Research

Op-ed

Oekraïne: van bezitters naar bezetters

04 Apr 2014 - 10:44
Bron: Flickr / Ian Glover

De laatste week van februari leek ondanks alles nog een mooie in Oekraïne. Ex-president Janoekovitsj was onvindbaar en Rusland leek zich niet om hem te bekommeren. Hier en daar werd dat uitgelegd als een teken dat Moskou zich wellicht bij de feiten zou neerleggen en werd gesproken van een smadelijke nederlaag van Wladimir Poetin. Die had zijn hoofd niet bij Sotchi en Kiev tegelijk kunnen houden.

Het was een week waarin kon worden teruggekeken op de vlucht van het ancièn regime, de ontbinding van de Berkoet politie, de vrijlating van Julia Timoshenko en op het uitroepen van vrije verkiezingen op 25 mei.

Tegen het weekend van 27-28 februari doken toch zwijgende identiteitsloze soldaten op bij het vliegveld van Simferopol op. Maar het vliegverkeer ging door. Even later verschenen de mystery men ook bij kazernes van Oekraïense militairen. Ze deden nog steeds niets, behalve er zijn, maar een gewapende interventie kon je het niet noemen.

Op zaterdag 1 maart dook Janoekovitsj weer op, maar hij was een keizer zonder kleren, die zich beklaagde over het feit dat Poetin ‘tegen zijn gewoonte in’ nog geen actie had ondernomen. Maar nauwelijks was hij uitgesproken of de Russische Federatieraad machtigde Rusland om met alle middelen op te komen voor de belangen van Rusland en de veiligheid van Russen ‘in heel Oekraïne’. Dat doen we pas in laatste instantie, zeiden belangrijke Russen, maar we zijn er wel klaar voor.

 Rusland deed niet meer dan wachten op wat er gevraagd werd en nodig zou zijn

Heel erg klaar, bleek al snel, want steeds meer mannen in groene pakken omsingelden Oekraïense garnizoenen en overheidsgebouwen, en blokkeerden de landengte die het schiereiland met de rest van Oekraïne verbindt. Daar hoefde geen schot bij gelost te worden, het perspectief van uithongering was voldoende en ‘spontane’ volksbrigades zorgden voor de benodigde dreiging en intimidatie.

Op 4 maart ontkende Poetin dat er Russen in Oekraïne actief waren, we moesten begrijpen dat het toch om zelfverdedigingsgroepen ging die zich spontaan tot beveiligers van het Russische eigene hadden opgeworpen. Droegen zij Russische uniformen? Die waren toch overal te koop. Rusland deed niet meer dan wachten op wat er gevraagd werd en nodig zou zijn.

Die vragen kwamen onheilspellend snel. Wie, zoals ondergetekende, op donderdag 6 maart een Clingendael-bijeenkomst over Oekraïne inleidde, wist niet wat hij anderhalf uur later in het slotwoord tot het publiek moest zeggen. In dat bijzondere geval waren er tijdens de discussie twee zware feiten aan de historie toegevoegd: ongewapende OVSE-waarnemers waren niet tot de Krim toegelaten en het parlement van de Krim had het referendum over een aansluiting van de Krim bij Rusland – op zich al ongrondwettig omdat de gehele Oekraïne zich in zo’n referendum zou moeten uitspreken – twee weken vervroegd naar 16 maart en Rusland alvast dringend laten weten of het zich op een ‘ja’ wilde voorbereiden.

Met dat laatste werd ook maar meteen tot de Oekraïense militairen gezegd dat ze ineens per decreet niet-Russisch, dus illegaal waren, en dus als bezettingsmacht beschouwd werden. Of ze zich maar wilden overgeven. In anderhalf uur van bezitters naar bezetters, van ge- naar belegerd. De Europese geschiedenis ging die middag sneller dan ze kon worden vernomen, uitgelegd, en bediscussieerd.