nu kan niet”, voegde hij eraan toe.

De Algemene Rekenkamer wijst in haar beoordeling over de resultaten bij defensie in 2015 op het hardnekkige voortbestaan van de onbalans tussen ambities en beschikbare middelen. In 2015 was 59% van de eenheden operationeel inzetbaar. Daarbij is van belang dat het een krijgsmacht betreft waarvan het ambitieniveau, de omvang en de slagkracht vergaand zijn teruggebracht, terwijl Europa de afgelopen jaren is geconfronteerd met een nationalistisch en agressief Rusland plus een migratiegolf vanuit het instabiele Midden-Oosten en het conflictrijke Afrika. Alle analyses duiden op voortzetting van de dreigingen uit het Oosten en het Zuiden.

De mismatch tussen ambities en middelen vereist een heroverweging van de toekomst van de Nederlandse krijgsmacht – niet meer tijdens deze kabinetsperiode maar na de verkiezingen van maart 2017. Er doen zich ruwweg drie modellen voor:

1. Afscheid van de krijgsmacht met zee-, land- en luchtstrijdkrachten die ‘alles moeten kunnen’. Dit scenario is onvermijdelijk wanneer het budget op het huidige niveau blijft of slechts licht stijgt. Nederland zal dan militaire capaciteiten moeten afstoten, waarbij de marine het eerste slachtoffer dreigt te worden omdat het investeringsbudget in loop van de jaren twintig – na de komst van de F35 jachtvliegtuigen – grotendeels toevalt aan de aanschaf van nieuwe onderzeeboten, fregatten en mijnenjagers.

2. Een krijgsmacht waarbij sommige krijgsmachtdelen niet alles meer zullen kunnen. Die keuze zal nodig zijn wanneer het budget slechts met een paar honderd miljoen stijgt, want daarmee is wel de exploitatie van de huidige krijgsmacht verzekerd maar is er nog altijd te weinig geld voor alle vereiste investeringen. Ook in dit scenario hangt het zwaard van Damocles boven de marine, tenzij gekozen wordt voor afstoting van delen van de land- of luchtmacht.

3. Handhaving en opwaardering van een krijgsmacht als ‘alleskunner’ ter zee, te land en in de lucht. Dit model is slechts verwezenlijkbaar wanneer het defensiebudget stijgt met 1 tot 1,5 miljard per jaar (het defensiebudget 2016 is ong. 8 miljard). Alle capaciteiten zijn te handhaven, maar wel op het bestaande vrij lage ambitieniveau. Wil Nederland ‘meer doen’, dan zijn ook in dit model keuzes nodig. Die zouden vooral bepaald moeten worden door de Europese tekortkomingen, waarbij opgemerkt dat de NAVO vooral aandringt op sterkere landstrijdkrachten vanwege de dreiging aan de Oostflank.

Hoe men het ook wendt of keert, de huidige krijgsmacht is niet te handhaven. Politieke partijen en de formateur van het nieuwe kabinet moeten zich voorbereiden op fundamentele keuzes, die hopelijk in een meerjarig defensie akkoord worden vastgelegd.