Research

Europe in the World

Articles

Verraderlijk kalm aan de oppervlakte

14 Apr 2022 - 12:52
​​​​​​Berichten over de Franse presidentscampagne 2022

Ça alors! 


Mark Elchardus is Senior Associate Fellow bij Instituut Clingendael. Hij schrijft een reeks blogs in aanloop naar de Franse verkiezingen.

Deel 7: Verraderlijk kalm aan de oppervlakte

De resultaten van de eerste ronde zijn binnen. Zoals verwacht gaan Emmanuel Macron (27,6%) en Marine Le Pen (23,4%) door naar de tweede ronde. Vergeleken met vijf jaar geleden, toen beiden ook finalist waren, verbeteren zij licht hun score. Jean-Luc Mélenchon eindigt als een opmerkelijk sterke derde. Zijn succes kondigde zich al aan tijdens de laatste dagen van de campagne. Vergeleken met vijf jaar geleden verbetert ook hij licht zijn score, in nagenoeg dezelfde proportie als Macron en Le Pen. Hij stijgt van 20% in 2017 naar 22% vandaag. Als men het zo bekijkt, lijkt de Franse politiek “un long fleuve tranquille”. De Fransen gebruiken die uitdrukking – een lange, kalme stroom – om aan verveling grenzende onbewogenheid uit te drukken. Dat beeld wordt ook in de hand gewerkt door de peilingen.

Als we kijken naar de polls die zijn afgenomen tussen 10 en 30 november 2021, zes maanden geleden dus, werd Macron gemiddeld (het gaat om een veertiental peilingen) op 27% geplaatst en Le Pen op 20%. Volgens die peilingen zouden beiden promoveren naar de tweede ronde. Frankrijk en de twaalf kandidaten hadden zich de moeite en kosten van de campagne kunnen besparen. De uitslag werd zes maanden geleden al correct voorspeld en, zeker wat Macron betreft, opvallend precies.

Onder dat ogenschijnlijk kalme oppervlak voltrekt zich echter een politieke revolutie. Dat gebeurde niet plots tijdens deze campagne. Waarnemers van het Franse politieke leven ontwaren een aantal ontwikkelingen al langer, maar alles krijgt nu zijn beslag, wordt glashelder.

De neergang van LR en PS

Dat geldt voor het einde van de grote partijen van de Vijfde Republiek, Les Républicains (LR) en de Parti Socialiste (PS). Van hen rest nu nog enkel het omhulsel, de kaders, de afgevaardigden, de wetenschappelijke bureaus … maar geledigd van hun substantie, de kiezers. De kandidaten van die twee eens zo grote en belangrijke partijen behaalden in de eerste ronde in 2012 samen nog 56% van de stemmen. De kandidaten waren toen François Hollande en Nicolas Sarkozy. In 2017 behaalden de kandidaten van de PS en LR samen nog 26% van de stemmen. Deze keer klokken Ann Hidalgo voor de PS (1,7%) en Valérie Pécresse voor LR (4,8%) samen af op minder dan 7%. Daarmee valt het gordijn over een groot deel van de naoorlogse Franse politieke geschiedenis.

De neergang van de PS zette zich vroeger in dan die van LR, maar de uitslag van de kandidaat van LR, Valérie Pécresse, is nu wel echt dramatisch. De kandidaat van LR bij de verkiezing van 2017, François Fillon, behaalde nog 20% van de stemmen in de eerste ronde. Dat haar resultaat onder de 5% blijft, is bijzonder pijnlijk omdat de campagne-uitgaven pas door de overheid worden terugbetaald als de kandidaat vijf of meer procent van de stemmen behaalt in de eerste ronde. Pécresse liet al weten dat zij persoonlijk 5 miljoen in haar campagne heeft geïnvesteerd en haar partij daarenboven twee miljoen in het rood staat. Zij bedelt om giften.

Het verlies van Pécresse was voorspelbaar. Haar partij werd na de PS het mikpunt van Macron’s poging om het Franse politieke landschap te hertekenen. De campagnestrategie van Macron in 2017 steunde op het uitgangspunt dat de tijd van de SP en LR voorbij was, dat macht kon worden veroverd los van partijen, dat de Vijfde Republiek een heel sterke uitvoerende macht mogelijk maakt, die zich via zogeheten burgerpanels rechtstreeks tot de burgers kan richten, zonder tussenschakels als partijen en middenvelden. Hij ondermijnde LR door tal van zijn ministers en toppersoneel uit die partij te rekruteren. Op het Elysée was een cel belast met het overhalen van LR-personeel. De gebruikte uitdrukking was dat iemand “rijp was om geplukt te worden”, te worden overgehaald om zich bij de macronie aan te sluiten.

LR is in menig opzicht ook een diep verdeelde partij. Sociaaleconomisch rechts, maar gespleten over migratie en integratie. In de voorverkiezing kwam Pécresse tegenover Eric Cioti te staan, die openlijk zijn sympathie uitsprak voor de campagne van Zemmour en een soort Guantánamo bepleitte voor geradicaliseerde moslims die gesignaleerd stonden bij de veiligheidsdiensten. Pécresse won van hem met 60 tegen 40% van de stemmen. Cioti heeft haar campagne trouw gediend, tot het bittere einde toe.

De omvang van het verlies van Pécresse – een paar dagen voor de eerste ronde stond ze nog op 8% in de peilingen - is het gevolg van de vaandelvlucht van het niet- of minder nationalistische deel van haar electoraat. Toen het duidelijk werd dat zij de tweede ronde niet kon halen, hebben die mensen voor Macron gekozen, hopend hem in een zo gunstig mogelijke positie te plaatsen tegen het volkse nationalisme van Le Pen en de extreemlinkse, antikapitalistische Mélenchon.

De spagaat van de partij tussen nationalisten en kosmopolieten kwam ook meteen na het bekendmaken van de uitslag weer bovendrijven. Nadat Pécresse haar kiezers had opgeroepen om in de tweede ronde voor Macron te stemmen, liet Cioti meteen weten dat hij dat in geen geval zou doen.

Er blijken nu drie ideologische stromingen te zijn in Franrijk. Er is een liberale, technocratische stroming, ‘tegelijk rechts en links’, gecentreerd rond de macronie. Zij vertegenwoordigt ongeveer een derde van het electoraat. Er is de nationalistische stroming, met Le Pen en Zemmour, maar ook iemand als Eric Cioti, alsook de ‘kleinere kandidaat’, Nicolas Dupont-Aignan die met zijn Debout la France (Veer op Frankrijk) iets meer dan 2% van de stemmen kreeg. Deze stroming vertegenwoordigt ruim een derde van het electoraat. Tenslotte is er een linkse stroming waarin Mélenchon nu een centrale positie bekleedt en die een klein derde van de Fransen bekoort.

Een ander links

De tweede opmerkelijke ontwikkeling is dat Mélenchon en zijn partij La France insoumise (het niet onderworpen Frankrijk) nu een dominante plaats bekleden binnen links Frankrijk. Van een marginale figuur in de linkse marge van de socialistische partij is Mélenchon uitgegroeid tot de metronoom van links. In termen van de uitslag van de eerste ronde overschaduwt zijn 22%, de rest van de linkse partijen die allemaal afzonderlijk wilden optrekken. De groenen, de communisten, de socialisten en de trotskisten kregen allemaal samen 10% van de Fransen achter zich. Die formaties zijn niet meteen bereid op te gaan in een links eenheidsfront gebouwd rond Mélenchon. Zij verteren het moeilijk dat een deel van hun respectieve electoraten hen in extremis in de steek liet en voor Mélenchon koos omdat zij nuttig wilden stemmen, hopend eindelijk weer eens een linkse kandidaat in de tweede ronde te zien. Dat valt des te moeilijker te pruimen omdat de groenen en de communisten strandden op respectievelijk 4,6 en 2,3%, terwijl zij een week geleden nog konden hopen boven de 5% te landen en de campagne-uitgaven te kunnen verhalen op de overheid.

Het succes van Mélenchon kondigt dus hoogstwaarschijnlijk geen in-elkaars-armen-vallen ter linkerzijde aan. Temeer daar er ook van de kant van Mélenchon rancune is. Had de kandidaat van de communisten niet per se zijn kandidatuur willen handhaven, dan zat Mélenchon en niet Le Pen nu in de tweede ronde. De gesprekken over eenheid ter linkerzijde zullen dus moeilijk verlopen, maar wel helemaal anders dan voorheen. Niet de sociaaldemocratie van prominente PS-ers, maar het anti-kapitalisme van Mélenchon zal de toon zetten. Zonder tot een inhoudelijke grondslag voor eenheid te komen, kan men alvast proberen afspraken te maken voor de parlementsverkiezingen van juni – in Frankrijk de wetgevende verkiezingen genoemd. Ook die verlopen in twee ronden. Wil links de eerste ronde overleven en dus überhaupt een kans maken op de overwinning in het kiesdistrict, is het best vooraf af te speken wie in een bepaald kiesdistrict de linkse kandidaat is. Dat om te vermijden dat verschillende linkse partijen en partijtjes elkaar voor de voeten lopen en de linkse stem versnipperen.

Met 22% van de stemmen heeft Mélenchon het onverwacht goed gedaan. De peilingen van november 2021 voorspelden dat hij 9% van de stemmen zou krijgen. Van alle kandidaten heeft hij over de laatste zes maanden de grootste vooruitgang geboekt. Hij deed dat met een sterke campagne tijdens welke hij vele linkse kiezers, verspreid over een archipel van partijen en partijtjes wist te overtuigen. Het is zeer de vraag of links voldoende afspraken kan maken om dat succes in de wetgevende verkiezingen te herhalen. Slaagt het daar niet in, dan ziet het er niet goed uit voor de linkse aanwezigheid in de volgende Assemblée.

Het electoraat van Mélenchon lijkt te bestaan uit drie, deels overlappende groepen. Er is een deel dat meer gelijkheid wil, dat vroeg met pensioen wil, dat geen prestaties wil leveren in ruil voor een uitkering, dat uitgebreide sociale voorzieningen wenst, hoger minimumloon en hogere pensioenen. Er is een deel dat gelooft dat het mogelijk is het kapitalisme te verlaten. Het gaat om mensen die niet meer geloven in economische wetmatigheden en markteconomie, die minder subsidies willen voor bedrijven en niet zwaar tillen aan overheidsschuld. De derde groep kan omschreven worden als woke. Zij zijn tegen beperkingen op migratie, indien niet ronduit voorstander van open grenzen. Zij zijn van oordeel dat vragen om te assimileren of te integreren onderdrukkend is en zien de door Mélenchon bepleitte creolisering als de oplossing voor culturele spanningen. De twee laatste groepen zijn oververtegenwoordigd onder de actieve militanten, zij vormen de kern van Mélenchon’s partij La France Insoumise. De eerste groep is waarschijnlijk de grootste in het electoraat van Mélenchon en bestaat grotendeels uit de mensen van andere linkse partijen die hij in de loop van de campagne wist over te halen om op hem te stemmen. Le Pen richt zich ook sterk op de verwachtingen van die laatste groep. In die zin kan men de hoge scores van Le Pen en Mélenchon, samen 45% van de stemmen, beschouwen als een overwinning van sociaaleconomisch links. De meeste observatoren zien in de uitslag veeleer een zwenking naar de extremen. Zij beschouwen Le Pen, Mélenchon, Zemmour, de communisten en de trotskisten, die samen zowat 56% van de stemmen vertegenwoordigen, als extremen. De verhouding tussen taal en werkelijkheid is altijd complex. Kan men een meerderheid omschrijven als een uiterste? Taal is ook inzet van politieke strijd. De vraag of bijvoorbeeld Le Pen nog kan worden beschouwd als extremistisch wordt een van de inzetten van de tweede ronde.

De nationalisten verdeeld

De derde verandering, die zich pas in deze verkiezingen in alle duidelijkheid manifesteerde, is de splitsing van het nationalistische kamp. Zij heeft de concrete vorm aangenomen van de kandidatuur van Eric Zemmour. In november 2021, nog voor hij zijn kandidatuur officieel had aangekondigd, voorspelden de peilingen dat hij 15% van de stemmen zou halen. Hij heeft in grote mate de campagnemaanden van november tot februari beheerst. Zijn thema’s werden het drukst besproken. Het leek er zelfs op dat de campagne volkomen in het teken van de omvolking en de bedreigde Franse identiteit zou staan. Na de Russische invasie van Oekraïne begon hij stemmen te verliezen aan Le Pen. In de laatste dagen voor de stembusgang van de eerste ronde, toen het duidelijk werd dat Le Pen wel een goede kans had om de tweede ronde te halen en Zemmour geenszins, heeft een deel van zijn aanhang besloten ‘nuttig’ te stemmen, met het gevolg dat Zemmour is teruggevallen op 7% van de stemmen.

De verschillen tussen het RN van Le Pen en Reconquête van Zemmour zijn geen kwestie van personen of ego’s. De twee zijn gescheiden door ideologische breuklijnen, waarvan de belangrijkste de sociaaleconomische links-rechtsverdeling is. Het RN van Le Pen is minder cultureel conservatief, in mindere mate een anti-islam partij maar vooral een veel meer sociaal gerichte partij dan Reconquête. Daarom lonkte Zemmour tijdens de campagne vooral naar de nationalistische vleugel van het sociaaleconomisch rechtse LR. Hij herhaalt dat hij een ‘eenheid van rechts’ wil, Le Pen herhaalt daarentegen dat zij een union populaire nastreeft, een eenheid van het volk.

Die verschillen kwamen meteen na het bekendmaken van de uitslag bovendrijven. In de toespraak waarin hij zijn verlies toegaf, riep Zemmour onomwonden op om in de tweede ronde voor Le Pen te stemmen. “Ondanks onze verschillen waarop ik tijdens de campagne heb gewezen, wil ik me niet van vijand vergissen” zei hij. Opmerkelijk was dat hij daaraan toevoegde “mensen uit mijn campagne hebben me gezegd dat ik voorwaarden moest stellen, vooraleer ik dit zinnetje uitsprak. Ik heb dat niet gedaan. Ik ben geen koopman. Ik ben zelfs geen politicus”. Het werd daarna meteen duidelijk wat Zemmour bedoelde. Marion Maréchal – in zekere zin de ideoloog van het cultureel conservatieve en neoliberale nationalisme binnen de Zemmourbeweging – meldde zich in verschillende studio’s om te zeggen dat samenwerken met het RN toch niet zal gaan zonder voorwaarden te stellen. Zij verwees daarbij naar een uitspraak van haar tante Marine Le Pen waarin deze had gezegd dat zelfs iemand als Arnaud Montebourg een plaats had in haar regering van nationale eenheid. Montebourg komt uit de linkervleugel van de PS en was minister van economie onder Hollande. Hij werd door president Hollande en premier Valls de laan uitgestuurd wegens te links, en opgevolgd door Emmanuel Macron. Montebourg is ook soevereinist en daarom aanvaardbaar voor Le Pen. Voor Marion Maréchal staan mensen als Montebourg echter aan gene zijde van een rode lijn.

Ook deze inhoudelijke verdeeldheid roept vragen op, niet enkel voor het verloop van de tweede ronde, maar ook en vooral voor de samenwerking nadien, met het oog op de wetgevende verkiezingen. Deze waren vanaf het begin het echte doel van Zemmour, maar hij had, uiteraard, gehoopt op een uitslag die hem in een sterke positie zou plaatsen, niet in die van het kleine broertje. Het is overigens verre van zeker dat Le Pen in haar nopjes is met de expliciete steun van Zemmour. Dat kan haar imago radicaliseren en dat is nu net wat zij wil vermijden. Het is evident dat Le Pen en Zemmour afspraken moeten maken over een verdeling van de kiesdistricten voor de wetgevende verkiezingen. In het kamp Zemmour valt hier en daar te horen dat een 50/50 verdeling van de districten billijk zou zijn; in het kamp Le Pen wordt daarop gereageerd met een Franse versie van “zijn ze daar mesjogge”.

Met het oog op de parlementsverkiezingen

Ook in het Macron kamp gaat de aandacht nu niet meer alleen naar de tweede ronde, maar wordt de blik al gericht op de wetgevende verkiezingen van juni. De volksvertegenwoordiging die daaruit komt, bepaalt immers of de president kan besturen met een meerderheid die hem gunstig gezind is, dan wel met een meerderheid die hem zoveel mogelijk belet een eigen beleid te voeren. De Fransen omschrijven dat laatste als cohabitation, ongehuwd samenwonen. Het is iets dat mogelijk is onder de grondwet van de Vijfde Republiek, net zoals onder de Amerikaanse grondwet. Die mogelijkheid boezemde vroeger nog meer angst in dan vandaag. De eerste keer dat het schrikbeeld van cohabitation opdook, was op het einde van 1972. De opvolger van De Gaulle, George Pompidou, was toen president en hem werd een fikse nederlaag van zijn partij (UDR, een voorloper van de huidige LR) voorspeld en winst voor de socialisten. Die mogelijkheid veroorzaakte beroering, niet enkel in het Elysée, maar ook in het Witte Huis. Amerika vertrouwde Pompidou, maar zag niet graag een socialistische regering in Frankrijk. Henry Kissinger schreef een memo voor zijn president, Richard Nixon, waarin hij drie scenario’s voorstelde: of Pompidou benoemt de socialist François Mitterand tot premier (om hem beter onder controle te houden), of er worden nieuwe verkiezingen uitgeschreven, of de noodtoestand wordt uitgeroepen en er wordt geregeerd met volmachten. Geen van die opties leek de immer realistische Kissinger aantrekkelijk. Zij bleken ook niet nodig, omdat links die verkiezingen uiteindelijk toch niet gewonnen heeft. Later kwamen er wel drie periodes van cohabitatie, van 1986 tot 1988 met Mitterand (PS) als president en Jacques Chirac (RPR, voorloper LR) als premier, 1993-1995 met Mitterand als president en Edouard Balladur (RPR) als premier en 1997-2002 met Jacques Chirac als president en Lionel Jospin (PS) als premier. Men ziet hier ook mooi de machtswissel en machtsdeling tussen de PS en de LR (en zijn voorlopers). Dat tijdperk is nu afgesloten. Inmiddels worden de wetgevende verkiezingen vlak na de presidentsverkiezingen gehouden om de kans te vergroten dat de president een hem gunstig gezinde meerderheid krijgt in de Assemblée.

De nieuwe president, wie hij of zij ook wordt, vermijdt liever een cohabitation. Macron heeft uiteraard zijn partij, La République en Marche (LRM), maar in feite steunt zijn campagne en straks de hem gunstig gezinde afgevaardigden in de Assemblée, op niet minder dan acht formaties, waaronder die van zijn voormalige premier Edouard Philippe en van de centrist François Bayrou. Ook daar wordt het nog ingewikkeld en delicaat onderhandelen over de verdeling van de 577 kiesdistricten. Dat is werk voor de teams. De kandidaten zelf zullen zich nu toespitsen op de tweede ronde en de beslissende stembusgang van 24 april. Tussendoor zullen zij wel wat bellen en ministeries en andere posten beloven in ruil voor cruciale steun. Het zou me bijvoorbeeld niet verwonderen mocht Marine Le Pen gaan praten met Eric Cioti en hem het ministerie van binnenlandse zaken beloven in het geval zij Frankrijk gaat leiden.

Alles is nog mogelijk

Tijdens de komende tien dagen kan er veel gebeuren. Het is niet uitgesloten dat schandalen opduiken. In de week voorafgaand aan de eerste ronde was er druk sprake van McKinsey-gate. Uit een onderzoek van een senaatscommissie is gebleken dat Macron en zijn regeringen jaar na jaar meer uitgeven aan consultancybedrijven, in 2021 bijna 1 miljard Euro. Die bedrijven doen het werk dat in feite gedaan moet worden door de Franse ambtenarij, een fors uitgebouwd apparaat met aan de top uitstekend opgeleide mensen. De producten die consultancybedrijven afleveren – in een aantal gevallen gaat het om power point presentaties – zijn niet altijd nuttig. Een belangrijke begunstigde van de aanbestedingen blijkt McKinsey te zijn. Een bedrijf waarvan de senaatscommissie ook vaststelde dat het al vijf jaar geen belastingen betaalt in Frankrijk, en waarvan verschillende media aan het licht brachten dat het gratis werkte voor de campagne van Macron in 2017. Inmiddels is een gerechtelijke enquête geopend. De elementen voor een schandaal zijn dus aanwezig en het is niet uitgesloten dat dit in de komende dagen een rol zal spelen.

Het grote debat tussen de twee finalisten vindt plaats op 20 april om 21u. Vijf jaar geleden had dat debat een betekenisvolle invloed op de uitslag, ten nadele van Le Pen.

Voorlopig kunnen we enkel naar de uitgangsposities kijken zoals die zich aftekenen in de eerste dagen na 10 april. De polls beloven een veel scherpere strijd dan vijf jaar geleden. De voor Macron meest gunstige peilingen plaatsen hem op 54, de minst gunstige op 51%. Daarnaast zijn er de te verwachten transfers van stemmen. Van de kiezers van Mélenchon wijst onderzoek uit dat 45% zou thuisblijven, 30% voor Macron zou kiezen en 25% voor Le Pen. Van de kiezers van Zemmour zou acht à negen op de tien voor Le Pen kiezen, de rest grotendeels thuisblijven. De kiezers van Pécresse zouden zich in drie gelijke delen splitsen, een derde zou thuisblijven, een derde zou voor Macron kiezen en een derde voor Le Pen. Op basis van dergelijke aanwijzingen zouden Macron en Le Pen ongeveer evenveel stemmen krijgen in de tweede ronde. Het wordt dus een spannende strijd waarin de komende 10 dagen beslissend zullen zijn.

Het is niet uitgesloten dat alles uiteindelijk zal worden beslecht door het aantal mensen dat niet gaat stemmen. Blijven de linkse kiezers massaal thuis, dan is dat in het nadeel van Macron, blijven de kiezers die doorgaans thuisblijven ook deze keer thuis, dan is dat in het nadeel van Le Pen. Een ontnuchterend gegeven is dat toch. In deze verkiezing stelt zich een duidelijke en belangrijke keuze. Twee verschillende maatschappijopvattingen staan hier tegenover elkaar, twee verschillende benaderingen van politiek en democratie en van Europa, twee verschillende geopolitieke visies. Zo’n fundamentele keuze zou worden beslecht door mensen die op 24 april wat beters te doen hebben dan te gaan stemmen? Hopelijk is dat niet waar.